spacer.png, 0 kB
Volg Cursor via Twitter Volg Cursor via Facebook Cursor RSS feed
spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB
Cursor in PDF formaatCursor als PDF
PrintE-mail Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook
TU/e-ondernemers in de dop verenigen zich
11 december 2008 - Steeds meer promovendi en studenten van de TU/e zoeken het ondernemerschap op. Ze willen graag hun idee of product op de markt verkopen. De belangstelling is groot. Als het een beetje meezit, telt de campus binnenkort zelfs een heuse ondernemersvereniging.
Van links naar rechts: Joep van Putten, Ralf Coolen en Jan Belon.

Uitvinden kunnen ze wel aan de TU/e. Het bedenken van technische oplossingen is immers een wetenschappelijke uitdaging. Maar om vervolgens een briljante vondst commercieel uit te buiten, is voor velen een brug te ver. Onderzoekers zijn nu eenmaal geen geboren ondernemers.

Maar het tij keert. De bevlogen wetenschapper is tegenwoordig niet alleen een idealist. Een onderzoeker met verheven doelstellingen. Nee, het aanstormende talent heeft meer oog voor de bijverdiensten. En waarom niet? Loonwerk voor een bestaande onderneming biedt weliswaar zekerheid, maar ontneemt dikwijls de kans om te werken naar eigen inzicht. Eigen baas over onderzoek en ontwikkeling, dat trekt. Vooral als daar aantrekkelijke winsten uit voortvloeien.

Joep van Putten (20), Jan Belon (21) en Ralf Coolen (22) vormen de jonge voorhoede van de ondernemersclub die aan de TU/e gestalte moet krijgen. Het drietal doet momenteel onderzoek naar de belangstelling en behoefte onder studenten, alumni en starters om zich te verenigen. De uitkomsten zullen bepalen of de vereniging er komt en hoe de organisatie van de club eruit komt te zien. Ze verwachten in januari van het nieuwe jaar de inventarisatie af te ronden. Maar, benadrukt het oprichtingsbestuur in koor, alles rond de ‘Eindhoven University Business Club’ is nog zeer prematuur. Een ding staat wel vast; de businessclub moet professionele allure krijgen.

De drie kartrekkers voeren het voorwerk uit in samenspraak met vijftien tot twintig geestverwanten die aan de TU/e een cursus ondernemen volgden of al een eigen bedrijf op de campus hebben. In samenwerking met het Innovation Lab kwam de groep in oktober bij elkaar. Al snel borrelde het idee op om een genootschap op te richten. “We hebben mensen die al voor zichzelf zijn begonnen en er zitten alumni en studenten bij die nog met de gedachte spelen. Daarom peilen we eerst de behoeftes, want die kunnen sterk verschillen. Het valt wel op dat iedereen tegen dezelfde problemen aanloopt”, zegt Coolen. Hij is vierdejaars masterstudent Technische Bedrijfskunde en toegevoegd docent bij Industrial Design, en deelt met Belon (vierdejaars Industrial Design) en Van Putten (vierdejaars Werktuigbouwkunde en een eigen onderneming) de belangstelling voor het ondernemerschap. Coolen: “Negentig procent van de technische studenten belandt in het bedrijfsleven. Ze gaan enthousiast aan de slag, maar weten dikwijls niet wat in het bedrijfsplan staat. Ook al word je geen ondernemer, dan is het toch goed om te weten welke zaken binnen een onderneming spelen.”

Belon: “De ondernemersvereniging zou binnen de TU/e als platform kunnen dienen voor ondernemers en starters. Een soort ontmoetingspunt waar ze elkaar treffen en een netwerk kunnen opbouwen. Een plek om ervaringen uit te wisselen en te ontdekken waar anderen mee bezig zijn. Je kunt veel van elkaar leren.”

Korte lijntjes
Volgens Van Putten moet de ondernemersvereniging vooral een zaak van studenten worden. “Dan ligt de drempel lager om aansluiting te zoeken en het zorgt voor meer diversiteit. Wij hebben een model voor ogen dat van onderen naar boven werkt, met korte lijntjes tussen de studenten. Zodat we snel en effectief kunnen handelen. En elkaar oplossingen kunnen aanreiken als er praktische problemen zijn. Als het onder de vlag van de universiteit gebeurt, wordt het meteen zo officieel en van bovenaf opgelegd.”

Coolen: “De TU/e probeert startende ondernemers zo goed mogelijk te helpen. Maar het is niet eenvoudig om overzicht te houden op alle bedrijvigheid binnen de universiteit. Je kunt onmogelijk ieder webwinkeltje in kaart brengen. Studenten werken dikwijls in hun eentje voor zichzelf. Zelf zou ik ook niet zomaar naar het Innovation Lab stappen. Ik zal eerder antwoorden zoeken bij andere studenten of studieverenigingen. Dat werkt veel directer en concreter. Sommige problemen waar je tegenaan loopt, zijn heel klein of beperkt. Niet meteen zaken waarvoor je speciaal een vak gaat volgen.”

Cursussen van TU/e
Hoewel de ondernemersclub duidelijk een zaak voor en door studenten moet worden, onderzoekt het drietal niettemin welke hulp de TU/e biedt. Volgens Jan-Hein van Twist van het Innovation Lab is dat behoorlijk wat. Twee keer per jaar kunnen onderzoekers een workshop volgen over de Valorisation Grant van de Stichting Techniek en Wetenschap. De cursisten leren hoe ze in aanmerking kunnen komen voor deze subsidie. “De doelgroep is bezig met baanbrekende technologieën, maar staat er zelden bij stil hoe ze dat onderzoek in een aanvraagformulier moeten verwoorden om geld te krijgen”, aldus Van Twist.

Een andere workshop met de titel ‘Building a businesscase’ richt zich op ondernemen. Het gaat om een dagprogramma dat uitleg geeft over de faciliteiten die de TU/e biedt. De deelnemers worden ook bijgepraat over zaken als facturen, netwerken, financiële ondersteuning en het betrekken van de marktgedachte. “Iedere deelnemer houdt een korte presentatie over zijn of haar businessplan. Daardoor leren ze marktgericht denken over hun onderzoek.”

Los van deze workshops is er het Certificaat Technology Entrepreneurship (CTE), aangeboden door het Innovation Lab, de faculteit Industrial Engineering & Innovation Sciences (IE & IS)en het Onderwijs en Studenten Service Centrum (STU). Het halfjaarlijkse programma komt bovenop de reguliere studie en kost masterstudenten dus extra inzet. Het CTE bestaat uit drie onderdelen. Zo biedt IE & IS keuzevakken die gerelateerd zijn aan het thema ondernemen. Ook is er een cursus ondernemersvaardigheden waar de studenten alles leren over onderhandelen, verkooptechnieken, octrooien, financiën, interviewtechniek en presentatie. En tot slot is er een Afstudeerproject Technology Entrepreneurship (ATE), gebaseerd op een innovatief idee dat is ontwikkeld aan de TU/e. Dit idee moet meestal nog verder uitgewerkt worden, zowel op technisch gebied als op bedrijfskundig vlak. Van Twist: “We koppelen daarom altijd een vakinhoudelijke student aan een student bedrijfskunde of economie. Ze schrijven een bedrijfsplan en studeren daarnaast af op een onderwerp dat inhoudelijk bijdraagt aan dat bedrijfsplan.”

Sinds enkele jaren ijvert de universiteit om de kloof te dichten tussen onderzoek en commercie. Het Innovation Lab begeleidt ondernemers in de dop vanaf de start tot aan de daadwerkelijke productie. “We inventariseren, begeleiden en helpen bij het aantrekken van kapitaal. Kortom; we brengen structuur aan”, zegt Van Twist. Het missionariswerk begint vruchten af te werpen. Jaarlijks zien via de TU/e ongeveer vijftien nieuwe bedrijven het daglicht. En het CTE-programma heeft intussen vijf ondernemingen van alumni opgeleverd. Het gaat om eenmansbedrijfjes die met overheidssubsidie en facilitaire hulp van de TU/e zijn opgericht. Na verloop van drie tot vijf jaar moeten ze in staat zijn om hun eigen broek op te houden. Dan moet de periode van onderzoek en voorbereiding worden bekroond met een product dat geld in het laatje brengt.

Zover zijn Coolen en Belon nog niet. Maar ze staan in de startblokken. Ze zijn door de cursus ondernemen helemaal warmgelopen om een eigen bedrijf te beginnen. En een businessclub is volgens hen niet meer dan een logische stap. Belon: “Het aantal leden is voor ons niet bepalend. We kijken ook naar de potentie van de club. Liever een kleine club die gestaag groeit, dan een overhaaste zeepbel die uit elkaar spat.”

Coolen: “Net zoals dat gaat met een hobby, droom ik ervan om andere studenten ook zo enthousiast te krijgen en te helpen. Er gaat zeker iets moois ontstaan. Het ondernemerschap aan de TU/e is hot.”/.

 

Ondernemersvereniging/Frits van Otterdijk
Foto’s/Bart van Overbeeke