“De maquette ziet eruit alsof een eerstejaars student Bouwkunde dat ook had kunnen maken. Maar als je goed kijkt, dan zie je dat alle ideeën er al in zitten.” Ir. Rijk Blok wijst naar een stuk slingerend ijzerdraad, vastgezet met pinnen op een stevige kartonnen plaat. De foetus van Happy Street.
Met een duo genaamd Johnny en Rijk ligt een naam als Happy Street natuurlijk voor de hand. Maar achter die scherts schuilt natuurlijk ook ernst. John Körmeling studeerde af aan de faculteit Bouwkunde waar Rijk Blok in deeltijd werkt als universitair docent. In het verleden heeft het tweetal al meerdere projecten uitgevoerd, onder meer in Breda en Rotterdam. Maar dat werk verbleekt bij de omvang van het Nederlandse paviljoen dat op 1 mei opengaat op de Wereld Expo 2010 in Shanghai.
Bij het binnenhalen van de opdracht van het ministerie van Economische Zaken (EZ) in 2008 werden de kosten aanvankelijk geraamd op 9,5 miljoen. Mede door het lage arbeidsloon in China valt dat bedrag nu bijna vier miljoen euro lager uit. Iets wat niet vaak voorkomt in de bouwwereld. Blok: “In opdracht van de EVD, een agentschap van EZ, hebben we alle advieswerkzaamheden, van goedkeuring van de bouw tot en met de sloop in één hand gehouden. Vanwege de risico’s hebben we een bv opgericht en vanuit daar partners gezocht. In Nederland kwamen we vrij snel uit bij het adviesbureau ABT. In China hebben we, vooral vanwege de communicatie, gekozen voor de Tong Yi universiteit van Shanghai. Die is meer internationaal gericht dan de designinstituten die telkens een Engelse tolk moeten inhuren.”
Maar zelfs dan blijken er heel wat misverstanden en vreemde toestanden te ontstaan. Bijvoorbeeld op het gebied van brandwerendheid. “De controle ervan ligt in China bij het leger en dat is een tamelijk starre organisatie. We hebben bijvoorbeeld een brugdek dat dertig minuten brandwerend is en huisjes die, geheel volgens de voorschriften, zestig minuten brandwerend zijn. In geval van brand zou de constructie dus eerder instorten, terwijl de huisjes nog intact zijn. De meeste huisjes zijn bovendien alleen maar etalages waar de bezoekers niet in kunnen. Toch moesten er wel overal sprinklerinstallaties in.”
Nog zo’n voorbeeld. Vanwege het broeierige klimaat in Shanghai had Körmeling Happy Street uitgerust met grote ventilatoren. “Die zorgen voor een fris windje. Elke keer als we in Shanghai kwamen, werd ons verteld dat ze die niet konden maken. Toen bleek dat wij een ventilator getekend hadden met zeven bladen, terwijl ze die in China alleen maar hebben met vijf bladen. Tja, tegen dat soort dingen loop je aan”, zegt Blok lachend.
Ook het feit dat Körmeling genoegen nam met opbouwmateriaal in de huisjes, in plaats van alles netjes in de muren weg te werken. Dat vonden de Chinezen onbegrijpelijk. Het is toch een expo? Dan moet je het duurste van het duurste nemen. Blok: “Dat is een heel andere manier van denken. Als ze eenmaal snappen wat je wilt, krijgen ze er plezier in en gaan ze ervoor.”
De constructie van Happy Street steunt op stalen kolommen en palen vanwege de slappe rivierklei in Shanghai en de kans op aardbevingen. Maar lassen kunnen de Chinezen als de beste, hebben Körmeling en Blok ervaren. “We hadden alle liggers uit standaardprofielen willen maken. Maar onze aannemer bood aan om die zelf te maken, met schuine flenzen. Ze zijn zo in elkaar gelast. Daar draaien ze hun hand niet voor om. Ook de huisjes zijn gemaakte van lichte staalconstructies. “Staal kun je hergebruiken. Het is duurzaam. Dat is ook een van de thema’s in Shanghai. Maar als je eerlijk bent, is een expo nooit duurzaam. Al die miljoenen bezoekers moeten er naartoe reizen. Dat is ook een boel CO2-uitstoot. En de tentoonstelling duurt maar een half jaar. Dus als je energie wilt besparen door een hoop isolatiemateriaal te gebruiken, dan verdien je dat niet eens terug. In die zin is de expo eigenlijk een feestje”, zegt Blok.
Dat draagt Happy Street ook duidelijk uit. Het ingenieuze stalen geraamte is bekleed met cementvezelplaten en afgewerkt met een dunne laag witte kunststof. Daarover heen zijn bonte kleuren gedrapeerd. De weg die het publiek langs de huisjes leidt, is felrood. Veel huisjes zijn geel en roze. Langs de ‘Street’ knippert ledverlichting. “Het heeft wel iets weg van een kermis”, erkent Blok. “Maar duurzaamheid wordt vaak gezien als meer dan alleen de ecologische impact van materialen en energie. Ook op het menselijk niveau is het belangrijk hoe sociaal en cultureel de stad georganiseerd is. In die zin is het concept van John wel heel erg duurzaam. Hij gaat uit van het thema ‘Better City, Better Life’. En dat begint met een goede straat en een mix van allerlei functies. Aan het paviljoen zitten woningen, een kantoor, fabriek, bank, cinema, tankstation en zelfs een voetbalveld. Onder ligt op de grond groen kunstgras met blauwe banen die water voorstellen. Daar ligt ook een zandzuiger, met de kop half verzonken in de bodem. Een enorm ding, gekregen van Boskalis. Happy Street heeft de vorm van een acht, een geluksgetal voor de Chinezen. Bezoekers volgen de weg omhoog en weer omlaag naar het beginpunt. Happy Street is eigenlijk een toegankelijke oneindigheid.”
Blok en Körmeling zijn sinds 2007 meer dan veertig keer op en neer naar Shanghai gevlogen. Thuis wordt onderhand uitgekeken naar het einde van het project. Blok, lachend: “Dat geldt zowel voor de familie van John als die van mij. Het geeft veel energie en is enorm leuk om te doen, maar ook heel vermoeiend door het tijdsverschil. Vreemd genoeg heeft dit project niet tot spanningen geleid. John en ik kunnen het nog steeds goed met elkaar vinden. Dat wil niet zeggen dat we het over alles eens waren. We hadden wel altijd hetzelfde doel voor ogen; hoe krijgen we dit project zo goed mogelijk gerealiseerd.”
Het was een van de hoofdtaken van de EVD om sponsors te werven, maar dat werd pas een succes door de inzet van Körmeling, zegt Blok. “Hij heeft dat allemaal geregeld. Hij is naar Nederlandse bedrijven gegaan. Heeft universiteiten bezocht om te kijken welke interessante onderzoeken in Shanghai tentoongesteld konden worden. Door de enigszins vreemde benadering van de EVD is de samenwerking met John niet altijd even gemakkelijk geweest. Ik vind het moeilijk om daar een verklaring voor te bedenken. Ik denk dat ambtenaren heel erg gericht zijn op het voorkomen van risico’s. En John is tamelijk onorthodox. De manier waarop hij juist opereert, is het zien van kansen. En dat klikt niet altijd. De EVD is ook een soort besloten club. Ze dachten dat doen we zelf wel, op onze eigen manier. Ja, dan krijg je de onvermijdelijke tulpen, molens en klompjes. Dat is door de toenmalige Rijksbouwmeester Mels Crouwel gezien. Hij schreef de prijsvraag uit voor het ontwerp. Volgens hem moest het een architectonisch ontwerp zijn, maar tegelijkertijd een integraal ontwerp voor de tentoonstelling. John heeft dat goed opgepakt. Door gewoon door te zetten, denk ik dat het een heel grote klapper wordt.”/.
|