spacer.png, 0 kB
Volg Cursor via Twitter Volg Cursor via Facebook Cursor RSS feed
spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB
Cursor in PDF formaatCursor als PDF
Special Cursor 50 jaarSpecial Cursor 50 jaar
PrintE-mail Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook

Discussie ‘TU/e in 2020’ start deze maand
“Alles wat goed is, groeit”

12 maart 2009 - De TU/e moet in 2020 twee keer zo groot zijn. Dat is het verplicht aan de hightech regio in Zuidoost-Brabant. Mocht deze groei uitblijven, dan dreigt de universiteit op termijn leeg te lopen. Dat stelt TU/e-hoogleraar Maarten Steinbuch. Andere collega’s delen zijn mening. Onder hen Bert Meijer. Diens stelling is even simpel als helder: “Alles wat goed is, groeit”. Maar volgens CvB-voorzitter Amandus Lundqvist is groei slechts één element van de totale strategie voor 2020. En de discussie daarover begint nu pas.

 

Prof.dr.ir. Maarten Steinbuch
“Eerst discussiëren over 2020 en daarna pas terugredeneren naar nu”

De discussie over nut en noodzaak van een grotere TU/e is mede op stoom gekomen door Werktuigbouwkunde-hoogleraar prof.dr.ir. Maarten Steinbuch. “We zeggen eigenlijk al jaren dat we gaan voor topkwaliteit in onderwijs en onderzoek en dan komt de rest vanzelf. We streven niet bewust naar groei. Maar ik vind wel dat we die ‘mindset’ moeten hebben.”

“Het niet bewust streven naar groei is een weloverwogen uitgangspunt geweest. Het is volgens mij een noodzakelijke voorwaarde om te streven naar topkwaliteit, maar het is niet de enige voorwaarde. Iedereen met wie ik over dit onderwerp spreek, is het in essentie met me eens. Wel wordt getwijfeld of een verdubbeling van de instroom in 2020 haalbaar is. Zelfs als we maar met vijftig procent groeien, zal ik niet ontevreden zijn. Maar ik vind wel dat we die ‘mindset’ moeten hebben. Deze regio verdient het dat we twee keer zo groot zijn. We zitten hier in het brandpunt van de hightech systeemindustrie, maar we doen als kennisinstelling te weinig om de kenniswerkers te leveren die nodig zijn. We moeten voorkomen dat de labs in de toekomst in China zitten.”

Dat de instroom van studenten aan de TU/e niet of nauwelijks groeit en bij een aantal andere instellingen wel, baart Steinbuch zorgen. Op termijn loopt hierdoor de financiering terug en zal de TU/e over tien jaar medewerkers moeten ontslaan, voorspelt Steinbuch. Hij heeft een hekel aan dit soort doemscenario’s en werkt liever ‘vanuit sterkte en kracht’ aan een actieplan om de groei van de TU/e in gang te zetten.

“Wij spelen best een goede rol ten aanzien van onderwijs en onderzoek. Dat kan altijd beter, maar we vergeten die rol naar buiten te brengen. We moeten veel zichtbaarder worden. Ik vind dat ons pr-beleid best agressiever kan naar landelijke kranten toe. Ik zeg altijd gekscherend; het interesseert me niks als wij in het Eindhovens Dagblad staan. We moeten in De Telegraaf staan. Als medewerkers van deze instelling moeten we elke dag bezig zijn om te vertellen over ons werk en verantwoorden waarom dat maatschappelijk relevant is. Dat doen we nu absoluut niet goed. Hoe vaak zie je nou een hoogleraar van Eindhoven bij RTL Nieuws? Nooit.”

Dat Eindhoven ver verwijderd is van de landelijke politiek, instellingen en media, vindt hij geen excuus. “Je moet zorgen dat een aantal van dat soort groepen naar hier komen. Waarom zit bijvoorbeeld het hoofdkantoor van KIVI ( Koninklijk Instituut van Ingenieurs, red.) in Den Haag? Moeten wij niet willen dat het KIVI over tien jaar hier zit? Want in Brainport gebeurt de innovatie van de Nederlandse hightech industrie en niet in de Randstad.”

Actieplan
Steinbuch pleit voor een actieplan met twee hoofdlijnen. Enerzijds de instroom van studenten sterk verbeteren. Dit sluit aan bij een aantal acties, zoals de brede engineering bachelor, die het College van Bestuur al heeft ingezet. Anderzijds strategisch nadenken over de structuren die in 2020 nodig zijn en welke opleidingen daarbij horen. Voor de instroom ziet hij, behalve meer landelijke publiciteit, nog drie verbeterpunten.

Allereerst meer gerichte voorlichting en wervingsacties. Nadrukkelijker aanwezig zijn op bachelor- en masterbeurzen in het hele land. Met meer ‘awareness’ bij alle docenten en onderzoekers zodat ze een actieve bijdrage kunnen leveren. Ten tweede: techniekpromotie voor scholieren in de hoop om de landelijke instroom bètastudenten met tien tot twintig procent op te krikken.

Als derde moet de TU/e zoeken naar extra buitenlandse instroom, zowel voor bachelor- als masteropleidingen. “In verre continenten lukt dat redelijk, maar de Europese markt zelf laten we een beetje liggen. Het hele idee achter Bologna met het bachelor-mastersysteem, is dat je meer migratie krijgt. Door Brainport kunnen we een masteropleiding aanbieden die uniek is voor studenten uit Europa. We moeten dan wel veel duidelijker vertellen aan Europese bachelorstudenten waarom ze naar Eindhoven moeten komen. Je moet als universiteit nadenken waar je goed in wilt zijn. Je moet focus kiezen en binnen die focus moet je de beste proberen te zijn. Dan ben je een interessante partij voor een buitenlandse student. Wij kunnen groepen selecteren die inhaken op Brainport. Nano, medisch, embedded, mechatronica, automotive, noem maar op.”

“De nieuw voorgestelde brede bachelor waar studenten pas later hoeven kiezen, is een goed voorbeeld. Bacheloropleidingen in het Engels is ook het overwegen waard. Of techniek en medische wetenschap koppelen in nieuwe combinaties. Zo kun je genoeg studies bedenken die meer adresseren dan een enkele discipline zoals nu. Ik denk dat het niet verstandig is om de komende tien jaar geen nieuwe opleidingen erbij te halen. Als we daaraan een aantal toponderzoeksgroepen koppelen die daar ook naar buiten toe over vertellen, weet ik zeker dat meer Europese bachelorstudenten hier een masteropleiding komen doen.”

Terugredeneren
Steinbuch heeft zich diepgaand afgevraagd wat de huidige beleidslijnen betekenen voor de TU/e in 2020. “Ik ben conclusies gaan trekken. Je moet het niet hebben over het huidige onderzoeksplan en de onderwijsvisie, ook niet over de komende drie jaar. Ik wil eerst discussiëren over 2020 en daarna pas terugredeneren naar nu. Voor mij sluit dat naadloos aan bij de gedachten die op dit moment leven, alleen wil ik meer snelheid daarin. Niet alleen centraal, maar bij iedereen.”/.

 

Prof.dr. Bert Meijer
“Je haalt alleen de top als je voortdurend jezelf probeert te verbeteren”

In zijn kantoor tovert prof.dr. Bert Meijer het aantal inschrijvingen voor het komende studiejaar op zijn beeldscherm. Van alle universiteiten staat Eindhoven onderaan in de stand van eind februari. Zelfs achter Wageningen, dat tot dusver de rode lantaarndrager van de universitaire wereld is. Eindhoven: 321 inschrijvingen, Wageningen: 324 toekomstige studenten. De eindsprint naar de finish laat nog even op zich wachten en het verschil is slechts drie aanmeldingen. Maar toch. Een teken aan de wand?

Hoogleraar Meijer kan er met zijn pet niet bij. “De TU/e in het Nederlandse centrum van de technologie en wetenschap kan toch niet onderaan staan qua aantal inschrijvingen? Dat kan toch niet waar zijn? Tenzij dit nou toevallig de 321 meest briljante jongens en meisjes zijn van iedereen. Maar geloof jij dat? Ik niet.”
Als voetbalfan mag Meijer graag vergelijkingen met de sport trekken. Ze gaan volgens hem in bijna alles op en maken duidelijk waar de TU/e staat. “Wij zijn geen Manchester United of Barcelona. In Nederland reikt niemand tot het niveau van de top in de Champions League met universiteiten als Cambridge. In denk dat Utrecht het vaakst landskampioen is en wij een mooie landelijke subtopper zijn.”

Meijer heeft grondig nagedacht over de groei van de TU/e en vindt die zeer noodzakelijk. Maar in tegenstelling tot Steinbuch verwacht Meijer dat voortdurende kwaliteitsverbetering vanzelf leidt tot een grotere instroom van studenten. “Alles wat goed is, groeit. Altijd. Zoals het aantal aanhangers van Manchester United groeit en zoals elk jong voetballertje graag bij PSV of Ajax wil voetballen. Per definitie: hoe meer aanzien, hoe meer mensen er naartoe willen.”
Het argument om groter te worden, is volgens hem helder. Groei is namelijk het optimale signaal dat je beter wordt. “Maar ook omdat zeventig procent van de private R&D-gelden in Nederland beneden de rivieren wordt uitgegeven en maar dertig procent van de publieke R&D-gelden. We zijn voor deze belangrijke regio dus te klein.”

Veel mensen hebben volgens Meijer een eenzijdig beeld van het begrip ‘beter’. “Ik zie mijn eigen functie als een drieledige taak in een complex samenspel van onderwijs, onderzoek en maatschappelijke verantwoordelijkheid. Ik moet een zo goed mogelijke docent zijn en onderwijs attractief maken. Als ik geen goede studenten en promovendi trek, doe ik het slecht. Daar kun je me op afrekenen. Als tweede moet ik technisch wetenschappelijk onderzoek verrichten op zo hoog mogelijk niveau. Dit wordt tegenwoordig het vaakst als belangrijkste benadrukt en getoetst, dus hier ben ik ook op af te rekenen. De derde poot is mijn maatschappelijke taak. Daarmee bedoel ik niet alleen onderzoek voor en met het bedrijfsleven. Je moet ook in het publieke debat laten zien dat de TU/e meedoet en een statement durft te maken. Die derde poot is natuurlijk moeilijker toetsbaar, maar toch ook heel belangrijk. Als de universiteit deze drie elementen zo goed mogelijk probeert te doen, zal het aantal studenten vanzelf sterk groeien.”

Hij vindt het belangrijk dat medewerkers van de TU/e zich op deze drie elementen profileren en daarop worden getoetst. “Het is een schande om schouderklopjes uit te delen, terwijl je maar in één ding goed bent. Dat moet veranderen. Je kunt een kei zijn in een bepaald vakgebied, maar als je geen student binnenhaalt, ben je niet goed bezig voor de universiteit. Dan ben je eenzijdig.”

Visie ontbreekt
Een heldere visie en strategie over voortdurende kwaliteitsverbetering van alle drie punten ontbreekt volgens hem op dit moment aan de TU/e. “Het is evident dat niet iedereen goed kan zijn in alles, maar je kunt wel een heleboel. Ik vind dat teveel mensen aan de TU/e een bepaalde verantwoordelijkheid van zich afschuiven. Wie? Ach, het is zo gemakkelijk om te zeggen wie iets niet goed doet. En dat het zus of zo moet. Het grootste deel van de mensen heeft in alle oprechtheid het beste voor met de TU/e. En natuurlijk doen velen er alles aan om beter te worden. Maar waarschijnlijk hebben we het gewoon te goed. Ik denk dat dat het probleem is. Iedereen weet wat er moet gebeuren, maar de urgency wordt niet zo gevoeld. De beste willen zijn zit niet in onze genen. Je kunt wel hopen dat je snel een MIT aan de Dommel wordt, maar zo gaat dat niet. Het bouwt zich op in vele, vele jaren. En ik denk dat de TU/e het de hoogste tijd vindt om haar doelstellingen hoger te stellen. Dan werp je vragen op. Is de huidige structuur nog de juiste? Moeten er opleidingen bij of juist omgevormd? Moeten we hightech systemen niet meer profileren? Als je geen doelstellingen hebt die verder gaan dan die je spelenderwijs kunt bereiken, word je lui. Je haalt alleen de top als je voortdurend jezelf probeert te verbeteren; je concurrenten voor de top doen dat namelijk ook.”

Op het moment dat het aantal en de kwaliteit van de studenten achteruit loopt, zullen medewerkers vertrekken. En de beste gaan het eerst. Elke organisatie wordt beter van zelfkritiek, zegt Meijer. “Iedereen zou zich vaker dan nu moeten afvragen of datgene waarvoor hij is ingehuurd wel zo goed doet. En zelfs of hij thuishoort op de universiteit. De universiteiten hebben een enorme verantwoordelijkheid om genoeg goede mensen op te leiden die over twintig, dertig of veertig jaar de problemen van dat moment kunnen oplossen.” Meijer vindt dat uiteindelijk de kern waarom het draait, want die problemen konden wel eens veel groter en complexer zijn dan dat we nu denken. “Het aantal aanmeldingen voor het komende jaar voor wiskunde, natuurkunde en scheikunde is bij elkaar opgeteld net zo hoog als voor de opleiding communicatiewetenschappen. Waar in vredesnaam gaan al die lui over communiceren? Ik vind dat een schande! Nederland onwaardig.”/.

 

CvB-voorzitter ing. Amandus Lundqvist
“We staan pas aan het begin van de discussie”

Collegevoorzitter Amandus Lundqvist gaat niet in op de betogen van Steinbuch en Meijer, die pleiten voor een betere en grotere universiteit. “We staan pas aan het begin van de discussie over een strategie”, aldus Lundqvist. Groei van de universiteit is daarvan slechts één van de elementen. De eerste verkenning start eind maart op de hei van het Belgische Lanaken. Dan gaat het CvB in overleg met alle decanen. Agendapunt: de TU/e in 2020.

Lundqvist erkent dat de TU/e te weinig ingenieurs voor de regio aflevert. “Maar ik vind het een beetje kort door de bocht om te stellen dat groei noodzakelijk is. Het overleg van maart moet uitmonden in een soort addendum bij een instellingsplan. Het wordt een soort doorkijkje naar 2020. Het eindoordeel verwacht ik over één of anderhalf jaar. We praten tenslotte over een visie gericht op meer dan tien jaar na nu. Daar moet je tijd voor nemen.”

Niet dat de TU/e intussen stil zit. Verre van, stelt Lundqvist. Er liggen een heleboel initiatieven klaar. “De strategieën voor onderwijs en onderzoek zijn af. We hebben verder naar de provincie toe een plan opgesteld met onze ambities. Daarin praten we onder meer over een engineering college, een energie-instituut en een lichtinstituut. Er is geld beschikbaar gesteld voor het Institute for Complex Molecular Systems.”

Het ruimtelijke deel van de ambities ligt verzonken het plan Campus 2020. “We willen de campus in de richting van een sciencepark ontwikkelen. Een campus die zich rond die groene loper concentreert. Waar we startende ondernemingen huisvesting en faciliteiten, inclusief labs, willen bieden.”

Researchuniversiteit
Het maakt volgens Lundqvist allemaal deel uit van de totale strategie. “Een ruimtelijk plan, een inhoudelijk plan en daarna moet je kijken hoe je wilt omgaan met de instroom. Veruit het grootste deel, ruim zeventig procent van onze populatie, komt uit Limburg en vooral Noord-Brabant. Dat is al heel lang de realiteit. Wat studiekeuze betreft, kennen we ook een stabiel patroon. De meeste studenten kiezen voor natuur en techniek. Deze feiten moet je afzetten tegen de demografische ontwikkelingen van de regio en die werken niet in ons voordeel. We kunnen daarom niet zomaar roepen dat we willen groeien. Zodra je begint met een nieuwe opleiding, moet je zorgen dat die niet kannibaliseert ten opzichte van wat er al is. Anders zit je nog steeds op hetzelfde niveau. Alle indicaties, so far, wijzen in de richting dat wij meer en meer een researchuniversiteit worden. Dat grote delen van het onderwijs zich richten op ‘graduate-achtige’ elementen. Kijk naar de masteropleidingen met grote zij-instromen vanuit het buitenland of het Stan Ackermans Instituut met zijn ontwerperopleiding. We proberen steeds meer promovendi aan ons te binden.”

Geld speelt uiteraard een rol in de toekomstige strategie. “Iedere opleiding die we er tot nu ingezet hebben, kost een significante hoeveelheid geld die je afhaalt bij andere opleidingen. Dat is een ‘zero sum game’. Je kunt allerlei strategieën bedenken, maar daarvoor krijgen we niet meer geld. Dat geldt overigens voor alle universiteiten in Nederland. ”

Lundqvist laat bewust niet het achterste van zijn tong zien, geeft hij ruiterlijk toe. “Natuurlijk heeft het College een bepaald beeld bij 2020. Ook de inbreng van Steinbuch en Meijer nemen wij mee en zullen we wegen. Maar er wordt door ons niks uitgesproken. Dat gebeurt pas nadat iedereen is gehoord en er een eindoordeel is.”/.

Interviews/Frits van Otterdijk
Illustraties/David Ernst
Foto’s/Bart van Overbeeke