Voor Twan Geenen (rechts op de foto), die als docent werkzaam was aan de faculteit Industrial Engineering & Innovation Sciences en die zes-en-een-half jaar zitting had in de U-raad, is de reden simpel. "Ik ben gewoon geïnteresseerd in medezeggenschap. Het werk bij de universiteitsraad geeft je een veel bredere kijk op het reilen en zeilen binnen de hele organisatie. Voordat ik twintig jaar geleden bij de toenmalige Technische Hogeschool kwam werken, ben ik directeur van diverse ziekenhuizen geweest. In die functie had ik al veel te maken met de medezeggenschapsorganen binnen die organisaties. Al was dat toen als bestuurder wel aan de andere kant van tafel."
Voor Sjoerd Ypma begon het dertien jaar geleden als een logisch vervolg van een plek die hij daarvoor al bekleedde in de faculteitsraad van de faculteit Electrical Engineering, toen nog Elektrotechniek geheten. Binnen die faculteit is hij werkzaam bij de groep Signal Processing Systems. "Ook bij mij was de belangrijkste motivatie het verbreden van je gezichtsveld binnen de universiteit. Alleen heb ik me toen, bij het begin, niet zo gerealiseerd wat het precies inhield. Toen in 1997 de MUB (Modernisering Universitaire Bestuursorganisatie - red.) werd ingevoerd, stapte de complete toen zittende raad op. Ze vonden dat de U-raad met de MUB teveel beknot werd in de uitvoering van zijn taken en trokken daar de consequentie uit dat ze daar niet verder mee wilden. Ik zat toen net in de raad en wilde niet meteen weer opstappen. Daarmee kreeg ik mooie taak om ervoor te zorgen dat voor de personeelsfractie weer nieuwe mensen gevonden zouden worden. Dat was toen wel een hele klus.”
Het vertrek van beide heren maakte dat de personeelsfractie de afgelopen maanden flink aan de bak moest om opvolgers te vinden. Het is dus blijkbaar geen functie die veel mensen ambiëren. Hoe komt dat? "Als je er zelf geen deel van uitmaakt, kan ik me heel goed voorstellen dat het voor veel medewerkers een ver-van-mijn-bed-show is", zegt Geenen. “Veel mensen realiseren zich echter niet dat je in deze functie echt wel zaken kunt veranderen en dat je ervoor kunt zorgen dat bepaalde dingen aan de universiteit toch anders gaan lopen. Wat dat aangaat vind ik de huidige behandeling van de jaarlijkse begroting van de TU/e een mooi voorbeeld. We hebben er als raad heel lang voor moeten pleiten dat al het cijfermateriaal ook beleidsmatig onderbouwd zou worden, zodat we er als raad een goede afweging bij konden maken. Dat heeft het College van Bestuur heel lang afgehouden, maar uiteindelijk is men het toch gaan doen. Ik vind dat hiermee het hele begrotingsproces qua professionaliteit enorm is verbeterd. Dat ziet het CvB nu ook; je kunt ontzettend veel profijt halen uit de raad en als bestuur win je er ook direct veel draagvlak mee binnen je organisatie als dit soort zaken gezamenlijk goed worden aangepakt."
Ypma valt zijn fractiegenoot bij: “De raadsleden fungeren voor het CvB ook als een stel extra antennes dat ze hiermee hebben uitstaan in de hele organisatie. Ze krijgen er extra informatie mee boven water; informatie die ze niet kunnen binnenhalen via hun gebruikelijke kanalen.”
De vrees die bij het CvB wellicht bestaat voor ongewenste bemoeizucht vanuit de raad, is in de ogen van Geenen en Ypma ongegrond. “We zijn er als raad zeker niet op uit om alles tot in detail te willen controleren”, vertelt Geenen. "Waar het ons om gaat, is dat zaken dusdanig georganiseerd worden dat de uitkomst uiteindelijk goed is voor de universiteit. Soms gaat het bestuur in mijn ogen wel heel erg uit van de precieze wettekst als het gaat om de rechten en plichten van het CvB en de U-raad. Met betrekking tot sommige zaken heb je dan wel eens de indruk dat je niet helemaal serieus genomen wordt. Zoals met het adviesrecht van de raad; wij willen graag dat het CvB heel duidelijk aangeeft op welke zaken de raad dat adviesrecht heeft, maar het CvB verbergt zich dan achter de wettekst. Daarin staat het echter te vaag omschreven en is het voor meervoudige uitleg vatbaar. Er zit weleens een verschil tussen aanhoren en luisteren."
De afgelopen jaren zijn de informele overleggen tussen het bestuur en de raad sterk in aantal toegenomen. Is dat een ontwikkeling waar Geenen en Ypma achter staan? "Er zijn de laatste jaren zeker veel onderwerpen voorbijgekomen die zó complex zijn, dat het verstandig is om daar in een informeel overleg nader met elkaar over te praten. Het bindend studieadvies is daarvan een goed voorbeeld", zegt Ypma. Toch moet het niet al te frequent plaatsvinden, vinden beide heren. "Af en toe intensief brainstormen met elkaar is niet erg, maar belangrijke kwesties moeten wel besproken worden in de openbare maandelijkse vergadering", meent Geenen. "Als er in die bijeenkomst eigenlijk niets wezenlijks meer te bespreken valt, word je als raad min of meer monddood gemaakt. Ook kan bij de buitenwacht dan de indruk ontstaan dat alles in achterkamertjes wordt beslist en dat is funest."
De combinatie studenten en personeelsleden in één raad vinden beiden nog altijd prima werken. "Ik kan echt genieten van het contact met de jonge mensen in de raad en als oudgedienden in de raad kunnen wij ze ook nog wel wat leren", zegt Geenen. Ypma: "En het zijn ook altijd goede en gemotiveerde mensen, die echt van de hoed en de rand willen weten."
Gaan ze het werk voor de raad missen? "Het contact met de studenten zeker”, zegt Geenen. Ypma: "Je verticaal door de hele organisatie met allerlei zaken mogen bezighouden, is iets wat ik altijd als het leukste onderdeel van dit werk heb beschouwd."
Dat de raad er over tien jaar nog steeds is, is iets waarvan ze beiden overtuigd zijn. Geenen: "Ik vind dat het ook niet anders zou moeten zijn, want het zou slecht zijn voor de universiteit als geheel als de raad er niet meer was. Met het wegvallen van de U-raad zou op het bestuurlijke vlak ook de balans weg zijn. Daarnaast vergroot een goede medezeggenschap de kans op zorgvuldige en evenwichtige voorbereiding en besluitvorming, omdat het College van Bestuur zich ervan bewust is dat het nog langs de inspraak moet en daarbij wil men natuurlijk niet afgaan."
Tot slot willen beide vertrekkende raadsleden nog maar eens benadrukken dat er ontzettend veel goed gaat aan deze universiteit en dat de samenwerking met het College van Bestuur op dit moment op zeer professionele leest geschoeid is./.
|