De hele faculteit leek uitgelopen om elkaars posters te bekijken en elkaars presentaties te beluisteren. In de ochtend werd vooral teruggeblikt door hoogleraren die al wat langer rondlopen aan de faculteit. De middag was ingeruimd voor de jongere, aanstormende wetenschappers met hun visie op het toekomstige onderzoek in hun vakgebied. De dag werd besloten met een interactieve discussie tussen het publiek in de zaal en enkele sprekers over de toekomst van de faculteit Scheikundige Technologie.
Discussieleider prof.dr. Bert Meijer had hierover vier prikkelende stellingen geformuleerd. Eén daarvan luidde ‘Een brede bètafaculteit is slagvaardiger dan de traditionele opdeling tussen scheikunde, natuurkunde en biologie’. Pleitbezorger van deze stelling was prof.ir. Karel Luyben, decaan van de faculteit Technische Natuurwetenschappen van de TU Delft, waar een dergelijke brede faculteit een feit is. Zijn belangrijkste argument hiervoor -belangrijk onderzoek gebeurt op de grensvlakken tussen disciplines- werd vanuit de zaal door prof.dr.ir. Jaap Schouten bekritiseerd: “Onze faculteit is de afgelopen vijftig jaar juist succesvol geweest in de huidige, kleine vorm. Goede onderzoekers van verschillende faculteiten vinden elkaar heus wel. Een universiteit zou goed onderzoek moeten faciliteren en niet een structuur opleggen.”
Dr.ir. Miek Scheffers, docent scheikunde aan een middelbare school en aansluitingsdocent aan de faculteit Scheikundige Technologie, verdedigde de stelling ‘De faculteit Scheikundige Technologie heeft honderdvijftig eerstejaars per jaar nodig (is nu een kleine honderd per jaar). Het roer moet om!’ met verve. Zij meldde dat de huidige bovenbouw van het vwo heel wat minder uren scheikunde krijgt per week dan voorheen. En, met gevoel voor understatement: “Ze worden niet echt ondergedompeld in bètavakken.”/.
|