spacer.png, 0 kB
Volg Cursor via Twitter Volg Cursor via Facebook Cursor RSS feed
spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB
Sluitstuk

Spiegelbeelden scheiden
Cursor in PDF formaatCursor als PDF
    PrintE-mail Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook
    WikiTherapist: simpeler software voor therapieondersteunende technologie
    2 december 2010 - Robots, interactieve spelborden en andere innovatieve technologieën kunnen van grote waarde zijn in de behandeling van bijvoorbeeld autistische kinderen of mensen die revalideren na een beroerte. Voor therapeuten is het (her)programmeren van zulke technologieën, met het oog op de specifieke behandeling van een patiënt, doorgaans echter veel te ingewikkeld. TU/e-onderzoekers proberen die drempel te verlagen met vereenvoudigde software en een Wiki-achtige website waar therapeuten ervaringen kunnen delen.
    Ioannis Politis van Industrial Design demonstreert een interactief oefenbord. Foto’s | Bart van Overbeeke

    ‘WikiTherapist’ is de naam van het Innovatiegerichte Onderzoeksprogramma (IOP, een subsidieregeling van het ministerie van Economische Zaken) dat in oktober 2009 startte. Bij het vierjarige project, waarvoor één miljoen euro beschikbaar is, zijn onderzoekers betrokken van de TU/e-faculteiten Industrial Design (ID) en Werktuigbouwkunde. Zij werken samen met onderzoekers en therapeuten van verschillende klinieken, met name zorgcentrum Adelante (onder meer gespecialiseerd in revalidatie), de Sint Maartenskliniek (houding en beweging) en het Dr. Leo Kannerhuis (centrum voor autisme).

    Coördinatoren van WikiTherapist zijn prof.dr. Panos Markopoulos en universitair docent dr.ir. Emilia Barakova van ID. Volgens projectleider Markopoulos zien therapeuten zeker voordeel in technologische ondersteuning van hun behandelingen, maar is de software voor hen vaak te ingewikkeld om deze op de behoeften van de individuele patiënt te kunnen afstemmen.

    Bedrijven die dergelijke technologieën ontwikkelen, missen op hun beurt vaak de medische expertise van de therapeut of clinicus. Dit geldt vooral voor kleinere bedrijven die, in tegenstelling tot grote jongens als Philips, doorgaans niet de middelen hebben om deze expertise in te kopen. WikiTherapist brengt beide partijen samen.


    Jan Gillesen (links) en Stijn Boere van Werktuigbouwkunde met twee Nao-robots.

    WikiTherapist valt uiteen in twee onderzoekslijnen. Binnen de eerste lijn richt promovendus Patrick Kierkegaard (ID) zich met name op bestaande interactieve speelborden (ontwikkeld door Philips en op de markt gebracht door onder andere Serious Toys), gebaseerd op Tangible User Interfaces (TUI). Deze tastbare gebruikersinterfaces lokken op een fysieke, meer intuïtieve manier interactie uit. Kinderen kunnen bijvoorbeeld, met oplichtende kleurvlakken op het oefenbord, worden uitgedaagd deze aan te raken met handobjecten in verschillende vormen, die uiteenlopende arm- en handbewegingen vragen. “Voor onder anderen spastische kinderen, die soms weinig tot geen controle hebben over bijvoorbeeld hun arm, kunnen dergelijke bewegingen pijnlijk zijn. Het bord daagt hen uit om, op een speelse manier, toch bepaalde motorische vaardigheden te trainen”, aldus Markopoulos.

    Voor therapeuten is de gebruikte technologie echter weinig toegankelijk. Door een softwareplatform te ontwikkelen bovenop de bestaande interface, probeert computerwetenschapper Kierkegaard de oefenborden gebruiksvriendelijker te maken: “Zo kunnen ze zelf hun therapie vernieuwen en vormgeven, afgestemd op de patiënt”, aldus de promovendus. Hiervoor werkt hij samen met onder anderen bewegingswetenschapper Ananda Hochstenbach, als postdoc binnen WikiTherapist werkzaam bij Adelante, zorg- en kenniscentrum voor onder andere revalidatie. Ook werkt Kierkegaard aan het opzetten van een online gemeenschap waarbinnen therapeuten op een Wikipedia-achtige manier ervaringen, ideeën en software kunnen delen.

    De tweede onderzoekslijn binnen WikiTherapist borduurt voort op de technologie van de Nao-robot, die al wordt gebruikt in onder andere de behandeling van kinderen met autisme. Omdat een robot controleerbaar en voorspelbaar is, is het voor deze kinderen een geschikt maatje, verduidelijkte TU/e-promovendus Jan Gillesen (ID) eerder in het blad van het Dr. Leo Kannerhuis. “Ze weten wat ze aan een robot hebben en worden niet afgeleid door allerlei, voor hen vaak moeilijk te duiden, non-verbale informatie.”

    Samen met collega-promovendus Stijn Boere van Werktuigbouwkunde bekijkt Gillesen hoe de software van het zestig centimeter hoge mannetje kan worden vereenvoudigd voor gericht, op het individu afgestemd gebruik door therapeuten. Zelfs focust hij hierbij op de eisen die therapeutisch gebruik aan de robot stelt; Boere richt zich op de meer technische kant, onder meer met het ontwikkelen van gemakkelijkere algoritmes voor de software. “Ik kijk daarbij specifiek naar ‘learning by demonstration’, waarbij de gebruiker een handeling voordoet en de robot daarvan leert”, aldus de promovendus.

    De zestig centimeter hoge Nao waarmee de onderzoekers werken, is een commerciële robot, ontwikkeld door een Frans bedrijf. Boere: “Je zou ook zelf een nieuwe robot kunnen ontwikkelen, maar het voordeel van de Nao is dat je niet meer tegen allerlei kinderziektes aanloopt en je je meteen kunt richten op het werken met de gebruiker”.

    De TU/e-onderzoekers hebben zelf overigens nog maar weinig direct contact gehad met de patiëntgroepen in kwestie. “Therapeuten en clinici zijn, begrijpelijk, terughoudend als het gaat om hun patiëntenkring als proeftuin. Maar in een later stadium zullen ongetwijfeld meer praktijktesten volgen”, aldus Markopoulos.

    Dat het (her)programmeren van innovatieve technologieën voor therapeuten -maar later wellicht ook voor gebruikers in andere sectoren- technisch gezien eenvoudiger kan, staat volgens de projectleider wel vast. “Een grotere uitdaging is om therapeuten allereerst zover te krijgen dat ze over de drempel heen stappen en de technologieën ook echt gaan gebrúiken”. (MvdV)

    Robots, interactive game boards and other innovative technologies can be extremely valuable in the treatment of autistic children or people recovering from a stroke, for example. However, for therapists, the (re-) programming of such technologies, bearing in mind a patient’s specific treatment, is usually far too complicated. TU/e researchers are trying to simplify these operations by means of simplified software and a Wiki-like website for therapists to share experiences.