spacer.png, 0 kB
Volg Cursor via Twitter Volg Cursor via Facebook Cursor RSS feed
spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB


Ik wilde weten of sociaal ondernemen wel echt mogelijk is.
Cursor in PDF formaatCursor als PDF
PrintE-mail Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook
Regels en normen bij artefacten in kaart gebracht
11 september 2008 - “We beseffen het vaak niet, maar álles wat je om je heen ziet, kent meerdere redenen waarom het eruit ziet zoáls het eruit ziet”, stelt dr.ir. Krist Vaesen. “Aan alle producten worden meerdere eisen gesteld: het moet bijvoorbeeld goed functioneren, goedkoop, origineel, gebruiksvriendelijk, duurzaam zijn of aansluiten bij bepaalde trends.” Vaesen promoveerde op dinsdag 9 september met zijn proefschrift ‘A philosophical essay on artifacts and norms’ waarin hij een inventarisatie maakt en ordening aanbrengt in de eisen die bij het ontwerpen van een product een rol spelen.
Dr.ir. Krist Vaesen. Foto: Bart van Overbeeke

Vaesen (1976, Herk-de-Stad, België) studeerde bio-engineering -met specialisatie Bodemkunde- aan de universiteit in Leuven. In 1998 studeerde hij cum laude af en deed twee jaar onderzoek naar de gezondheid van bossen, gebaseerd op satellietbeelden. Hij werkte vooral aan algoritmes om op basis van deze beelden betere analyses te kunnen maken. Vaesen: “Ik bleef echter zitten met een aantal, meer existentiële, vragen waarop de wetenschap geen antwoord kon geven. Dus begon ik in mijn vrije tijd aan een studie filosofie aan de universiteit Leuven. Eigenlijk zocht ik absolute zekerheden. Maar die bestaan niet en zijn ook niet wenselijk, zo heb ik wel uit de filosofie geleerd. Dat gaf zekerheid en rust.” Vaesen studeerde in 2003 af, wederom cum laude. In hetzelfde jaar begon hij aan zijn promotie aan de TU/e bij de sectie Filosofie en Ethiek van de Techniek van de faculteit Technologie Management.

De belangrijkste doelstelling van het proefschrift was om een inventarisatie te maken van de regels en eisen die een rol spelen bij het ontwerpen van artefacten (eindproducten) en hoofdcategorieën te onderscheiden. Een nevendoel was om relaties aan te geven. Het belang van het proefschrift ligt dan ook voornamelijk in het ordenen zelf; de categorisatie moet een logisch en overzichtelijk model opleveren.

Vaesen las alle vakliteratuur, maar de oogst daarvan viel enigszins tegen. Vaesen: “Dat is niet zo raar, techniekfilosofie is immers nog een vrij jonge tak van wetenschap. De literatuur leverde vooral veel lijstjes op, die niet geordend waren. Daarmee kun je geen verbanden leggen.”

Dat het onderscheiden van de categorieën niet zo eenvoudig was, demonstreert Vaesen aan de hand van een lamp: “Die moet onder andere voldoen aan een hele reeks technische voorwaarden: 220 volt, in een standaardfitting passen en veilig zijn. De ontwerper moet ook rekening houden met de verwachtingen en eisen van de klant, dat een lamp mooi en duurzaam is bijvoorbeeld, en dat op een kosteneffectieve manier. Want je kunt wel een gloeidraad van goud maken die beter is, maar die is niet betaalbaar. Dan zijn er nog bedrijfsspecifieke eisen, bijvoorbeeld omdat een bedrijf zich volledig op de jeugd richt of gespecialiseerd is in recycleerbare producten. Bovendien zijn er ook nog impliciete regels. Zo zijn de meeste lampen niet bedoeld voor in de open lucht, tenzij er speciale aanpassingen zijn. ISO-regels zijn verplicht en gelden wereldwijd, andere regels gelden alleen in een bepaald land, gebied of bedrijf. Met andere woorden: eisen en regels hebben niet allemaal hetzelfde gewicht, er zijn gradaties.

Vaesen: “Het doel was om álle regels en eisen te vinden. Ik heb heel veel gelezen en aan collega’s gevraagd of ik alles afgedekt had. Maar je weet nooit zeker of je compleet bent, want zo’n bewering kun je niet testen of bewijzen. Je kunt hoogstens het bewijs leveren dat ze niet compleet is, door een tegenvoorbeeld vinden.”

Hiërarchie
Gaandeweg het onderzoek maakte Vaesen een onderscheid in drie categorieën -het artefact, de ontwerper en de gebruiker- die elk een eigen set van regels en eisen hebben, expliciet en impliciet, verplicht en niet verplicht. Vaesen: “Onderling kennen deze categorieën geen hiërarchie, die is er wel binnen de categorieën zelf. Vergelijk het met auto’s. Daar heb je onder meer veiligheidseisen als gordels en duurzaamheideisen zoals de maximale CO2-uitstoot. Die zijn beiden even belangrijk, je kunt niet zeggen dat veiligheid belangrijker is dan duurzaamheid. Binnen die categorieën zelf is wel een hiërarchie. Zo is dat met mijn indeling ook; je kunt niet zeggen dat de eisen van de gebruiker voor een eindproduct belangrijker zijn dan die van de ontwerper. Daarbij geldt in het algemeen dat expliciete regels boven de impliciete regels staan.”

Een ander probleem dat Vaesen moest oplossen, betrof een filosofische component: de definitie van ‘norm’. In de algemene filosofie zijn normen enkel van toepassing op menselijke handelingen. Ze reguleren dus menselijk gedrag en hebben geen betrekking op objecten, zoals artefacten. In de techniekfilosofie wordt de term ook gebruikt, maar daar botst de bestaande definitie met de ingenieurspraktijk en taalgebruik. Vaesen: “Ontwerpers refereren vaak naar productnormen, naar ‘regels’ over hoe artefacten zich moeten gedragen of hoe ze er uit moeten zien. Ik heb lang geworsteld hoe ik de term ‘norm’ moest definiëren. Als ik me aan de regels van de filosofie zou houden, ben ik wel consistent, maar zou ik het hele gedeelte over het artefact moeten weglaten en dan ben ik onvolledig. Als je het object wel opneemt in je definitie, ga je tegen de bestaande filosofische definitie in, maar ben ik consistent met de praktijk. Ik heb ‘norm’ uiteindelijk gedefinieerd als ‘een maatstaf waartegen men niet alleen uitzet hoe men moet handelen, maar ook hoe dingen moeten zijn’. Zo heb ik de theorie en de definitie verder toegespitst en uitgebreid.”/.

Techniekfilosofie

Techniekfilosofie is een relatief jong vak; het eerste echte techniekfilosofische boek dateert van 1877. Er zijn globaal twee stromingen. De continentale stroming richt zich op vragen als ‘wat doet techniek met de mens, wat is zijn invloed op de maatschappij?’. De analytische stroming concentreert zich op begripsverheldering, op de vraag wat we eigenlijk bedoelen als we het hebben over ‘techniek’ of ‘technische kennis’. Vooral in Nederland wordt de laatste twintig jaar veel onderzoek gedaan op het gebied van de analytische techniekfilosofie. Techniekfilosofie is geen onderdeel van wetenschapsfilosofie, maar staat ernaast, waarbij de randen van deze subdisciplines van de filosofie elkaar raken. Vaesen: “Het grootste verschil is het onderwerp: wetenschapsfilosofie houdt zich niet bezig met concrete zaken als artefacten. Binnen de techniekfilosofie is het begrip ‘techniek’ een belangrijk onderwerp, een verschijnsel dat we nog steeds niet helemaal begrijpen en waar we eigenlijk nog steeds niet genoeg grip op hebben. Zo is het niet toevallig dat producten er nu anders uitzien dan tien jaar geleden. De vraag is waar dat door komt. En welke eisen spelen daar een rol bij? Het overzicht van mijn studie, met de taxonomie (categorisatie, red.) levert daar weer een bijdrage aan.”