spacer.png, 0 kB
Volg Cursor via Twitter Volg Cursor via Facebook Cursor RSS feed
spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB
Clmn

Columnist:
Diana Koenraadt
Cursor in PDF formaatCursor als PDF
    PrintE-mail Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook
    Inholland-toestanden aan de universiteit?
    23 juni 2011 - Onder de maat, luidde onlangs het oordeel over vier Inholland-opleidingen. Is het bij de universiteiten ook mogelijk dat opleidingen hun academische status niet waard zijn? Want ook daar leveren diploma’s geld op. “Zeg maar hoeveel punten je nodig hebt voor een zes.”
    Archieffoto | Bart van Overbeeke

    Vraag universitaitre studenten om voorbeelden van al te makkelijk behaalde studiepunten en ze komen geheid ergens mee. De inmiddels afgestudeerde Jeroen Postma (international business, Maastricht): “In 2009, bij een moeilijk vak waar zelfs na de herkansing driekwart voor zakte, ging ik met mijn vijf komma zoveel naar de inzage en daar werd me gewoon gevraagd: ‘Hoeveel punten -per vraag kreeg je punten- heb je nodig voor een zes?’ Die heb ik toen gekregen. Ik werd wel gesommeerd om er mijn bek over te houden. Anderen zijn gaan rellen, want er waren ook tweeën en drieën. Daarop kwam er een nieuw herexamen dat veel makkelijker was, met allemaal achten en negens als resultaat.”

    Grote problemen zouden niet eens mogelijk moeten zijn, gezien het systeem van kwaliteitsbewaking dat in ons land is opgetuigd. Maar ja, zelfs de gewraakte Inholland-opleidingen hadden van de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie een keurig kwaliteitsstempel ontvangen. Ex-Inhollandbaas Geert Dales vindt dat hij daarop “moest kunnen varen”, zei hij onlangs nog tegen NRC Handelsblad. NVAO-voorzitter Karl Dittrich: “Zo werkt het niet. We geven eens in de zes jaar ons oordeel en dan gaat het per definitie over het verleden - over het gerealiseerde niveau.”

    Belangrijk is ook dat de wettelijke regels enige soepelheid bij de visitatiecommissies in de hand werkten. Dittrich: “Bij een negatief oordeel kon de tent meteen sluiten want dan geef je als NVAO vervolgens geen accreditatie meer. Dat wordt nu anders, er komt een herstelperiode van een of twee jaar. Ik heb in het verleden wel rapporten gezien met de uitkomst: niet goed genoeg. Dan kreeg die opleiding de ruimte om in een paar maanden verbeteringen aan te brengen. Vervolgens was het nog steeds onvoldoende maar als de commissie goede intenties zag, gaf men het voordeel van de twijfel.” En dan verdween zo’n opleiding weer voor zes jaar onder de radar.

    Een hulpmiddel om wrakke universitaire studies op te sporen, is mogelijk het oordeel van studenten over het onderwijsniveau: dat zegt natuurlijk wel iets. De Nationale Studentenenquête vraagt daar periodiek naar, en bij de Keuzegids Universiteiten wil hoofdredacteur Frank Steenkamp wel een lijstje maken van de laagste scores. In 2010 staan bovenaan wat talen: Italiaans, Roemeens en Duits, in Amsterdam, Leiden en Groningen. Ze krijgen net een zesje voor het niveau van de stof en soms nog minder. Probleem is alleen dat het heel kleine opleidingen zijn. Dat maakt die uitkomsten “volgens onze eigen normen niet voldoende betrouwbaar”, meldt Steenkamp, tevens directeur van het Centrum voor Hoger Onderwijs Informatie.

    En als er dan eens een grote opleiding is die laag scoort, zoals de bachelor bouwkunde in Delft met een mager zeventje van de eigen studenten, dan is men er daar niet bepaald van onder de indruk. Directeur onderwijs Christian van Ees: “Ik neem dat met een korreltje zout. Onze afgestudeerden worden zeer gewaardeerd. Een aantal van onze mastertracks geeft rechtstreeks toegang tot het register van architecten, dat is een nationale en ook Europese benchmark. De werkstukken in de bachelor- en de masterfase worden altijd door een tweede beoordelaar bekeken. Wel gaan we wat meer aan het wetenschappelijk niveau doen, maar ja, de studenten willen gewoon architect worden en dat is nu eenmaal niet zo’n wetenschappelijk vak.”

    Een andere indicatie voor onvoldoende niveau zou de studietijd per week kunnen zijn. Als studenten naar eigen zeggen nog geen twintig uur per week nodig hebben, is duidelijk dat je daar niet Einstein hoeft te heten. Volgens de meest recente gegevens was dat bij de Rotterdamse bachelor rechten het geval. Een landelijk dieptepunt, maar een rechtstreeks verband met de kwaliteit van het diploma - dat is toch iets te kort door de bocht.

    Niettemin hebben de Rotterdamse juristen ervan geleerd, zegt onderwijsdecaan Suzan Stoter: “Mede door die uitslag hebben we het curriculum omgegooid. We gaan per 2012 nog een stap verder: geen massaal onderwijs meer met herkansingen, want dat levert veel te veel mogelijkheden voor vlucht- en uitstelgedrag. Ons nieuwe didactische model gaat uit van kleine groepen met aanwezigheidsplicht, activerend onderwijs, en in plaats van herkansingen de mogelijkheid om (lichte) onvoldoendes te compenseren met hogere cijfers voor andere onderdelen. Ik verwacht dat het aantal studie-uren per week al is gestegen en nog verder stijgt.”

    Zijn er dan echt geen ‘Inhollandjes’ in het wetenschappelijk onderwijs? “Het kan bijna niet anders, met de grote druk op rendementen en de financiën”, denkt voorzitter Sander Breur van de Landelijke Studenten Vakbond. “Niet waarschijnlijk”, zegt Dittrich, “ook al omdat de cultuur in het wo anders is: er is een hardere houding tegenover elkaar. Door de concurrentie tussen de onderzoekers zijn ze daar meer gewend elkaar de maat te nemen.” Jan-Willem Swane, woordvoerder van de Inspectie van het onderwijs: “Je kunt het niet uitsluiten maar er zijn geen aanwijzingen. Wij hebben alle hoger-onderwijsinstellingen gevraagd naar onregelmatigheden als die speciale afstudeertrajecten van Inholland, maar ook andere dingen, en uit de universiteiten kwamen nauwelijks signalen; niets wat een nader onderzoek op locatie rechtvaardigde. Dat zegt wel iets. Verder werkt men in het wo met een visitatiecommissie per sector en niet per individuele opleiding. Dat maakt de kans kleiner dat een opleiding die onder het niveau belandt, onopgemerkt blijft.”

    De instantie die de visitaties bij de universiteiten voor haar rekening neemt is de Qanu: Quality Assurance Netherlands Universities. Sietze Looijenga is coördinator van de onderwijsvisitaties, en ook hij is redelijk positief gestemd. “We zijn sinds 1990 met de vierde ronde visitaties bezig. Als er serieuze problemen waren, was dat wel opgemerkt.” Weliswaar vinden commissies soms dat een scriptie een te hoog cijfer kreeg, “maar het gaat erom of het nog voldoende is. Bij Inholland was met veertig procent van de scripties iets aan de hand, dat heb ik in het wo nog nooit meegemaakt.”

    Echte onvoldoendes hebben de visitatiecommissies niet uitgedeeld, zegt Looijenga, “maar een paar jaar geleden zag je wel dat universiteiten na een matig commissieoordeel afzagen van hun plan om een doctoraalspecialisatie om te bouwen tot een master.”

    NVAO-voorzitter Dittrich: “Bij een accreditatie kijken wij of de visitatie volgens de regels heeft plaatsgevonden, of het panel goed is samengesteld, of er voldoende scripties zijn bekeken. Dan is er geen reden om argwaan te koesteren. Het stelsel is gebaseerd op vertrouwen. Ja, dat kan een probleem zijn. Maar ik verwacht een bepaald ethos van de beoordelaars, de docenten. Zij gaan ten slotte over de cijfers. Belangrijk is een kwaliteitscultuur binnen de instelling, waarin docenten zich veilig voelen om hun werk te doen en een onvoldoende kunnen geven als het moet. Een dergelijke veiligheid ontbrak bij die opleidingen van Inholland.” (HOP)

     

    Landelijk examineren aan de universiteit?

    Schrijfster Naema Tahir, columnist bij tv-programma Buitenhof, bepleitte onlangs dat er ook in het hoger onderwijs met vaste eisen moet worden gewerkt, net als bij het landelijk rijexamen. Dat zou het einde van het gesjoemel met diploma’s zijn.

    Staatssecretaris Halbe Zijlstra ziet er wel wat in. Hij heeft aangekondigd dat hij landelijke kennistoetsen gaat invoeren in het hbo. Ook hoofddocent Henk van Berkel, onderwijskundige en voorzitter van de examencommissie bij gezondheidswetenschappen aan de Universiteit Maastricht, vindt landelijk examineren een goed idee: “De normen liggen nu bij de docent. Meestal begint die met iets absoluuts: 55 of 60 procent moet correct zijn. Maar dan blijkt vaak dat te veel studenten zakken. Docenten stellen dan de grens naar beneden bij. Te veel wil zeggen, ten opzichte van het jaar ervoor of ten opzichte van andere toetsuitslagen in hetzelfde jaar. Ook het Cito werkt zo. Als blijkt dat er ten opzichte van het jaar ervoor ineens veel meer deelnemers zijn gezakt, worden de normen aangepast.”

    “Een toetsuitslag is gebaseerd op twee dingen: de kennis bij studenten en de moeilijkheid van toetsvragen. Toetsvragen kunnen toevalligerwijs makkelijker of moeilijker uitpakken dan gewenst. Docenten zijn niet in staat een juiste schatting te geven van de moeilijkheid van een toetsvraag, daar heb ik mijn proefschrift over geschreven. Daarom zoek je andere ijkpunten. Dat kan de vergelijkbare toets van een jaar eerder zijn of toetsen uit hetzelfde jaar. Nee, dat is geen sjoemelen.”

    “Bij het rijexamen hanteren ze een itembank met vragen waarvan je weet hoe moeilijk ze zijn. Door een juiste manier van steekproeftrekken krijg je dan een toets waarvan de moeilijkheid van tevoren bekend is, omdat de vragen al zijn afgenomen bij een vergelijkbare groep deelnemers. Binnen het hoger onderwijs zijn er nog nauwelijks itembanken. Docenten maken steeds nieuwe vragen en daarvan weet je niet hoe moeilijk die zijn. Ik vind dat ook wij meer met itembanken moeten werken. Ik ben een sterk voorstander van landelijk examineren, ook in het universitaire onderwijs.”

    Recently, four Inholland curricula received bad assessments. Could the same happen for some of universities’ curricula? After all, at universities, graduates bring in money just the same. “Just let me know what you need for a pass mark.”