spacer.png, 0 kB
Volg Cursor via Twitter Volg Cursor via Facebook Cursor RSS feed
spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB
Cursor in PDF formaatCursor als PDF
Special Cursor 50 jaarSpecial Cursor 50 jaar
PrintE-mail Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook

“Papdeurtje van twee knaken is niet brandveilig”

12 november 2009 - Niet alleen de brandveiligheidssituatie in studentenpanden is matig, ook de kennis van studenten over brandveilig wonen schiet te kort. Dat concludeert het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer na een inspectie in bijna honderd panden en een enquête onder 648 studenten. Hoe zit dat in Eindhoven? Cursor ging een ochtend op pad met Fred Stoop, medewerker Toezicht en Handhaving van de brandweer in Zuidoost-Brabant, zeg maar brandveiligheidcontroleur. “Ik zie vaak dat de huurbaas wel íets heeft gedaan, maar net niet het goede.”

Fred Stoop heeft een groot inlevingsvermogen. Wanneer hij een kerk inspecteert, legt hij het nut van noodverlichting aan de koster als volgt uit: “Stel je voor dat het kerstavond is en er zit vijfhonderd man in de kerk. Als de verlichting uitvalt, hoe kan mijn moeder met rollator dan de weg naar buiten vinden?” Een kerk is een bijeenkomstgebouw, net als een restaurant en een bioscoop. Daar gelden eigen eisen.

Vandaag controleert Stoop gebouwen met een andere functie, namelijk de panden met kamerverhuur. Dat wil zeggen: de aangemelde panden. Sinds november 2008 geldt landelijk het Gebruiksbesluit, hetgeen inhoudt dat een woningeigenaar die kamers verhuurt aan meer dan vier personen, dit moet melden aan de gemeente. Er hoeft geen vergunning meer te worden aangevraagd, maar er moet een zogenoemde gebruiksmelding worden ingediend. Het is de bedoeling dat de aangemelde studentenhuizen eens in de twee jaar worden gecontroleerd op brandveiligheid.

Met tien dossiers stapt de controleur in zijn kleine rode Peugeot. De route gaat van het centrum naar Gestel en via Stratum naar Woensel. Het eerste adres dat Stoop wil bezoeken, is een voormalige huisartsenwoning aan de Tramstraat. Hij belt. Hij wacht. Hij zegt: “In studentenpanden is vaak niemand thuis en is vaak de bel kapot.” Stoop heeft veel geduld. Wanneer hij door de ruitjes in de voordeur kijkt, ziet hij drie fietsen in de gang staan. “Kijk, dat is lastig bij het vluchten wanneer er brand is. Maar ja, daar doe ik nu niets mee, ik moet de bewoners wel zelf spreken. Voor een volgend bezoek zal ik een afspraak maken, dat doe ik voor een eerste keer in principe niet. En bij nacontrole weer wel.”

Bij het buurpand, waarvan hij ook een dossier onder zijn arm heeft, wordt ook niet gereageerd op de bel. Tijd zat om te vertellen wat de gevolgen van kortsluiting in een bewoond pand kunnen zijn. “Kortsluiting hebben studenten ’s nachts, bijvoorbeeld bij het maken van een tosti, niet altijd direct door. Er gaat iets smeulen en er ontstaat rook. Wanneer een rookmelder dit niet detecteert, is het zo gepiept. Twintig of dertig seconden in de rook en ze halen je eruit in een witte zak”, legt Stoop plastisch uit. “Een studentenkamer moet gecompartimenteerd zijn; als er brand uitbreekt, moet dat een half uur binnen de muren blijven. Bij een papdeurtje van de bouwmarkt van twee knaken slaat het vuur er veel sneller doorheen.” Die compartimentering verkrijg je door onder andere wanden en plafonds te betimmeren met gipsplaten en door deursponningen op te dikken tot vijfentwintig millimeter met extra latjes. Die moeten van hardhout zijn en met schroeven bevestigd. Ook dient de deur dertig minuten brandwerend te zijn.

In een huis aan de Prins Hendrikstraat wordt wel opengedaan. De geur van gesmolten kaas en salami slaat naar buiten. Bouwkundestudent Stefan Janssen was net aan het ontbijten, maar hij vindt het prima dat Stoop binnen wil rondkijken. Hij denkt dat het met de brandveiligheid wel goed zit, “want we hebben rookmelders op de gang.” Ook hangen er een knot touw en brandblussers. “Dit touw is bedoeld om aan een verwarmingsbuis of zo te bevestigen en dan uit een raam te kunnen klimmen”, wijst Janssen. Ai, dan moet je wel eerst de knoop eruit zien te krijgen. Stoop maakt zich er niet druk om, maar heeft wel commentaar op de twee stofzuigers op de bovenste verdieping. Ze staan op een overloopje van hooguit drie vierkante meter waar vier studentenkamers op uitkomen. De apparaten passen niet meer in de rommelkast die hier na een vorige controle is gemaakt.

Ook de elektriciteitssnoeren bevallen Stoop niet. Ze zijn wel enigszins weggewerkt onder het tapijt, maar zijn net te kort om de hoek van de deuropening naar omhoog te volgen. “Daar kun je over struikelen en zo je enkel breken”, voorspelt de controleur. Op alle kamers in een verhuurd pand horen gekoppelde rookmelders; dan hoort een student ook of er brand bij zijn huisgenoot is. “Verder moet de brandblusser op een vaste plaats hangen en niet rondslingeren op de grond.” Stoop bekijkt de kamer van student Janssen. Hij heeft geen eigen rookmelder. Zijn deursponning is wel opgedikt, maar met een vurenhouten lat die vastgespijkerd is. “Zo tref ik het zo vaak”, zucht Stoop. “Dan heeft de eigenaar wel iets gedaan, maar net niet goed genoeg. Als ik een cijfer moet geven, krijgt dit pand een vijf min. Ik zal een brief sturen met een lijst verbeterpunten. Een: de vluchtroute moet vrij van stofzuigers. Twee: het draagbaar blustoestel moet op een vaste plaats hangen. Drie: de elektriciteitsdraden moeten weggewerkt.” En daar houden de bevoegdheden van Stoop ongeveer op. In het dossier ziet hij dat er in 2008 ook al een brief is gestuurd. Wanneer bij een hercontrole blijkt dat er geen verbetering is aangebracht, kan de juridische dienst van de gemeente ingeschakeld worden en kan een boete worden uitgeschreven.

Over het pand aan de Willem de Zwijgerlaan is Stoop wél tevreden: “Een ruime voldoende, een zeven-en-een-half.” Dat baseert hij op de rookmelders in iedere kamer, de opgedikte deursponningen, de kale hal. Bij het wasrek op de overloop staat hij wat langer stil. “Tja, ik maak er toch een foto van voor in mijn dossier. Ik twijfel wat ik ermee moet doen.” Stoop heeft een coulante houding. “Ik schrijf wel een brief dat er eigenlijk een brandblusser bij moet. Nu hangt er één voor vier kamers, een hal en een keuken, da’s wat weinig. Maar er is hier niet echt een nacontrole nodig.”

De controleur loopt met gerust hart naar buiten. Hij heeft het wel anders gezien. “Soms zie ik zo’n zooi. Meterkasten uit het jaar Ben Hur, geen rookmelders, fietsen en bierkratten in de hal. Dan zou je het wel willen sluiten. Maar zo gemakkelijk gaat dat niet.” Hij meent zich te herinneren dat een huis aan de Aalsterweg een paar jaar geleden onbewoonbaar is verklaard na een controle, maar zeker weten doet hij het niet. Soms treft Stoop een huis waarop de uitdrukking ‘daar liet ik m’n hond nog niet los’ van toepassing is. Maar gelukkig hoeft hij niet op viezigheid te controleren. En zolang rommel de vluchtroute niet verspert, kijkt hij daar ook doorheen.

In Gestel, in de Bellinistraat, is hij ook snel klaar. Boven een Indonesische cafetaria worden negen kamers verhuurd, zo toont de plattegrond van het pand. Maar niemand reageert op de bel en kloppen helpt ook niet. Op naar de Stratumse Roostenlaan. Van buiten zie je nog dat het een bakkerij is geweest. Binnen wonen tegenwoordig acht (voormalige) studenten. Het is krap en rommelig, maar het past. Eva Rademakers heeft hier tien jaar lang gewoond. Nu staat ze tussen de verhuisdozen en verontschuldigt ze zich voor de rommel. Ze doet een goed woord voor haar huisbaas. “Wat hij moet doen in opdracht van de gemeente, doet hij ook.” Ze heeft gezien dat plafonds werden betimmerd, dat de elektricien seriegeschakelde rookmelders aansloot, dat de deurposten verdikt werden en dat tegen de deuren brandwerende platen geschroefd werden. Toch is ze, sinds ze beneden woont, blij dat ze bij een eventuele brand via de voormalige winkeldeur naar buiten kan.

Boven is het inderdaad een ander verhaal. Stoop gaat naar de zolder via een trapgat waar de drogende was hem om zijn oren strijkt. Daar is een kamer verhuurd aan Fontys-student Sophia Vos. Wat zij doet bij het uitbreken van brand? “Nou, dan ga ik maar door het raam naar buiten.” Of ze door het kleine raam van de dakkapel past, heeft ze nooit geprobeerd. En waar ze dan terechtkomt, is ook nog niet tot haar doorgedrongen. Stoop kapt deze discussie af. “Het raam is geen optie voor jou. Na een halve meter dakpannen hang je aan de gevel. Jij hebt geluk dat de brandmelders in orde zijn. Als er beneden rook is, heb jij tijd zat om naar beneden te gaan.” Dat moet dan wel via een heel smalle overloop. Stoop staat er lang bij stil.”Tja, wat kan ik hiervan zeggen? Het is niet zo slecht. Het is smal - daar valt weinig aan te veranderen. Dit huis oogt rommelig, maar wanneer de snoeren worden vastgemaakt aan de muren en de reservematras minder dicht bij de lamp komt te liggen, is het wel veilig. Een dikke zeven.”

En zo valt op te merken dat er naast schijnveiligheid ook iets als schijnonveiligheid bestaat. Het keurige wasrekje op de Willem de Zwijgerlaan staat een paniekerige vluchter wel degelijk in de weg, terwijl de was aan de lijn boven het trapgat in de Roostenlaan niemand de uitweg zal versperren.

Het is tijd voor de lunch. Die gaat medewerker Toezicht en Handhaving Fred Stoop gebruiken in de kazerne in Woensel. Het bijpassende uniform heeft hij al aan. “Ik ben geen brandweerman, maar zo is meteen duidelijk waar ik voor kom.”/.

Tips voor studenten


Tips voor huisbazen

  • Hang brandblussers en rookmelders door het hele bouwwerk, zoals vereist
  • Dien een gebruiksmelding in bij de gemeente
  • Bel de brandweer bij vragen
  • Kijk op www.allesoverbrandveiligheid.nl voor meer informatie

Brandveiligheid/Norbine Schalij
Foto’s/Paul Vermeulen/PHOTO40