spacer.png, 0 kB
Volg Cursor via Twitter Volg Cursor via Facebook Cursor RSS feed
spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB
Cursor in PDF formaatCursor als PDF
Special Cursor 50 jaarSpecial Cursor 50 jaar
PrintE-mail Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook

Glansrol voor de microvezel

15 oktober 2009 - Sinds dit collegejaar gebruikt ISS aan de TU/e een nieuw schoonmaaksysteem. Dat bracht een nieuw materiaal- en middelenpark naar de campus, zoals Facility Services dat mooi verwoordt. De operatie draagt de naam ‘Q3E’, dat staat voor Quality, Employees, Effiency and Environment.
Er zijn samengevat vier doelen: de gebouwen moeten schoner, het moet sneller, de medewerkers moeten prettiger werken en het milieu moet minder belast worden. De grootse tastbare verandering is dat er vanaf nu zo min mogelijk water en zeep gebruikt worden bij de schoonmaak.

Foto: Niek Brunninkhuis
/PHOTO40

Mooi gebouw, dat Vertigo, maar de architecten hebben niet echt oog gehad voor de praktische kanten van het schoonmaakgebeuren. Vraag het de Australiër Steve Ferris en hij blíjft minpunten opsommen. Hij is één van de negen voorwerkers die de ruim honderdtwintig schoonmakers op de campus aansturen. Ferris: “De toiletten zijn op de tussenetages, ik kan er niet met een kar komen. De voorraad handdoekrollen en wc-papier staat in de kelder, dus moet ik alles meenemen op mijn kar of heen en weer lopen. De nieuwe kar van dit Q3E-systeem is daar niet goed voor. De liften zijn negentig procent van de tijd kapot.”
Maar: “Schrijf er vooral bij dat ik niet meer weg wil uit Vertigo. Want nu heb ik het meeste op orde.” Zo heeft hij besloten één van de oude karren te houden. De nieuwe kar is namelijk niet groot genoeg voor de zeven handdoekrollen en bovendien heeft hij water nodig voor de hardnekkige vlekken die de Bouwkunde- studenten in de werkplaats maken. Vraag Ferris vooral niet of de studenten wel eens troep maken. “Elke vrijdag zijn alle toiletten van de Skybar verstopt. De handdoekrollen zijn van de muur getrokken en over de hele ruimte uitgerold. En er ligt kots. Elke vrijdagochtend!”
Hij werkt nu anderhalf jaar in dit ‘rotgebouw’. Samen met zes schoonmakers mag hij er honderdvijftig uur in de week over doen om Vertigo schoon te houden. Het lukt. “Wel vervelend dat het elke dag weer vies wordt”, zegt hij met een zwaar Australisch accent.
Het is de bedoeling dat eind oktober nieuwe karren in gebruik worden genomen. Deze week vinden de laatste trainingen plaats.


Steve Ferris.

Schoonmaakster Wioletta Coenen van het Auditorium heeft de twee theorielessen al gevolgd en heeft drie keer begeleiding op de werkvloer gehad van schoonmaakbedrijf ISS. “Je moet toch weten hoe je de nieuwe spullen moet gebruiken”, vindt ze. De doekjes moeten driemaal gevouwd worden zodat er een handbreed pakketje overblijft. Hiervan kun je, door terugvouwen, achtmaal een schoon vlak gebruiken. Over de microvezels begreep ze het volgende: “De vezel is een soort pootje dat het vuil vasthoudt. Bij de was op zeventig graden gaat het pootje open en laat het vuil los. Je mag geen zeep en wasverzachter gebruiken, dat zou maar op de plaats gaan zitten waar het vuil hoort.”
De vrouw die negen jaar geleden Polen verliet om bij haar Nederlandse liefde te kunnen zijn, is erg tevreden over de nieuwe kar. “Ik hoef niet meer met emmers water te sjouwen. De doeken worden elke dag voor me gewassen. Vroeger moest ik ze zelf uitspoelen of meenemen naar huis voor mijn eigen wasmachine. De kar rijdt veel fijner. Die oude karren hadden wieltjes die soms een andere kant op wilden dan ik.”


Wioletta Coenen. (eigen foto)

Het grootste voordeel van het Q3E-systeem vindt Wioletta toch wel de nieuwe kleine rode mop die gebruikt wordt bij sanitair. “Vroeger zat ik bij de herentoiletten bijna met mijn hoofd in het urinoir wanneer ik de vloer eronder moest schoonmaken, met een doek in de hand. Nu kan ik blijven staan.”
Op vrijdagochtend begint ze, net als alle andere dagen van de week, met het schoonmaken van vier collegezalen; vloeren vegen, tafels afnemen, prullenbakken legen en koffiekopjes en ander servies op de gangtafels zetten. Dat moet voor half negen klaar zijn, want dan beginnen de docenten. Tussen de colleges door komt ze terug om de groene schoolborden schoon te maken. “Dit is het enige gebouw waar ISS de borden schoonmaakt. Professoren zijn soms verrast en bedanken ons voor de service.” Wat Wioletta betreft mogen die borden wel verdwijnen; ze geven veel krijtstof en zijn zo oud dat ze wel eens vastzitten. Of ze maken een knarsende herrie wanneer ze ze op geschikte hoogte wil brengen en dan is ze bang dat het bord naar beneden gaat vallen. Gelukkig gebruikt niet iedere docent ze; het kwartiertje pauze zou niet lang genoeg zijn om ze allemaal met een spons schoon te vegen. Zeker niet wanneer een college uitloopt, zoals geregeld gebeurt.
Wat Wioletta in de collegezalen vindt, brengt ze naar het Servicebureau in het Auditorium. De truien, paraplu’s en dassen tenminste; kapotte pennen gooit ze weg, goede pennen gebruikt ze zelf. Het Servicebureau probeert spullen terug te bezorgen of legt ze in het glazen hok op de begane grond van het Auditorium. Daar liggen vooral veel sleutels, etuis en usb-sticks.
Op maandag, woensdag en vrijdag maakt ze na de collegezalen de kantoren van het Auditorium schoon. Op de andere dagen krijgen de trappen een beurt. Met kleine zweetdruppeltjes op haar gezicht poetst ze de bureaus en pakt ze met een handveger de verzamelde zandkorrels en snippertjes van de vloer. Voorwerker Frans Bekkers heeft overzicht van wat er uit de ruimtes wordt gehaald. “Iedere dag komen er zes witte ISS-zakken vol rommel uit de acht collegezalen. Dat zijn grote zakken, daar kan misschien wel tachtig liter in. Studenten laten flyers, kranten, papier, blikjes en snoeppapier liggen.”
Wioletta werkt, net als de meesten van haar collega’s, van ’s ochtends half acht tot ’s middags twaalf uur. Tussendoor is er een kwartiertje koffiepauze. Ze sluit haar werkdag af met het vervelendste karwei, zelfs met haar geliefde nieuwe mop: het schoonmaken van de herentoiletten


Isil Cep met de nieuwe schoonmaakwagen.

In het centrale magazijn op verdieping min twee van het Auditorium staan de rollen papier, de oude karren en de totale schoonmaakvoorraad van de TU/e opgeslagen. Vuilniszakken, zeep voor de vloeren, stofzuigerzakken. Ook liggen er tien blauwe sneeuwruimers. “Die werden het laatst gebruikt bij het slotfeest van de Europese Week om de vierduizend gebruikte en op de grond gegooide pastic bekers bijeen te duwen”, vertelt voorwerker Frans Bekkers. Sinds deze zomer staan er ook twee enorme wasmachines. Deze draaien beide acht maal per dag een was van elk zevenentwintig kilo, wat neerkomt op meer dan vierhonderd kilo was per dag. Sylvia Strijb werkt die was weg - in vochtige toestand. Dat is heel belangrijk, omdat dan de microvezels hun werk kunnen doen. Ze gebruikt wel wasmiddel (een beetje), maar daar zit beslist geen bleekmiddel in, anders functioneren de vezels niet meer. Er wordt gewassen op zeventig graden. De wasdame vouwt de vochtige doeken en moppen en vult daarna de bakken die voorman Bekkers naar de desbetreffende gebouwen brengt, vroeg in de middag. In de vier bakken voor het Paviljoen stopt Strijb zestig rode doekjes (voor sanitair), zestig blauwe doekjes (bureaus), veertig kleine rode mops (tegels), veertig kleine blauwe mops (deuren), vijftig grote rode mops (toiletvloer) en veertig grote blauwe mops (gangen). Verder legt Bekkers er altijd nog droge groene mops en droge hoesjes met plumeaufunctie bij.
Strijb heeft een oplossing gevonden voor het grootste nadeel dat zij zag aan de microvezeldoeken; de haren bleven er zo in plakken. “Nu stop ik een tennisbal in de trommel en dat helpt voldoende.”

Wat opvalt is dat alle schoonmaaksters die Cursor spreekt, tevreden zijn over de nieuwe microvezeldoeken en moppen, behalve wanneer ze ze moeten gebruiken in de mannentoiletten. De Chinese schoonmaakster van het Laplacegebouw, Kan Hop Cheng, vertelt het in gebrekkig Nederlands, maar met niet mis te verstane gebaren. Ze moet de plas in de herentoiletten opnemen met een microvezeldoekje dat er te droog voor is. Daarom giet ze er water bij en moet ze daarna de doek zelf uitwringen. Dat stinkt! Ze trekt haar neus op en krijgt het voor elkaar om gelijktijdig te rillen. Maar voor de rest is de wagen een zegen.

Het is maar net van welke kant je het bekijkt. Terwijl schoonmaakster Bea Dilek al mopperend de ontmoetingsruimte van studievereniging GEWIS (op tien hoog in het Hoofdgebouw) laat zien, staat vaste bezoeker Jeroen van de Ven (eerstejaars Technische informatica) op zijn gemak een blikje Chocomel leeg te drinken. “Het valt mij op dat het er hier altijd wel netjes uitziet”, zegt hij. “De blikken zijn in ieder geval uit het zicht. Soms, wanneer er tien pizza’s zijn besteld, stromen de prullenbakken wel over, maar dat blijft echt niet te lang liggen. Volgens mij ruimt iedereen zijn troep wel op. En het bestuur geeft het goede voorbeeld.”
Zijn lege blikje gooit hij in de prullenbak die Bea net heeft leeggemaakt.
Op dezelfde etage werpen we even een blik in de kamers 10.64 en 10.61. De eerste is leeg wat betreft personen, maar vol wat betreft zakken met lege colablikjes. Volgens Bea sparen de studenten die. Wat ook opvalt, zijn de zoolafdrukken op de -ooit witte- wand en het eenzame flesje bier op de richel langs de muur.
De tweede kamer zit vol met zes Informaticastudenten die zich buigen over een eerstejaarsproject. Ze troffen de kamer vandaag redelijk netjes aan, daarover hebben ze niets te klagen. Wel zouden ze graag wat meer stopcontacten zien. Maar daar kan ISS niets aan doen.


Bijpraten tijdens de koffiepauze. In het midden Emine Bülger.

Hulp, poets, werkster, putzfrau, wasdame, schoonmaakster, interieurverzorgster? Van de schoonmakers aan de TU/e is overigens eenvijfde deel van het mannelijk geslacht.
Emine Bülger die poetst op vloer acht van het Hoofdgebouw vindt de politiek correctere woorden voor zichzelf veel te deftig. “Ik ben gewoon schoonmaakster.” In veel gebouwen horen de schoonmaaksters er op zo’n manier bij dat ze ‘ons…’ worden genoemd. ‘Ons Emine’ weet dat wanneer ze er een keer niet is, dat opgemerkt wordt en dat TU/e’ers vragen of ze ziek is of op vakantie. “Ik voel dat ik erbij hoor.”

 

Schoonmaak TU/e/Norbine Schalij
Foto’s/Niek Brunninkhuis/PHOTO40