spacer.png, 0 kB
Volg Cursor via Twitter Volg Cursor via Facebook Cursor RSS feed
spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB
Cursor in PDF formaatCursor als PDF
PrintE-mail Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook
Effe zeuren
/Fred Steutel

29 januari 2009 - ‘Bachelor-mastersysteem is uitgelopen op een grote flop’. Aldus de grootkapitale kop boven een lang stuk in NRC Handelsblad van 23 december 2008 door ‘docent theoretische filosofie’ Menno Lievers. Zijn belangrijkste argument: de bachelorgraad was bedoeld als een afsluitend diploma naar ‘Angelsaksisch’ model, maar, vrijwel niemand stopt na het bachelorexamen. Hij heeft een punt, denk ik. De NRC publiceerde ongeveer de helft mijn reactie. Voor geïnteresseerden volgt hier mijn hele brief.

Het is nog gekker dan Menno Lievers schetst (Opinie, 23 december). Er bestaat helemaal geen ‘Angelsaksisch’ bama-model. Op een recente website van Oxford lees ik: “De betekenis van de bachelorgraad is fluide, mede door de Bologna-ontwikkelingen”, en: “Hier is nog nooit een BSc (bachelor of science) diploma uitgereikt”. In de VS is de bachelorgraad niet veel meer dan ons middelbare schooldiploma; het wordt even feestelijk gevierd - film ‘The Graduate’. Van de Amerikaanse bachelors verlaat bijna negentig procent de universiteit. De tien procent die blijft, gaat meestal niet voor een master, maar voor een doctorstitel, waarvoor een mastergraad niet noodzakelijk is en ook niet voldoende: toelating tot de promotie vereist een met succes afgelegd ‘qualifying exam’.

Hoe kon het zover komen? Antwoord: Nederland heeft een traditie van onderwijsministers met weinig kennis van de universitaire wereld; Plasterk is een uitzondering. Nederland werd in Bologna (bama-conferentie, 1999) vertegenwoordigd door Loek Hermans (mkb).

Meest klemmende vragen voor Nederland: hoeveel bachelors willen we houden voor een wetenschapsfase? Tien procent lijkt te weinig en vijftig procent onverkoopbaar. En: waarheen gaan de uitgestudeerde bachelors?
Een flop lijkt inderdaad in de maak.

Nog even over onze ministers van Onderwijs (C & W). In dit land kan, licht overdreven, iedereen onderwijsminister worden, die met succes het ‘zevende schooljaar’ heeft doorlopen. Wie hadden we de laatste jaren, tot aan Plasterk? Pais, Van Kemenade, Deetman, Ritzen, Hermans en van der Hoeven. Allemaal ministers verantwoordelijk voor het universitaire onderwijs, en bijna allemaal met weinig kennis van de universitaire wereld, zeker die wereld in het buitenland. Verschillende van hen waren hoogleraar, maar meestal zonder wetenschappelijke ambitie. Daarnaast waren er staatssecretarissen: de ‘reusachtige Nuijs’ (Jan Blokker) en Tineke Netelenbos, door rector Van Lint steevast ‘die handwerkjuffrouw’ genoemd. Nederland houdt niet van vakministers; een juffrouw op Onderwijs kan zonder problemen een juffrouw op Economische Zaken worden.

Het is onduidelijk wat Plasterk voor de universitaire wereld zal betekenen, maar hij weet in ieder geval waar hij het over heeft. Wordt (is) bama inderdaad een flop?