Veel kerken krijgen een andere functie. Door terugloop van het aantal gelovigen en daaruitvolgende fusies van kerkgenootschappen is er sprake van overcapaciteit. In het Groningse Veelerveen is een tapasbar in een voormalige kerk gevestigd, een Helmondse kerk veranderde in een advocatenkantoor en zelfs een tattooshop kan haar diensten aanbieden in de voormalige kerk van Bant in de Noordoostpolder. Dat kan pijnlijk zijn - voor de gelovigen, maar ook voor mensen die een emotionele herinnering hebben aan een doop, hun trouwplechtigheid of een begrafenis in dit gebouw. De Protestantse Kerk Nederland verwacht dat zij de komende tien jaar zevenhonderd kerkgebouwen zal sluiten. Deze zullen worden gesloopt of krijgen een andere bestemming. Kerkgenootschappen worstelen met de vraag wat daarbij acceptabel is. Veldpaus wil hen en andere betrokkenen, zoals planologen, stedenbouwkundigen en corporaties, op het hart drukken de kerk niet los te zien van de wijk. “Ik vind dat er bewust nagedacht moet worden over hoe je met zo’n gebouw omgaat en daar wil ik handvatten voor aanreiken. Er wordt nu vaak te eenzijdig gekeken naar herbestemming.” Het gaat al gauw over gebrek aan geld en de wijze van communiceren over het delicate onderwerp, constateert ze. “Ik geef onderleggers waarop actoren een bestemmingplan kunnen maken.”
Die instrumenten haalt Veldpaus uit de casestudies die volgens haar representatief zijn voor algemene conclusies. In haar praktijkgerichte onderzoek analyseerde ze de problematiek van de kerken in drie krachtwijken. In Presikhaaf in Arnhem, Bos en Lommer in Amsterdam en Meezenbroek-Schaesbergerveld in Heerlen bestudeerde ze de rol in de wijk van in totaal vijf katholieke, vier protestantse en een mormoonse kerk.
Minder allure
Net na de Tweede Wereldoorlog streefde elke godsdienstige zuil nog naar een eigen kerkgebouw in de nabijheid van zijn leden. In de stedelijke uitbreidingsplannen zie je dat de kerken een teruggetrokken ligging hebben. Ze waren specifiek gericht op de wijk en haar bewoners. Daardoor werd zo’n naoorlogse kerk bescheidener van allure, maar sociaal was ze niet minder belangrijk. Veldpaus wil dat de lokale, culturele en sociale waarde van de gebouwen niet wordt ontkend.
Ze vindt dat er te gemakkelijk wordt gekozen voor sloop. Een monumentenstatus aan de kerken koppelen, is echter ook geen oplossing, volgens haar. “Er is simpelweg geen geld voor en bovendien wordt dit instrument in de praktijk ervaren als restrictief.”
Eén van de eigen regels van de katholieke kerk is dat er geen moskee van het gebouw wordt gemaakt. Bij herbestemmingen met (deels) een religieuze functie dienen kerkgenootschappen lid te zijn van de raad van kerken. Commerciële bedrijven worden ook als ongepast beschouwd. Voor een trouwlocatie, maatschappelijke en culturele functies of een zorginstelling kan een koper in goed overleg toestemming krijgen.
Amoveren
“Het bisdom, en niet alleen dat van Roermond, wordt vaak afgedaan als een partij die niets wil, maar ik begrijp waar ze vandaan komen”, zegt Veldpaus, die zelf tot haar onderzoek zelden in een kerk kwam. “Ze heeft hart voor haar kerkgebouwen. Tegelijkertijd is het bisdom reëel genoeg om in te zien dat bij vermindering van het aantal parochianen de gebouwen niet meer nodig zijn. Het bisdom wil een aantal kerken houden en de rest zo goed mogelijk verkopen met garantie op sloop of garantie op een passende herbestemming. Ze ziet zichzelf als marktpartij en eist specifieke herbestemming of geeft toestemming tot ‘amoveren’. Dat is een eufemisme voor slopen.”
Eind 2009 rapporteert Veldpaus aan haar opdrachtgever Belvedere. Dat is een rijksprogramma van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, in het leven geroepen om ontwerpen met geschiedenis te stimuleren. Veldpaus hoopt dit onderzoek daarna voort te zetten in een promotieonderzoek./. |