spacer.png, 0 kB
Volg Cursor via Twitter Volg Cursor via Facebook Cursor RSS feed
spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB
Cursor in PDF formaatCursor als PDF
PrintE-mail Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook
“Schaken is mentaal echt uitputtend”
6 maart 2008 - Erg flitsend mag het imago van het schaken dan niet zijn, maar David van Kerkhof is er dol op. Saai en statisch? Volgens de twintigjarige student Technische Innovatiewetenschappen is een gemiddeld partijtje schaak juist een ware uitputtingsslag vol uitdaging. Vorige maand nam hij deel aan de Royal Haskoning Chess Challenge, een soort NK schaken voor studenten.

Spelletjes doen en puzzelen waren altijd al een geliefd tijdverdrijf voor Van Kerkhof. Als zevenjarige meldde hij zich, met een vriendje, aan voor een schaakcursus in de buurt. Zijn metgezel haakte overigens snel af: “Die kon niet stilzitten.”

Van Kerkhof was echter enthousiast en kwam via de cursusleider terecht bij de Bossche schaakclub HMC, waar hij stap voor stap werd opgeleid. In de loop der jaren stortte hij zich ook op voetbal, judo en tafeltennis. Maar deze fysieke sporten vielen vaak samen met de tijden waarop geschaakt moest worden. Dus won het ‘denken’ het al vlug van het ‘doen’. Inmiddels geeft Van Kerkhof zelf les aan kinderen en speelt hij met een clubteam in de tweede klasse.

Patronen herkennen, het kunnen beoordelen van een stelling en goed kunnen rekenen, staan bij het schaken centraal, stelt de student. “Vanuit elke stelling bouw je in je hoofd een gigantische boom op van mogelijke vervolgzetten, van zetten die de tegenstander daarop kan doen, je eigen zetten die dáár weer op kunnen volgen. En zo verder. In gedachten ben je zo vaak al tien zetten verder in het spel.” Het aantal mogelijke stellingen komt al gauw op een ‘één met twintig nullen’, weet Van Kerkhof. En hints vragen aan een rekenvaardige schaakcomputer is er tijdens wedstrijden niet bij. Dat maakt elke schaaksessie op niveau tot een zware geestelijke inspanning, benadrukt hij. “Een schaakwedstrijd kan wel vier uur duren, dat is mentaal echt uitputtend.”

Van ongedwongen chit-chat is tijdens schaakpartijen doorgaans dan ook geen sprake, aldus Van Kerkhof. En dat verklaart volgens hem mede het mannelijke stempel op de schaaksport: “Vrouwen sporten vaak vanuit sociaal oogpunt, terwijl je bij schaken overwegend alleen bezig bent. Daarbij zijn mannen gemiddeld ook beter in schaken, gewoon omdat hun ruimtelijk inzicht doorgaans wat beter is.”

Met dat inzicht en de benodigde rekenkracht zit het bij Van Kerkhof wel goed, getuige zijn rating van 2216. Met een rating wordt de sterkte van een schaker uitgedrukt, berekend aan de hand van de punten die worden behaald of verloren tijdens wedstrijden. Winnen van een goede speler levert meer punten op dan winnen van een speler met een lagere rating. De hoogste internationale rating ooit was die van Gary Kasparov in juni 2004: 2817 punten.

Zijn eigen 2216 punten vindt Van Kerkhof niet slecht, “maar ik weet dat ik beter kan, vooral door gewoonweg meer te spelen dan ik nu doe. Maar mijn studie en het studentenleven vind ik nu even belangrijker.” Zijn doel is op termijn een rating van 2400 te halen en ‘internationaal meester’ te worden, maar een bestaan als schaakprof ambieert hij niet. “Schaken is leuk, maar als je je brood er mee wilt verdienen, moet je al gauw vijf uur per dag spelen. Bovendien moeten profspelers het hebben van het prijzengeld en draaien veel partijen daarom uit op snelle remises, zodat beide spelers de pot kunnen delen. Dan speel je niet meer vrijuit.”

Terwijl voor Van Kerkhof een partij pas echt is geslaagd als hij zijn creativiteit er in kwijt kan, zegt hij. “In het schaken bestaan veel vaste patronen; paard en dame vormen bijvoorbeeld een bekende aanvalscombinatie. Ik zoek juist graag naar minder alledaagse mogelijkheden, bijvoorbeeld door een ander stuk erbij te betrekken.” Hij is naar eigen zeggen ook een behoorlijk aanvallende schaker, die recht op zijn doel afgaat: “De koning is het stuk dat je mat moet zetten. Sommige spelers bouwen het pad daar naartoe heel rustig op, zetten hun stukken niet te ver naar voren en scoren hier en daar voorzichtig een pionnetje. Dat vind ik saai.”

Intussen speelt hij graag een recreatief spelletje - maar dat mag ook best een potje pokeren, rikken of dammen zijn. “Dammen is saaier dan schaken, omdat alle stenen hetzelfde doen. Maar dammen kan ik tenminste ook tegen mijn huisgenoten.”/.

Interview/David van Kerkhof door Monique van de Ven
Foto/Bart van Overbeeke