spacer.png, 0 kB
Volg Cursor via Twitter Volg Cursor via Facebook Cursor RSS feed
spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB
Cursor in PDF formaatCursor als PDF
Special Cursor 50 jaarSpecial Cursor 50 jaar
PrintE-mail Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook
Prof.dr.ir. GertJan van Heijst, hoogleraar Turbulence and Vortex Dynamics
“Je komt pas goed van het vulkaanstof af als het uitregent”
De uitbarsting van de IJslandse vulkaan Eyjafjallajökull zorgde er deze week voor dat in een groot deel van Europa niet gevlogen werd. Hoe kan een uitbarsting op het afgelegen IJsland zulke ingrijpende gevolgen hebben? Prof.dr.ir. GertJan van Heijst, hoogleraar Turbulence and Vortex Dynamics, licht toe.

“In dit geval hebben we gewoon pech gehad met het weer van de afgelopen week. Door de noordelijke wind kwam het vulkaanstof richting Europa, terwijl dat met de overheersende westelijke luchtstroming niet het geval zou zijn geweest.

De as bevindt zich in een betrekkelijk dunne luchtlaag tussen acht en tien kilometer hoogte. Dat is precies de hoogte waar ook veel vliegverkeer plaatsvindt. De aardatmosfeer bestaat uit een aantal horizontale luchtlagen, waartussen relatief weinig uitwisseling plaatsvindt. Voor verticale stroming heb je convectie nodig. Die ontstaat door verwarming van onderaf. Door die verticale luchtverplaatsing ontstaan ook stapelwolken en onweersbuien. Maar er vindt veel meer horizontale beweging plaats. Daardoor heeft het vulkaanstof zich ook over duizenden kilometers verplaatst en zich over heel Europa verspreid.

Je komt pas goed van het vulkaanstof af als het ‘uitregent’: wanneer regen vanuit hogere luchtlagen door de stofwolk heen valt, vangen regendruppels de stofdeeltjes in en transporteren ze mee naar de grond. Maar dat is een traag proces en het duurt nu alleen maar langer vanwege het hoge-drukgebied boven Europa, waardoor we helder, koud weer hebben zonder veel neerslag.

Op welke hoogte stof uit een vulkaan bij een uitbarsting terecht komt, is afhankelijk van de kracht van de eruptie. Deze heeft de vorm van een ‘jet’ en van een pluim. De jet heeft veel impuls in zich, waardoor het stof naar boven wordt gestuwd. Maar het vulkaangas is ook warm en stijgt daarom op, totdat de dichtheid van de rookpluim op een bepaalde hoogte gelijk is aan de omgevingslucht. Dan buigt de pluim af, zoals je dat ook boven een schoorsteen ziet.

Vliegtuigen die door vulkaanstof heen vliegen, worden als het ware gezandstraald. Ook wordt het stofmateriaal afgezet in de vliegtuigmotoren en kan daar tot vervormingen en belastingen leiden die ernstige schade kunnen veroorzaken, resulterend in uitval van motoren. Het is een accumulerend effect, en is niet ogenblikkelijk zichtbaar. De aanwezigheid van vulkaanstof wordt in Nederland vanaf de grond en met satellieten in de gaten gehouden door het KNMI en het RIVM. In theorie zou je ook vliegtuigen kunnen uitrusten met meetapparatuur, maar het lijkt me een technische uitdaging om de metingen zo snel uit te voeren dat je tijdens de vlucht kunt bepalen waar je veilig kunt vliegen.
In onze groep ‘Turbulence and Vortex Dynamics’ doen we fundamenteel onderzoek aan onder meer de geofysische turbulente stromingen in de oceanen en de atmosfeer. We bekijken daarbij ook de invloed van de gelaagdheid, de stratificatie van de atmosfeer. Die kennis kan weer worden toegepast in modellen waarmee je bijvoorbeeld de verspreiding van vulkaanstof kunt voorspellen. Dat soort computermodellen wordt bij het KNMI gebruikt door onder andere de groep van Pieternel Levelt, die bij ons deeltijdhoogleraar is.” (TJ)/.


Prof.dr.ir. GertJan van Heijst. Foto: Bart van Overbeeke