spacer.png, 0 kB
Volg Cursor via Twitter Volg Cursor via Facebook Cursor RSS feed
spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB


Ruim drie miljoen Bolivianen moeten het na zonsondergang zonder licht zien te klaren.
Cursor in PDF formaatCursor als PDF
Special Cursor 50 jaarSpecial Cursor 50 jaar
PrintE-mail Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook
“Slechte koffie in de pauze maakt akoestiek op podium minder goed”
2 juli 2009 - De akoestiek in concertzalen krijgt de nodige aandacht, maar hoe zit het met de verstaanbaarheid van musici onderling op het podium? Bouwkundestudenten Philo Heijnen en Martijn Kivits kregen de unieke kans om één orkest in zeven verschillende zalen, met steeds hetzelfde repertoire, te volgen en daarbij akoestische metingen te verrichten en enquêtes af te nemen.
Ze gingen op tour met het Nederlands Studenten Orkest.

Martijn Kivits en Philo Heijnen. Foto: Rien Meulman

Deze zaal klinkt warm, zeggen muzikanten wel eens, of ze gebruiken woorden als helder, intiem, gekleurd en zelfs meedogenloos. Ook hoor je vaak: deze ruimte klinkt droog. Inmiddels weten Philo Heijnen en Martijn Kivits dat dat laatste betekent dat er weinig (na)galm wordt ervaren. De Bouwkundestudenten van de unit Building Physics and Systems (BPS) hebben subjectieve uitspraken en objectieve meetgegevens met elkaar vergeleken en zijn nagegaan of de in de literatuur aangegeven verbanden ook daadwerkelijk bestaan. Het is belangrijk dergelijke verbanden te kennen om de bouwkundige ingrepen te kunnen bepalen. Akoestiek is als wetenschap een relatief jonge discipline. Naar zaalakoestiek is wel veel onderzoek gedaan, maar hoe het geluid op het podium voor spelers en dirigent klinkt, is een nog niet geheel ontgonnen gebied. Hoe kunnen orkestleden die zichzelf of elkaar niet goed horen samen het publiek van iets moois laten genieten, vroegen Heijnen en Kivits zich af.

Enthousiast
Het Nederlands Studenten Orkest heeft ieder jaar een andere bezetting van ongeveer honderd studenten. De hele maand februari staat voor hen in het teken van klassieke muziek, tien dagen repeteren en daarna tien concerten geven. Toen de audities voor 2009 bezig waren en Heijnen zich afvroeg of ze met haar klarinet wel of niet mee zou willen doen, ontstond het idee een masterproject uit te voeren tijdens de concerttour van het NSO. Het bestuur van het NSO, ook studenten, was direct enthousiast en de zalen verleenden medewerking. “Het gaat ons niet om aan te tonen hoe goed een zaal of het podium is”, zegt Kivits. “Wij zochten alleen naar een mogelijkheid om bestaande parameters waarmee akoestiek op het podium meetbaar is te onderzoeken en te vergelijken.”

En zodoende kropen zij met bolbron, microfoons en andere meetapparatuur bij het NSO in de concertbus. Ze verrichtten akoestische metingen in onder andere Het Koninklijk Concertgebouw in Amsterdam, De Doelen in Rotterdam en het Frits Philips Muziekcentrum in Eindhoven.

Voordat de musici de muziek van Sjostakovitsj, Ravel en Bernstein speelden, zaten zij in iedere zaal eerst even doodstil op hun positie om Heijnen en Kivits gelegenheid te geven uitgestuurde geluidsgolven door de ruimte te volgen.

“Daarbij hebben we tijdens de concerten ook comfortmetingen gedaan naar temperatuur, CO2-gehalte, relatieve vochtigheid en lichtsterkte op de podia”, zegt Heijnen. “Na het optreden ondervroegen we de musici met een enquête naar hun belevingen, die per definitie subjectief zijn.” Dat maakte dit onderzoek waardevol, maar ook lastig. “Je weet niet of een musicus de zevende keer nog wel serieus invult hoe hij de luidheid van zijn eigen instrument heeft ervaren of wat zijn of haar algemene indruk was van de kwaliteit van de akoestiek op het podium”. “En als de koffie in de pauze slecht smaakt, of de stoelen een houten kont geven, is de akoestiek al gauw een stuk minder”, vult ir. Constant Hak, die het project begeleidde, aan.

Kivits en Heijnen verzamelden een enorme voorraad data. “Daar valt nog heel wat onderzoek aan te verrichten. Ook promotieonderzoek is hiermee mogelijk”, zegt Hak. In feite hebben de Bouwkundestudenten tussen alle posities van de instrumentengroepen op het podium impulsresponsies vastgelegd. Slechts enkele verbanden hebben zij uitgewerkt. “Een terugkerende opmerking in één van de zalen was dat de eerste violisten hun eigen luidheid hoog vonden en aangaven de celli nauwelijks te horen. Dit hebben we teruggezien in de meetresultaten.”

De dirigent kan dit probleem oplossen door de balans binnen het orkest aan te passen, maar dit kan negatieve gevolgen hebben voor de toehoorders in de zaal. Het bouwkundig/architectonisch ontwerp van de podiumomgeving moet zorgen voor een goede balans op het podium en een optimale overdracht naar het publiek, zonder extra inspanning van de orkestleden. In veel concertzalen hangen daarom klankkaatsers. Deze zijn ook te zien in Muziekcentrum Frits Philips. De begeleiders van dit project, Hak en ir. Renz van Luxemburg, waren betrokken bij dit ontwerp. De zaalakoestiek in Eindhoven geniet een goede reputatie.

Geen enkele zaaleigenaar hoeft zich trouwens echt zorgen te maken. Alle zeven onderzochte podia kregen een goede beoordeling van de NSO-leden. Wel kunnen de arbeidsomstandigheden verbeteren. Vooral een droge lucht en hoge temperatuur bleken minpuntjes. Wel logisch, negentig mensen bij elkaar die zich inspannen onder hete lichtspots. “Het comfort kan omhoog met een goed luchtbehandelingsysteem op het podium, bijvoorbeeld”, zegt Heijnen. “Maar belangrijker dan zo’n aanbeveling is dat er meer inzicht is verkregen welke condities de onderlinge verstaanbaarheid tussen bijvoorbeeld een contrabas en een harp beïnvloeden.”/.