spacer.png, 0 kB
Volg Cursor via Twitter Volg Cursor via Facebook Cursor RSS feed
spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB
Cursor in PDF formaatCursor als PDF
Special Cursor 50 jaarSpecial Cursor 50 jaar
PrintE-mail Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook
En ik vind...

De teugels aanhalen? 

Op woensdag 12 mei volgde ik met veel interesse, verbazing en ergernis het door Studium Generale georganiseerde debat met de rector magnificus. Aanleiding voor het debat was het provocerende interview dat rector Hans van Duijn gaf in de Cursor van 17 december 2009. In het stuk getiteld: ‘Het is tijd om de teugels weer aan te halen’ bestempelde de rector de Eindhovense student als ‘gemakzuchtig’ en sprak hij zijn ergernis uit over de lage interesse in het volgen van een studie aan een buitenlandse instelling en het gebrek aan maatschappelijke betrokkenheid van de Eindhovense student. 

In het debat verduidelijkte Van Duijn zijn kritiek met behulp van cijfers en statistieken. Het percentage Nederlandse studenten dat binnen vier jaar zijn of haar bachelor haalt ligt rond de vijftig procent. Studenten aan de drie TU’s halen slechts een percentage van rond de dertig procent. De doelstelling voor de komende jaren is dat alle universiteiten een norm van zeventig procent halen. Volgens Van Duijn een reden om de studenten van deze universiteit middels straffen en stimuleringen naar een hoger niveau te tillen. 

Het is een schande dat de rector de student durft aan te spreken op de tegenvallende statistieken. En nog erger zijn de laatdunkende typeringen die hij gebruikt om zijn eigen studenten te omschrijven. De Eindhovense student studeert 36 uur per week en het is een publiek geheim dat dit aanzienlijk meer is dan er aan andere universiteiten gestudeerd wordt. Dus voordat de rector de teugels aanhaalt, is het misschien een goed idee om eens te kijken onder welke condities de Eindhovense student functioneert in vergelijking met andere studenten. 

Een student aan de TU/e wordt op allerlei fronten benadeeld. Hij/zij heeft een veel zwaarder studieprogramma en studeert harder dan andere studenten. Daarnaast is het zo dat er, door het hogere niveau van technische opleidingen, weinig tijd is voor persoonlijke ontwikkeling. Wanneer men ervoor kiest die tijd te maken, resulteert dit onherroepelijk in uitloop op de nominale studieduur, hetgeen uiteraard weer financiële consequenties heeft. Als de keuze wordt gemaakt om alle aandacht op de studie te richten, is het alsnog bijna onmogelijk om de studie nominaal af te ronden. Bovendien wordt een student die deze keuze maakt ermee geconfronteerd dat bedrijven de financieel aantrekkelijke functies aan anderen verstrekken omdat deze zich middels besturen, commissies en reizen op een brede persoonlijke ontwikkeling hebben toegelegd. Niet voor niets schreef het Technisch Weekblad dat afgestudeerden van technische universiteiten op termijn aanzienlijk minder verdienen dan hun economische soortgenoten. 

Ik vraag me af of Van Duijn bekend is met dit probleem. Dat allerlei primaire en secundaire voorwaarden aan technische studies deze studies uitermate onaantrekkelijk maken. Terwijl afgestudeerden in deze sector juist nu zo gewild en gewenst zijn. Je zou zelfs kunnen zeggen dat alle ingeschreven studenten aan de TU/e een opleiding in de techniek volgen ondanks de ontmoedigende omstandigheden. 

Is dan alles kommer en kwel? Nee, gelukkig niet. Deze universiteit komt geregeld uit de bus als een van de beste universiteiten als het gaat om tevredenheid van studenten. En niet zonder reden: alles is puik georganiseerd. De notebookregeling, het prima functionerende studyweb, de mogelijkheid om laagdrempelig docenten te spreken, prima werkruimten, een ruime keus aan sport- en cultuurverenigingen en een royale financiering voor stages buiten Europa. En wellicht het belangrijkst: er wordt hier uitstekend en voldoende college gegeven. 

Het is begrijpelijk dat Hans van Duijn problemen signaleert: studies lopen teveel uit en er is weinig interesse in studieverbredende programma’s. Het zou goed zijn als studenten meer dan 36 uur per week aan hun studie besteden. Maar de vraag hoe je het rendement aan de TU/e zou kunnen verbeteren, kan niet losstaan van de vraag naar de staat van het hele Nederlandse hoger onderwijs. 

De financiering is nu gebaseerd op de hoeveelheid studenten, in plaats van de kwaliteit van het onderwijs. Dat leidt er toe dat ook de interne investeringen gericht zijn op kwantiteit in plaats van kwaliteit. Steeds meer mensen raken in het bezit van een academische titel, terwijl het onwaarschijnlijk is dat er steeds meer slimme mensen zijn. En om slagingspercentages te verhogen, moet het niveau steeds omlaag. Dank je wel lieve overheid, voor het uitermate onverstandig verdelen van onderwijsbudgetten. 

De TU’s doen het temidden van deze betreurenswaardige tendens uitstekend. Ze houden vast aan hun eigen hoge kwaliteitsnormen. Wanneer er nog meer maatregelen komen om de inzet voor de studie en extracurriculaire activiteiten te verhogen, verhoog je door de toenemende werkdruk enkel de impopulariteit van de technische opleidingen. Dat zou, gezien het belang van technici voor de zo vaak bejubelde kenniseconomie, een tragedie zijn. 

Een maatschappelijk probleem hoort op maatschappelijk niveau te worden opgelost. Daarin is met name een taak weggelegd voor de politiek, maar ook voor andere universiteiten en hbo-instellingen. De verkiezingsprogramma’s van alle politieke partijen staan bol van pleidooien voor goed onderwijs, groene en duurzame innovatie en een toenemende kenniseconomie. Het is tijd dat politici de essentiële rol van de TU’s hierin erkennen en zich beraden over de eerlijkheid waarmee de onderwijsbudgetten momenteel verdeeld worden. Op dit moment betalen de technische universiteiten en de technische student de rekening voor de discrepantie tussen nominale studieduur en gemiddelde studieduur. Waarom geen zes jaar studiefinanciering voor de technisch student? Deze kan zich op die manier zowel vaktechnisch als persoonlijk ontwikkelen, waarmee recht wordt gedaan aan het belang van beta’s voor de maatschappij. Tot slot moet er iets gedaan worden aan het financiële perspectief voor de afgestudeerde technici. Hoewel er prima verdiend wordt, gaan de afgestudeerden uit de commerciële richtingen er vaak met de financieel lucratieve banen vandoor, terwijl de techneut vaak aan de basis staat van het succes van de onderneming. Onze kennis is een sterkere verdediging waard. 

Wat we zelf kunnen doen, is de student die in het verdomhoekje zit stimuleren en motiveren om ondanks alles toch voor de techniek te blijven kiezen en met meer plezier zijn studie te volgen. Dat houdt in dat de uitstekende organisatie gehandhaafd wordt, maar dat er meer ingeroosterde ruimte voor verbreding komt en dat deze verbreding zo veel mogelijk gepromoot wordt bij de over het algemeen nuchtere en pragmatische techneut. 

Wanneer van Duijn dus nog een keer de neiging heeft om ‘de teugels aan te halen’, is het wellicht verstandig als hij het parcours eens vergelijkt met dat van de andere paarden. Hij zou samen met zijn studenten kunnen opkomen voor hun toekomstige marktpositie en de voorwaarden waaronder zij studeren, in plaats van zijn eigen studenten te bekritiseren. Bovendien, een rector magnificus is verantwoordelijk voor de prestaties van zijn eigen studenten. En wanneer deze niet de in zijn ogen gewenste resultaten behalen, speldt hij zich met deze visie in feite zelf een brevet van onvermogen op. 

Erik Roebroek, student Werktuigbouwkunde