spacer.png, 0 kB
Volg Cursor via Twitter Volg Cursor via Facebook Cursor RSS feed
spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB


“Ik wilde een object op afstand bedienen zonder de gebruikelijke afstandsbediening die je moet vasthouden”
Cursor in PDF formaatCursor als PDF
Special Cursor 50 jaarSpecial Cursor 50 jaar
PrintE-mail Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook
Alfahulp op robotwieltjes
28 januari 2010 - Vloeren dweilen, plantjes water geven, drankjes serveren en zalen opruimen. Robots zullen dit soort klusjes in de nabije toekomst van elkaar leren, zonder tussenkomst van de mens. Het internationale project RoboEarth, in gang gezet door de TU/e, gaat een wereldwijde database opzetten waar robots hun opgeslagen kennis kunnen uitwisselen om handiger te worden. Kunstmatige intelligentie met een sneeuwbaleffect? Het lijkt binnen handbereik.
Promovendus Rob Janssen in de nagebouwde ziekenhuiskamer in het lab van Werktuigbouwkunde.
Foto: Bart van Overbeeke

Robots die elkaar trucjes leren en steeds slimmer worden spreken tot de verbeelding. Kunstmatige intelligentie is een dankbaar onderwerp voor schrijvers en filmers van sciencefiction. Maar een doemscenario à la The Terminator waarin filmster Arnold Schwarzenegger als een op hol geslagen androïde de mensheid bedreigt? Nee, dat is echt een brug te ver, lacht ir. Rob Janssen van de faculteit Werktuigbouwkunde.

Hij is een van de drie promovendi die binnen de vakgroep Control Systems Technology werkt aan RoboEarth. Het project onder leiding van dr.ir. René van de Molengraft loopt sinds deze maand en is bedoeld om robots zelfstandiger en vaardiger te maken voor industrie en zorg. Dat zal gebeuren met een wereldwijde database waarmee robots hun kennis delen met soortgenoten. Hoe meer informatie op de database voorhanden is, hoe ‘slimmer’ de robots kunnen worden. Ze hoeven hierdoor niet meer telkens door mensen te worden geprogrammeerd voor nieuwe situaties, maar leren rechtstreeks van andere robots,waar ook ter wereld.

Het downloaden van andermans kennis via internet loopt automatisch via een draadloos wifi-net. Het stelt robots in staat om slechts met zeer geringe vertraging te anticiperen op nieuwe situaties. Janssen: “Ze zullen niet zomaar een tennisbal uit de lucht plukken, maar kunnen wel adequaat reageren op stoelen of bedden die zijn verplaatst.”

Hij vergelijkt de uitwisseling van kennis met het aanbod van Google Images. Iedere beeldopname die een robot maakt, wordt doorgestuurd naar de databank waar er een label aan komt te hangen. Zo ontstaat een bestand van bijvoorbeeld twintig, dertig, mogelijk honderd afbeeldingen van een flesje water. Zodra een ‘onervaren’ robot een flesje water in het vizier krijgt, surft hij met behulp van de databank langs alle afbeeldingen. Totdat hij het object ‘herkent’ als een flesje water en alle relevante handelingen erop afstemt.

Collectief geheugen
De ontwikkelingen op het gebied van robotica gaan stormenderhand, maar het ontbrak tot dusver aan een collectief geheugen voor robots. Het idee borrelde vorig jaar op bij projectleider Van de Molengraft, die mede dankzij de zogeheten Robocup-toernooien al over een heel netwerk beschikte en snel medestanders vond. In samenwerking met de universiteiten van Stuttgart, Zaragoza en München, Philips Applied Technologies en de ETH Zürich gaat de TU/e komende vier jaar een haalbaarheidsonderzoek doen. Daarvoor heeft het van de EU een budget gekregen van 5,6 miljoen euro. De vakgroep in Eindhoven richt zich vooral op het leerproces van de robot en hoe deze alle data associeert. Het moet ertoe leiden dat bij de robot een soort bewustwording van zijn omgeving ontstaat en hij het verschil ziet tussen bijvoorbeeld een ziekenhuiskamer en fabriekshal. Verder zal de TU/e zich bezighouden met de ontwikkeling van de platforms voor de eerste prototypes. De uitrusting van robotarmen en sensors wordt gebaseerd op de input van alle Europese partners en zal binnen een jaar worden getest.

Daarvoor is in het lab van Werktuigbouwkunde een ziekenhuiskamer nagebouwd, voorzien van bed, kastje en aanrecht. Op enkele vierkante meters wil RoboEarth aantonen dat zorginstellingen met een gerust hart eenvoudige alfahulp kunnen uitbesteden aan robots. Er komen in totaal zes demonstraties die vooral moeten aantonen hoe de onderlinge uitwisseling van kennis leidt tot betere individuele prestaties van de robots. Het gaat weliswaar om de eerste kleine voorzichtige stapjes, maar de boreling is daar.

Het vrijwillig delen van informatie is volgens Janssen geen probleem. “Als iemand een algoritme ontwikkelt voor het herkennen van een stoel of ander voorwerp, zal hij dat misschien graag voor zich houden. Maar ik denk dat het ons lukt om de robotica-industrie snel duidelijk te maken dat het delen van kennis veel meer voordelen biedt en dat ze er een veelvoud aan informatie voor terugkrijgen.”

Natuurlijk zijn veel zaken nog niet uitgekristalliseerd. Moet de database op één centraal punt komen te staan, of is het beter om een netwerk te vormen? Hoe beveilig je de kennis en voor wie is die beschikbaar? Het zijn allemaal vragen die zich in de loop van het onderzoek zullen aandienen. Maar ze staan niet in de weg dat er een nieuwe stap wordt gezet in de ontwikkeling van robots die zich beter in de menselijke wereld bewegen. De vrees dat ze uiteindelijk de mens van zijn troon zullen stoten, is niet gegrond, zegt Janssen. “Het is moeilijk in te schatten hoe groot het sneeuwbaleffect zal zijn van de database. Robots zullen een mens nooit beperken of iets opleggen, laat staan vervangen, maar ze kunnen wel bijdragen aan een betere leefwereld.” (FvO)/.