spacer.png, 0 kB
Volg Cursor via Twitter Volg Cursor via Facebook Cursor RSS feed
spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB
Cursor in PDF formaatCursor als PDF
Special Cursor 50 jaarSpecial Cursor 50 jaar
PrintE-mail Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook

De struikelblokken en uitdagingen voor Brainport

24 september 2009 - De uiterst conjunctuurgevoelige regio Eindhoven verkeert in economisch zwaar weer. Hoe veerkrachtig is Zuidoost-Brabant en hoe komt de streek uit de recessie? TU/e-wetenschappers, studenten, kenniswerkers en mensen uit het bedrijfsleven kwamen dinsdag 22 september tijdens de SuperTU/esday van de subfaculteit Technische Innovatiewetenschappen (TIW) bijeen om hierover te praten.

Een ‘vuurproef voor Brainport’, zo luidt de ondertitel van het symposium ‘De innovatieve kracht van Brainport’. De aanwezigen bogen zich tijdens workshops en lezingen over de geschiedenis, de internationale positie en de vooruitzichten van Brainport, de benaming van deze toptechnologische regio.

Een vuurproef, dat is de recessie voor het regionale netwerk van bedrijfsleven, kennisinstellingen en gemeenten. Want nergens in het land heeft de crisis zo’n sterke weerslag op de economische stabiliteit gehad als in de industriële regio Eindhoven, ontvouwt TU/e-hoogleraar Geschiedenis van de Techniek prof.dr.ir. Harry Lintsen, tevens gastheer tijdens het symposium. “De regio is uitermate kwetsbaar. Hier sloeg de crisis het hardst en snelst om zich heen, maar de regio komt denk ik ook als eerste uit het dal. Zuidoost-Brabant is uiterst conjunctuurgevoelig. Dat blijkt nu en dat bleek ook begin jaren negentig toen DAF failliet ging en Philips bijna. Alleen tijdens de crisis van de jaren dertig werden Eindhoven en omstreken minder hard getroffen. Toen was de regionale industrie breder en hadden ook bedrijfstakken als de textielindustrie en sigarenindustrie een belangrijke rol.”

De regio Eindhoven is de afgelopen negentig jaar een economische factor van betekenis geweest. Zo voert Zuidoost-Brabant als regio al jarenlang de lijst ‘meeste industriële werkgelegenheid’ aan, brengt zij de meeste octrooien voort en levert zij tegenwoordig een grotere bijdrage aan het Bruto Nationaal Product dan randstedelijke regio’s als Groot Amsterdam en Groot Rijnmond. Maar de economische structuur waarmee de regio succes heeft, is door de decennia heen sterk veranderd.

Na de val van diverse bedrijfstakken halverwege de vorige eeuw, bleven DAF en Philips als twee grootmachten over. Zij maakten tot ver in de jaren tachtig de dienst uit in de regio. Philips werd in die periode door expansie en toenemende internationale concurrentie gedwongen bedrijfsonderdelen te laten verzelfstandigen. Dit leidde tot de geboorte van grote bedrijven in de regio, zoals chipmachinemaker ASML, automatiseringsbedrijf Origin en chipfabrikant NXP. Het duurde tot de jaren negentig voordat deze bedrijven emancipeerden en niet meer afhankelijk waren van Philips. DAF en Philips kwamen daarbovenop in de problemen, waardoor de ‘tweepijler-economie’ in de jaren negentig transformeerde naar een ‘netwerkeconomie’. In deze nieuwe structuur verbreedde de regionale economie zich, financieel ondersteund door het gezamenlijke optreden van ondernemers, politici en bestuurders van kennisinstellingen als de TU/e. De gemeenschappelijke aanpak leidde tot een doorstart van DAF en de ontwikkeling van nieuwe groeisectoren zoals ‘automotive’ en design.

De samenwerking tussen bedrijven, overheden en kennisinstellingen op alle niveaus, de zogeheten Triple Helix, blijkt het fundament voor Brainport. Lintsen: “De netwerkeconomie heeft zich daarmee definitief gevestigd in Zuidoost-Brabant. Een uitgangspunt daarbij is dat de regio een unieke combinatie bezit van maakindustrie, toptechnologie en design, die elkaar completeren. Een ander uitgangspunt is dat hieraan een krachtige kennisinfrastructuur ten grondslag ligt. Onderzoeksinstituten als TNO en Philips Research stimuleren innovaties op het snijvlak van technologiegebieden en bedrijfsleven en dat in open netwerken met ondernemingen en de overheid.”

Het Triple Helix-concept bleek hét antwoord op de malaise van begin jaren negentig. Brainport bezorgde de regio weer een vitale kenniseconomie, maar komt in het huidige tijdsgewricht voor nieuwe uitdagingen te staan. Lintsen gelooft in de veerkracht van Brainport, maar wil de regio sterker uit de crisis komen, moet zij de komende jaren economisch wel meer heterogeen worden. “De regionale economie is dan wel verbreed de afgelopen twintig jaar, maar de basis is nog te smal. Alleen de erfenissen van DAF en Philips zijn overgebleven. Er zijn veel nieuwe initiatieven, zoals in de designsector, maar de bedrijven die hieruit voortkomen, zijn te klein. We missen nog de grote nieuwe marktspelers die op eigen kracht zijn ontstaan. Daarmee kan de Triple Helix ook verder worden uitgediept. Ik zie op dit punt wel kansen in bijvoorbeeld de automotive-sector.” De TU/e-hoogleraar onderschrijft naar eigen zeggen de opvatting van collega-hoogleraar Sjoerd Romme, die ook sprak tijdens de SuperTUesday, om meer in te zetten op de succesvolle bedrijven onder de starters. “In Eindhoven richten we, de TU/e incluis, ons misschien teveel op de creatie van spin-offs. Maar een veelvoud aan kleine bedrijven zorgt niet voor forse toenamen van werkgelegenheid en geldstromen.”



Lintsen voorziet nog een aantal andere te nemen hordes voor Brainport, wil het netwerk de recessie met succes trotseren. “De regio is teveel ingesteld op technologie. Daarmee wordt de gebruikerskant geregeld uit het oog verloren. Uiteindelijk bepaalt de consument het succes van producten. Daarnaast moet het voor bedrijven en instellingen makkelijker worden om hun initiatieven op het gebied van duurzaamheid in de praktijk te brengen. Nu werpt regelgeving nog te veel barrières op. Ook de werkgelegenheid is een punt van zorg. In een hoogtechnologische omgeving als de regio Eindhoven neemt de vraag naar laaggeschoolde arbeid fors af.”

Ondanks die struikelblokken ziet Lintsen ook duidelijke kansen. “De regio heeft een goede uitgangspositie als het gaat om internationale arbeidsverdeling. Bovenal blijven we hier bepaalde innovatieve producten en hightech systemen maken, zoals de MRI-scan en de elektronen-microscoop; technologie waarmee Brainport zich kan profileren. Daarnaast telt de regio veel jonge ambitieuze professionals. Die heb je de komende jaren nodig.”

Om dat jonge talent te behouden, is, naast het bestaan van technische opleidingen, een goede kennisinfrastructuur van instellingen en bedrijven onontbeerlijk, meent Lintsen. “Het is voor de TU/e van levensbelang dat er een economische omgeving is waar er vraag bestaat naar hightech kennis. De universiteit zou niet zonder zulke toepassingsgebieden kunnen. Betrokkenheid bij de regionale innovatie- en valorisatieprocessen is noodzakelijk.” Om die reden heeft de TU/e als onderdeel van Brainport internationaal een streepje voor, vindt hij. “De kwaliteit van de samenwerking tussen wetenschappelijk onderzoekers en onderzoekers uit de industrie in Eindhoven is mondiaal onovertroffen.”

De hoogleraar voorziet op andere gebieden juist mogelijke problemen voor de TU/e in de nabije toekomst. Zo schiet de internationale inbedding van de universiteit volgens hem tekort. “In de regio, binnen Brainport, is de inbedding uitstekend. Maar het wetenschappelijke netwerk van de TU/e is op internationaal niveau beperkt, zo blijkt uit onderzoek van collega-hoogleraar Koen Frenken. Daarom moet er geïnvesteerd worden in meer en betere contacten met gerenommeerde technische universiteiten en kennisinstituten over de wereld.”

Een ander euvel dat Lintsen signaleert, is een tekort aan kenniswerkers die de TU/e voortbrengt. “De universiteit kan niet voldoen aan de vraag naar kenniswerkers in de regio. De TU/e-bron waaruit de regio vist, is te klein. Daarom moet de campus aantrekkelijker worden, ook voor buitenlandse masterstudenten en promovendi. De universiteit moet tweemaal zo groot worden, met als voertaal het Engels. Verder mogen de bouwplannen veel ambitieuzer. Er dient meer huisvesting op het universiteitsterrein te komen en de binnenstad en de campus moeten cultureel aantrekkelijker worden.”/.

 

Blixembosch: een energieneutrale wijk

De duurzaamheid van de Brainport-regio wordt voor een belangrijk deel bepaald door de wijze van bouwen en wonen. Dat was het vertrekpunt van de workshop ‘Klimaatneutraal Bouwen’ tijdens de SuperTUesday, waarin hoofdspreker ir. Ben Schreuder, directeur van Hurks Vastgoed, vertelde over de plannen voor een energieneutrale wijk in Blixembosch, die in het noordoosten van Eindhoven moet verrijzen. De stad heeft als ambitie om in 2035 energieneutraal te zijn: tegen die tijd moet de volledige energiebehoefte van de stad op duurzame wijze binnen de gemeentegrenzen worden opgewekt.

De nieuwe wijk, die achter een dertien meter hoge geluidswal langs de snelweg naar Tilburg komt te liggen, vormt hierin een eerste stap. De energieneutrale wijk wordt voorzien van een systeem voor warmte-koudeopslag, waarbij een waterreservoir diep onder de grond ’s zomers voor verkoeling en ’s winters voor verwarming zorgt, waardoor de noodzaak voor een gasaansluiting vervalt. De benodigde elektriciteit, voornamelijk voor verlichting en koken, wordt opgewekt door een windmolen, die door de wijk op afstand wordt geadopteerd.

Door de investering in de collectieve duurzame energievoorziening worden de woningen in de wijk naar verwachting zo’n 25.000 euro duurder dan conventionele woningen, maar dat wordt volgens Schreuder volledig gecompenseerd door de veel lagere energiekosten. Hij gaf aan te hopen dat de banken dit ook inzien en hun duurzame ambities waarmaken door iets soepeler te zijn bij het verstrekken van hypotheken voor deze wijk. (TJ)


Open innovatie: de wil is er, de ‘mindset’ nog niet

In de hele discussie rondom het versterken van de innovatieve kracht van bedrijven speelt het begrip ‘open innovatie’ een steeds grotere rol. Het delen van de eigen kennis met andere bedrijven en het binnenhalen van kennis van buitenaf moeten ervoor zorgen dat innovatieve ontwikkelingen efficiënter en sneller plaatsvinden. Een hele revolutie voor bedrijven die eigenlijk gewend zijn om alle technische doorbraken en kennis zoveel mogelijk binnen de eigen muren te houden, weet onderzoekster dr. Myriam Cloodt, die op de SuperTUesday de workshop ‘Open innovatie in praktijk’ gaf.

Bij Technische Innovatiewetenschappen is onder het klantenbestand van Atos Origin een vragenlijst rondgestuurd, die inzicht moest verschaffen in de vraag in hoeverre bedrijven al bezig zijn met ‘open innovatie’. Een belangrijke conclusie die Cloodt eruit kon trekken, was dat bij veel bedrijven de wil om eraan mee te doen er zeker is, maar dat het tot op heden nog ontbreekt aan de juiste ‘mindset’. Het managen van kennis over de grenzen van het bedrijf heen, gebeurt nog maar weinig. Ook worden nieuwe innovatiemethoden, zoals het inschakelen van speciale bemiddelaars, nog maar nauwelijks gebruikt. Ongebruikte kennis die binnen het bedrijf ligt te verstoffen, wordt zelden tot nooit naar buiten gebracht.

De High Tech Campus Eindhoven (HTCE) is de plek waar open innovatie tot successen moet leiden. De mate waarin de hier gevestigde bedrijven elkaar aanvullen, de complementariteit, is daarbij een belangrijk aspect. Als dat successen oplevert, versterkt dat de reputatie van de HTCE - en dat trekt weer meer bedrijven aan die passen in dit ‘business ecosysteem’, aldus Cloodt. (HK)


Kennisontwikkeling ruim voldoende, internationalisering kan beter

Hoe staat Brainport er internationaal voor? Dat was de centrale vraag in de workshop ‘Brainport als hightech kenniscentrum in internationaal perspectief’ - een vraag waarop geen eenduidig antwoord te geven is. Drie sprekers lieten vanuit hun expertises direct of indirect hun licht hierop schijnen. Eén opvatting werd door hen gedeeld: de regio Eindhoven doet het qua kennisontwikkeling en onderzoek goed, maar mag haar internationale blikveld wel ietwat verruimen.

Zo bracht TU/e-hoogleraar Economics of Innovation and Technological Change, prof.dr. Koen Frenken, de onderzoeksnetwerken tussen Zuidoost-Brabant en andere regio’s in kaart. Uit zijn studie blijkt een weinig kosmopolitisch beeld. Brainport werkt vooral samen met andere Nederlandse streken en internationaal met nabijgelegen regio’s als München, Leuven en Kopenhagen. Brainport moet daarom meer inzetten op internationalisering, wil het in de concurrentieslag met andere regio’s geen terrein verliezen, aldus Frenken.

Zijn collega dr.ir. Rudi Bekkers, docent bij Technische Innovatiewetenschappen, deed onderzoek naar de invloed van de kennisontwikkeling -en infrastructuur in Zuidoost-Brabant op haar economische prestaties, gerekend in de regionale bijdrage aan het Bruto Nationaal Product. Kennisontwikkeling mat hij aan de hand van aantallen en in de literatuur veel beschreven octrooien. Zijn studie wees uit dat al het technische onderzoek in de regio in belangrijke mate bedraagt aan de vitaliteit van de regionale economie - iets wat bijvoorbeeld ook geldt voor de regio Stuttgart. Brainport scoort landelijk hoog op het gebied van kennisontwikkeling, met daarin een hoofdrol voor Philips, aldus Bekkers. Die kennis genereert dus kortweg welvaart. Geen slechte prestaties, al blijft de internationale inbedding een beetje achterwege. (TA)

Brainport/Tjeerd Adema
Illustraties/Jeannette Bos