spacer.png, 0 kB
Volg Cursor via Twitter Volg Cursor via Facebook Cursor RSS feed
spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB
Cursor in PDF formaatCursor als PDF
PrintE-mail Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook
Prof. Dr. Philip de Goey, hoogleraar Verbrandingstechnologie aan de faculteit Werktuigbouwkunde

Biobrandstof zeker een oplossing voor olieschaarste
Biobrandstof leek lange tijd het antwoord op het groeiend tekort aan fossiele brandstoffen. Nu niet alleen de prijs van olie, maar ook die van allerlei graanproducten de pan uitrijst, slaat de stemming om. Is biobrandstof een oplossing voor olieschaarste, of een bron van nieuwe problemen?

”Jaren geleden voorzagen wij al problemen met de voedselvoorziening door de productie van biobrandstoffen”, vertelt prof. Dr. Philip de Goey, hoogleraar Verbrandingstechnologie aan de faculteit Werktuigbouwkunde. Onder zijn leiding vindt aan de TU/e onderzoek plaats naar de verbranding van biobrandstoffen. “Die problemen zorgen nu voor een negatief imago, maar dat is erg jammer. De huidige eerste generatie biobrandstoffen vormt namelijk slechts een tijdelijke opstap naar het gebruik van tweede generatie biobrandstoffen. Dat was vanaf het begin ook de bedoeling.”

“Biobrandstoffen van de eerste generatie worden gemaakt uit geperste zaden, bijvoorbeeld maïs of graan. “Een nadeel van de eerste generatie biobrandstoffen is dat je negentig procent van de plant weggooit. Bij de tweede generatie is dat niet zo. Daarvoor gebruik je bovendien oneetbaar organisch materiaal. Om er brandstof van te maken, moet je het vergisten of vergassen. Dat laatste gebeurt door verbranding met een tekort aan zuurstof. Er komt dan een CO-H2-mengsel vrij dat energie bevat. Dat mengsel is om te zetten in vloeibare koolwaterstoffen, zodat je de energie eruit kunt halen. De Duitsers zijn daar in de Tweede Wereldoorlog mee begonnen: ze stonden met het leger voor het Russische front en hadden een tekort aan brandstof. Door vergassing zetten ze hout om naar vloeibare koolwaterstoffen die ze met diesel vermengden. Na de oorlog is dit Fischer-Trops proces uit de gratie geraakt. Pas zo’n vijftien jaar geleden kwamen biobrandstoffen weer onder de aandacht.”

Vloeibare koolwaterstoffen, zoals ethanol kun je ook verkrijgen door het biomassa materiaal te vergisten, dus door bacteriën toe te voegen. Het duurt alleen veel langer.”

“Dat we nu voornamelijk biobrandstoffen van de eerste generatie gebruiken, komt doordat ze ruimer voorhanden zijn. De uit zaden geperste olie is vrijwel meteen geschikt als brandstof. De vergassing van van biobrandstof van de tweede generatie staat nog in de kinderschoenen. Het is nog onduidelijk wat er precies gebeurt tijdens de vergassing en wat het met de motor doet. We weten ook niet hoe stabiel de brandstoffen zijn: ze bevatten vaak ook zuurstofatomen. Dat kan een voordeel zijn, omdat ze daardoor bij verbranding minder roet produceren. Tegelijkertijd kunnen de brandstoffen daardoor onstabiel zijn. Zit er na een paar jaar nog dezelfde brandstof in de tank? Waarschijnlijk niet.”

“De voorverwerking vormt een ander probleem. Vochtig materiaal moet eerst drogen of verroosterd worden, zoals koffiebonen. Zodat het beter te vermalen is. Dat kost energie. Ook het vervoeren van biomassa naar een centrale plaats om het te vergassen, kost energie. Het zou beter zijn als ten minste de voorverwerking op kleine schaal ter plaatse gebeurt.”

Al met al: vormen biobrandstoffen in de toekomst een goed alternatief voor fossiele brandstoffen.

“Biobrandstoffen van de tweede en de derde generatie (gemaakt van algen, red.) vormen zeker een deel van de oplossing. Naast andere energiebronnen, zoals windenergie, zonnecellen of kernenergie en, in de verre toekomst, kernfusie. We moeten in vrij rap tempo het gebruik van fossiele brandstoffen verminderen. Daarvoor moeten we alle zeilen bijzetten.” /.


Prof.dr. Philip de Goey.