spacer.png, 0 kB
Volg Cursor via Twitter Volg Cursor via Facebook Cursor RSS feed
spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB
Cursor in PDF formaatCursor als PDF
PrintE-mail Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook

Dichtende TU/e'ers

29 januari 2009 - Het is vandaag, donderdag 29 januari, de tiende landelijke Gedichtendag in Nederland en Vlaanderen. Aan de TU/e blijken aardig wat medewerkers en studenten bedreven te zijn in de dichtkunst. Drie van hen vertellen over hun hobby - soms zelfs passie.

Kees van Overveld, universitair hoofddocent Industrial Engineering & Innovation Sciences

Eénoog

Ieder noemt mij koning, eerste burger van dit land
Maar ik ben de monarchie geheel niet welgezind
Zo zijn hier sinds jaar en dag, al klinkt het ook navrant,
M’n éne oog en al mijn onderdanen stekeblind.

Van eerbetoon of dienstbaarheid komt zelden iets terecht
Het plein voor mijn balkon wordt niet gevuld als ik verschijn
Minzaam wuiven, salueren: d’r is geen mens die het wat zegt
‘k Kan zelfs zonder nieuwe kleren g’heel en al onzichtbaar zijn.

Ik word morgen afgezet want men vertrouwt mij niet
Hoogstwaarschijnlijk doet men mij al tastend in de ban
Een verlichte vorst die meer dan and’re mensen ziet
Wordt grondwettelijk gekenmerkt als gevaarlijk charlatan.

Verbitterd? Ja, een beetje: dat mijn volk in ’t duister tast
Als ik in mijn ballingschap hun licht en kleur beroof
Achteraf zie ik dat toch het boetekleed mij past:
Als enige in ‘t land was ik aan beide oren doof.

“Zo’n zeven jaar geleden ben ik met dichten begonnen. Het heeft me een paar jaar bij de lurven gehad, maar de laatste tijd doe ik het niet vaak meer. Andere hobby’s hebben op de een of andere manier voorrang gekregen. Belangstelling voor taal is er altijd geweest. Ik besteedde meer aandacht aan Sinterklaasrijmen dan anderen. Bovendien schreef ik feestliederen. Dat was ook vaak op verzoek van bekenden. Daaruit is het dichten voortgekomen.”

“Ik vind het heerlijk om te puzzelen. Het moet bij mij allemaal perfect kloppen; het rijmschema, het ritme, binnenrijm, enjambement... Ik kan maanden aan een gedicht poetsen. Wat dat betreft ben ik eerder een rederijker dan een moderne dichter.”

“Het gaat bij mij zelden over de geijkte thema’s. Ik dicht dus niet snel over liefde of landschappen, maar wel over bijvoorbeeld een rolmops of een volkstuin. Het kan alles zijn waar ik me in mijn omgeving over verbaas. Vaak zit er ook humor in.”

“Het gedicht Eénoog is in 2002 geschreven. Het spreekwoord ‘In het land der blinden is eenoog koning’ zat in mijn hoofd. Misschien heb ik het ergens gehoord of zelf uitgesproken. Het gebeurt wel vaker dat de volle betekenis van een zin ineens tot me doordringt. Dit gedicht is vrij snel geschreven. Ik geloof dat ik er drie keer een uur over heb gedaan.”

 

Marcel van Buijtenen, projectmanager DAZ/Dienst ICT



Zie je ze vliegen

Dit schilderdoek staat als een spanlaken
Stijf de hardhouten lijst houdt het lijf
Bang alweer vast een andere realiteit

Het museumraam staat open het hoofd
waait weg de baret “Vrai Basque”
voor zijn vlucht beeldbepalend hoofdbedenksel
verkent het luchtruim als een schotel

Eenmaal ver weg weet het hoofd
zijn deksel verloren ligt in de garderobe
die Baskenklak hij is nog daar

Hoofd kwijt pet zoek schrijft de dichter
de collectionneur
waar het woord zwijgt, spreekt een werkelijkheid
de zijne

Schrijf schrijver schilder
lees kijk schilder verder
voorbij de toekomst



“Mijn eerste gedicht maakte ik tijdens mijn studietijd, in de trein van Utrecht naar Leiden. De trein stond stil en ik ben gaan schrijven. Ik ken het nog uit mijn hoofd; ‘De zucht om te leven is eenmaal levend een zucht.’”

“Ik geniet van het taalspel bij het dichten. Ik wil kietelen, probeer een beeld bij een situatie te creëren. Het is onduidelijk wat er gebeurt als ik dicht. Ik begin gewoonweg - met potlood, zodat ik kan gummen. Mijn gedichten kunnen overal en altijd ontstaan, 24 uur per dag. Ik schrijf op enveloppen, viltjes, cataloguskaartjes, kladblaadjes… wat maar voorhanden is. Ik heb er geen idee van hoe lang ik over een gedicht doe. Ze zijn eigenlijk ook nooit af.”

“Mijn gedichten hebben een bepaalde gelaagdheid. De lezer kan er zijn eigen invulling aan geven. Ik gebruik geen bepaalde vorm, ik heb mijn eigen ritme, mijn eigen fingerprint. Dichten is mijn passie. Ik wil woord, klank en beeld doen versmelten.”

“‘Zie je ze vliegen’ hoort bij een drieluik, geschreven naar aanleiding van een recent bezoek aan het Scheringa Museum voor Realisme in Spanbroek. Ik heb daarvoor een schilderij om onverklaarbare redenen in een droom ontmoet. Daar gaat het tweede gedicht over. Ik laat het graag aan de lezer over om aan dit gedicht -het derde in het drieluik- zijn eigen interpretatie te geven.”

 

Diede Gulpers, tweedejaars student Industrial Design


(Gedeelte uit) Remise

Een wit strand, een bleek lichaam. Handen verkrampen, knijpen in het zand.
Niets word begrepen, waarom drijf ik niet op zee, mijn handen horen het water te strelen.
Waarom, ben ik nog in leven.
Boven van de Waalbrug, springen, midden in het leven. Het was een ijskoude, verassing gebleken. Waarom na al die slokken, zout water, na al die dagen, niet eten, voel ik geen leegte.

Een bleek lichaam, zit recht op in het zand. Dus dit is, de overkant, waarnaar ik zo, heb verlangd.



“Toen ik zestien was, volgden we verplicht een workshop dichten op de middelbare school. Die werd door onder anderen Jeroen Naaktgeboren gegeven. Ik merkte opeens dat ik het leuk vond en ben ermee doorgegaan. Mijn gedichten gaan vooral over liefde en verdriet. Het liefst breng ik er ook humor in.

Je kunt een hoop zeggen in gedichten. Het hoeft niet per se duidelijk te zijn, als je het maar op een mooie manier opschrijft. Ik heb dyslexie en waar dat bij ‘normaal’ schrijven een handicap wordt genoemd, is het bij dichten een voordeel. Met oude lees- en spelfouten van mezelf vorm ik nieuwe woorden.

In sommige periodes dicht ik vaker dan in andere. Het hangt af van mijn gevoelsfase. Ik heb ook een jaar geen gedichten gemaakt, omdat ik teveel terugkwam op dingen. Blijkbaar heb ik het nodig om een tijd niets te doen. Het is heerlijk om bijvoorbeeld tijdens feesten te schrijven, bij drukke muziek. Ik zoek dan voor mezelf een rustig plekje op.”

“Het gedicht Remise gaat over het punt waarop ik soms zelf kan zitten; dat ik op zoek ben naar een plaats waar de tijd stil staat, waar ik tot rust kan komen, kan nadenken en waar ik met rust word gelaten. Zonder dat ik iets van het leven mis. De hoofdpersoon kiest ervoor om het leven op te geven, iets wat ik niet kan. Het onmogelijke gebeurt waarbij hij de hele zee over drijft, zonder te sterven. Hij komt bij op de plaats die hij nooit verwachtte te bereiken en dat is de plaats waar ik soms ook van droom. Het gedicht is geschreven op 22 januari 2009 ergens tussen half één en half drie ‘s nachts.”

Poëten op de TU/e/Judith van Gaal
Foto’s/Bart van Overbeeke