spacer.png, 0 kB
Volg Cursor via Twitter Volg Cursor via Facebook Cursor RSS feed
spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB
Cursor in PDF formaatCursor als PDF
Special Cursor 50 jaarSpecial Cursor 50 jaar
PrintE-mail Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook
Nieuwe ID-decaan Aarnout Brombacher:
“Ik wil uitbouwen, niet vérbouwen”
11 maart 2010 - Ook al werkt hij pas sinds 2007 bij Industrial Design, hij is trots op wat ‘de Benjamin van de TU/e-campus’ in korte tijd heeft opgebouwd. Prof.dr.ir. Aarnout Brombacher, voormalig hoofd van de vakgroep Business Proces Design, is per 1 maart decaan van Industrial Design. Hij volgt prof.dr.ir. Jeu Schouten op, die vanaf de oprichting in 2001 aan het roer stond. Zodra hij was aangenomen als decaan, ‘solliciteerde’ Brombacher op de vrijgekomen onderzoeksfunctie bij zijn eigen vakgroep, waar hij nu twee dagen per week blijft werken.

Gaat u een frisse wind laten waaien of gaat u voortbouwen?
“Voortbouwen. Of liever: uitbouwen. In de afgelopen jaren zijn er vier vakgroepen opgebouwd: Designed Intelligence, User Centered Engineering, Designing Quality in Interaction en Business Process Design. Die disciplines wil ik versterken. Daarnaast wordt er gewerkt vanuit drie wetenschappelijke paradigma’s; engineering, social sciences -zowel aan de user-kant als aan de bedrijfskundige kant- en design -het creatieve vermogen nieuwe dingen te scheppen. Je kunt daarmee een samenspel creëren wat anderen niet zo heel erg makkelijk kunnen doen. Daar ligt de kracht van onze faculteit. Dat stuk wil ik met name verder uitbouwen. Heel belangrijk is daarbij de integratiecomponent. De drie wetenschappelijke achtergronden komen samen in thema’s waarmee we hier werken, in een model dat door directeur onderwijs Caroline Hummels is ontwikkeld. Die thema’s zijn op dit moment onder andere lighting, wearable senses en playful interaction. Ze zijn ontstaan door mensen die binnen de faculteit min of meer toevallig op die gebieden samenkwamen. We willen blijven zoeken naar thema’s die die synergie in zich hebben. Mijn rol daarin is dat automatische wordingsproces stimuleren, niet top-down vertellen wat er gedaan moet worden.”

Wat gaan studenten ervan merken dat ID een nieuwe decaan heeft?
“Als het goed is niet te veel. Mijn doel is uitbouwen, niet vérbouwen. Wat ze wél zullen merken, met name de masterstudenten en de promovendi, is dat duale beleid: enerzijds het versterken van de disciplines en anderzijds de integratie van de paradigma’s middels die thema’s. We hebben een tijd gehad, met name in startfase van de faculteit, dat elke student met een gek idee zijn eigen onderwerp mocht definiëren. Ik verwacht dat we ons veel meer gaan focussen op bepaalde thema’s, behoudens de enkele student die echt met hét briljante idee komt. Dit betekent dat we ook bepaalde thema’s niet zullen doen. Je zou kunnen denken: dat is jammer voor de studenten, want dan kunnen ze hun creativiteit niet meer ontplooien. Maar mijn ervaring is dat een goede student binnen één thema tientallen mogelijkheden kan zien voor een project.”

Wat vindt u van de kloof die door studenten ervaren wordt tussen hen en het faculteitsbestuur?
“Wij zien onze studenten graag als juniormedewerkers. Maar ze komen hier binnen als vwo-scholier, en ze moeten groeien tot het punt waarop ze daadwerkelijk functioneren als juniormedewerker. Ik kan me voorstellen dat die kloof voor dat omslagpunt best groot is. Want scoor je niet op voldoende competenties, dan moet je een semester overdoen en misschien begrijp je nog niet waarom. En je hebt een onderwijsdirecteur en dan zit er nog ergens een decaan op die vloer daarboven en die goede man of vrouw heb je nog nooit gezien. Ik denk aan de andere kant dat de kloof op deze faculteit ontzettend klein is op het moment dat studenten aankomen in de master, of als ze gaan promoveren. Ik heb zelf vele jaren in Singapore gewerkt en ben daar ook hoogleraar geweest. Als je het hebt over kloven; dan is hiér geen kloof, ook niet voor de eerstejaars. Zelfs een promovendus mocht daar niet bij de decaan komen. Er stond, letterlijk, een gele lijn op de grond: ‘student tot hier’.”

In april is de eerste onderzoeksvisitatie bij Industrial Design. Ziet u die met voldoende vertrouwen tegemoet?
“Ik heb er zin in. Het is altijd een heel avontuur als je als faculteit voor de eerste keer gevisiteerd wordt. De faculteit Industrial Design is pas tien jaar jong, wij zijn de Benjamin van de campus. De kracht is dat we hier onderzoekers hebben die de nodige onderzoeksjaren inbrengen. Mijn eigen voormalige groep, Business Process Design, bestaat binnen deze faculteit twee jaar, maar we brengen vijftien jaar onderzoek mee. Zo ging dat ook bij de andere groepen. Maar als je niet oppast dan is 1+1+1+1 niet 4, maar ergens rond de 2,5 omdat iedereen vanuit zijn eigen domein komt. Dus daarmee heb je nog geen facultair onderzoeksprogramma. Ik denk dat we best trots mogen zijn op wat er bereikt is met de vier disciplines en drie paradigma’s: 1+1+1+1=7. Aan ons de taak om dat aan de visitatiecommissie over te brengen.”

Wie moet de nieuwe minister van Onderwijs worden en waarom?
“Onze rector Hans van Duijn heeft zich recent (in Cursor 18, red.) zeer negatief uitgelaten over minister Plasterk. Zijn woorden waren mij uit het hart gegrepen. Een volgende minister van Onderwijs moet er in zijn wetenschapsbeleid rekening mee houden dat engineering sciences een heel bijzonder vakgebied is. Dat gaat niet alleen over onderzoek, maar ook over het valoriseren, het toepassen ervan in een sociaal-economische context. Dus als de guidelines die wij krijgen van het ministerie alleen maar gaan over meer papers schrijven, dan kom je nooit aan die integratie en thema’s toe. Want er worden teveel papers geschreven door mensen die alleen maar in hun smalle vakgebied zitten, wat zo nog smaller wordt. Juist de mensen die werken aan integratie en toepassing moeten gehonoreerd worden als wetenschapper.”

Op dit moment heeft de faculteit goede banden met onder meer Singapore, Zhejiang, Sydney en de VS. Zijn er verdere plannen voor de internationale positionering?
“Er liggen zeker plannen. Rond het stuk ontwerpen wordt Azië steeds belangrijker. Daar blijven we dus bouwen. Binnen Europa is de Aalto University in Helsinki een hele belangrijke. Op dit ogenblik zijn ze in Finland bezig met zogenaamde living labs, ook wel ‘inpirational testbeds’. Ik zie wel voor me dat onderzoekers uit Eindhoven en Helsinki kunnen samenwerken in zo’n lab, of eventueel per video met elkaar kunnen meekijken. Uiteindelijk zou de samenwerking misschien zelfs kunnen leiden tot een gezamenlijke opleiding. Ik vind het in ieder geval heel belangrijk dat studenten leren werken in een internationale context. Heel veel producten worden ontworpen in internationale ketens, voor internationale markten. Dus hoe eerder studenten daarmee te maken krijgen, hoe beter. Jeu Schouten zei altijd: “Wiskunde is hier hetzelfde als in Sydney of in buiten-Mongolië.” Daar heeft hij gelijk in, maar design en social sciences zijn elders ter wereld totaal anders dan in Nederland. En daar proberen wij onze studenten en onderzoekers rekening mee te laten houden.”(SK)/.

 

Curriculum vitae
prof.dr.ir. Aarnout Brombacher

Aarnout Brombacher werd op 20 september 1961 geboren te Rotterdam. Hij studeerde cum laude af bij Elektrotechniek aan de Universiteit Twente, waar hij tevens promoveerde. Zijn promotie-onderzoek deed hij in samenwerking met Philips. In 1993 werd hij aangesteld als deeltijd-hoogleraar aan de TU/e, en in 1997 werd hij voltijd-hoogleraar bij Technologie Management. In 2007 maakte hij met zijn groep Business Process Design de overstap naar Industrial Design. Aarnout Brombacher is tevens één van de hoofdredacteuren van het tijdschrift Quality and Reliability Engineering International. Verder is hij actief in diverse landelijke commissies en werkgroepen, onder andere de adviescommissie Integrale Productcreatie en -Realisatie (één van de Innovatiegerichte Onderzoeksprogramma’s van Senter Novem). Deze commissie geeft advies aan het Ministerie van Economische Zaken.