spacer.png, 0 kB
Volg Cursor via Twitter Volg Cursor via Facebook Cursor RSS feed
spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB
Cursor in PDF formaatCursor als PDF
Special Cursor 50 jaarSpecial Cursor 50 jaar
PrintE-mail Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook

Centres of Excellence: trekken aan hoogleraren

19 november 2009 - Nog een paar maanden en dan is de 3TU.Federatie drie jaar onderweg. Hoog tijd voor een overzicht van de gezamenlijke onderzoeksinspanningen. Volgende week donderdag wordt tijdens het jaarcongres van ingenieursvereniging KIVI NIRIA het eerste exemplaar uitgereikt van de zogeheten 3TU-staalkaart. In dit kloeke boekwerk nemen toponderzoekers en promovendi van de zes gezamenlijke Centres of Excellence de lezer mee naar de wereld van hun onderzoek, de samenwerking met de 3TU-partners en de maatschappelijke relevantie van hun werk.

Bij de oprichting van de 3TU.Federatie, het samenwerkingsverband van de drie technische universiteiten in Nederland, werd besloten het gezamenlijke onderzoek te concentreren in zes zogeheten Centres of Excellence (CoE), waarin onderzoekers uit Delft, Twente en Eindhoven de krachten bundelen op maatschappelijk relevante onderwerpen. Daarbij is gekozen voor onderwerpen waarop de drie deelnemende universiteiten al een reputatie hebben opgebouwd en waarin men op internationaal vlak gezamenlijk een rol van betekenis kan spelen. Om de CoE’s te realiseren, werd de federatie in 2007 door het ministerie van OCW vijftig miljoen euro toegezegd.

Nog enkele maanden en dan is de 3TU.Federatie drie jaar onderweg. Hoog tijd dus voor een overzicht van de gezamenlijke onderzoeksinspanningen. Maar in hoeverre heeft het onderzoek in 3TU-verband inmiddels vorm gekregen? Hoewel de onderzoekscentra stevig in de steigers staan, heeft het subsidiebedrag van vijftig miljoen van OCW nog niet volledig zijn weg gevonden. Met het geld zouden namelijk 29 excellente onderzoekers als hoogleraar worden aangesteld. Zoals het er nu uitziet, gaat dat niet binnen de gestelde termijn lukken. Hoe komt dat?

Wereldwijde competitie
Dr. Mirjam Bult-Spiering is als secretaris van de 3TU verantwoordelijk voor de coördinatie van alle activiteiten binnen de federatie. Zij geeft toe dat het werven van de gewenste tophoogleraren minder snel gaat dan verwacht. “De vijftig miljoen van OCW was in principe bedoeld voor een periode van vijf jaar; tien miljoen per jaar, startend met de officiële oprichting van de 3TU in februari 2007. Het gaat ons echter niet lukken om voor 2012 alle vacatures in te vullen. Daarom heeft het ministerie al besloten om ons tot eind 2014 respijt te geven. Maar zelfs als we die deadline niet zouden halen, ben ik ervan overtuigd dat we het geld toch krijgen, zolang we maar blijven presteren conform de afspraken. Uiteindelijk hebben we een gezamenlijk belang en het ministerie steunt ons in het feit dat we geen concessies doen aan de kwaliteiten van de aan te nemen hoogleraren. Daarom krijgen we tijd en ruimte om de juiste mensen te vinden.”

Het is volgens de 3TU-secretaris ook niet verwonderlijk dat het lastig is topwetenschappers te werven; het is nu eenmaal een categorie waar -bijna per definitie- veel vraag naar is. Iedereen trekt aan dezelfde mensen. De 3TU speelt hierbij mee in een wereldwijde competitie; er wordt bij de beoordeling van de kandidaten ook niet gekeken naar nationaliteit, alleen naar reputatie. “De concurrentie is des te groter aangezien we hebben gekozen voor maatschappelijk relevante thema’s. Iedereen zoekt in dezelfde domeinen, niet alleen in Nederland, maar ook in Europa en Amerika”, aldus Bult-Spiering.

Ondanks de vertraging zijn met het 3TU-geld in Eindhoven al vijf nieuwe voltijds hoogleraren aangenomen, zegt dr. Ties Leermakers, beleidsmedewerker van de TU/e. Daarnaast staan er nog drie Eindhovense vacatures open en zijn enkele tijdelijke en deeltijdhoogleraren in dienst getreden. Leermakers: “Mijn indruk is dat de invulling van de vacatures binnen de meeste Centres of Excellence inmiddels redelijk loopt, met als uitzondering Bio-Nano Applications, daar heeft men meer moeite geschikte kandidaten vast te leggen.”

De Centres of Excellence hebben geen fysieke locatie: de betrokken onderzoekers zijn elk dan ook gewoon in dienst van een van de universiteiten en niet van de 3TU. Secretaris Bult-Spiering: “De 3TU is ook geen juridische entiteit die mensen kan aannemen. Dat willen we ook perse niet: we hebben geen behoefte aan een vierde organisatie met extra overhead.” Wel worden gezamenlijk evenementen georganiseerd en wordt overlegd over de verdeling van de onderzoeksrichtingen. Bovendien kan het gezamenlijk indienen van subsidievoorstellen gunstig werken, vooral om Europese subsidies binnen te slepen.

In Delft worden iets meer hoogleraren met 3TU-geld aangesteld dan in Twente en Eindhoven; een logisch gevolg van het feit dat de TU Delft groter is dan de UT en TU/e, zegt Leermakers. “Daarover is naar mijn weten ook geen verschil van mening geweest. Je moet ook bedenken dat de financiering van het ministerie van tijdelijke aard is: als de vijftig miljoen over een paar jaar op is, moeten de tophoogleraren ‘indalen’ in de faculteiten waar ze zijn aangesteld.” De universiteiten moeten met andere woorden ook op langere termijn in staat zijn om dat geld op te hoesten, en in Delft zijn daarvoor nu eenmaal meer middelen beschikbaar. De TU Delft levert ook vier van de zes wetenschappelijk directeuren van de Centres of Excellence.

Robotica
Prof.dr.ir. Maarten Steinbuch van de faculteit Werktuigbouwkunde leidt namens de TU/e het Centre for Intelligent Mechatronic Systems. Het is volgens hem het afgelopen jaar goed gelukt om ‘robotica’ vanuit de 3TU op de kaart te zetten. “Daar heeft ook de TU/e een mooie rol in gehad met diverse roboticaprojecten. Bovendien is de nieuwe 3TU-master Systems and Control van start gegaan met een behoorlijke instroom dit jaar van rond de twintig studenten.” Hij bevestigt dat er wat vertraging is opgelopen bij het invullen van de vacatures voor tophoogleraren. “Dat klopt, maar gelukkig hebben we inmiddels een paar zeer goede kandidaten op het oog.” Als positieve ontwikkelingen noemt hij ook de rol die de 3TU en in het bijzonder de TU/e spelen in innovatieprogramma’s zoals PointOne (op het gebied van mechatronica, embedded systems en nanotechnologie) en het automotiveprogramma HTAS./.

Donderdag 26 november wordt tijdens het jaarcongres van ingenieursvereniging KIVI NIRIA te Rotterdam de 3TU-staalkaart gepresenteerd. In het boek met de titel ‘Joining forces to shape the future, 3TU.research highlights’, staan interviews met toponderzoekers en promovendi van de zes Centres of Excellence.
Het boek is vanaf 30 november aan te vragen door een e-mail met adresgegevens te sturen naar communicatieadviseur@3tu.nl o.v.v. aanvraag staalkaart

 

Centre for Ethics and Technology, een vreemde eend in de bijt

Een vreemde eend in de bijt van de Centres of Excellence is het Centre for Ethics and Technology, als enige gefinancierd door de drie TU’s zelf. Met een beperkt budget van anderhalf miljoen euro voor vijf jaar worden geen hoogleraren maar aio’s aangesteld en enige centrale voorzieningen gecreëerd, vertelt TU/e-hoogleraar prof.dr.ir. Anthonie Meijers.

Het succes van het centrum is volgens Meijers onder andere af te meten aan de hoeveelheid geld die via de tweede geldstroom is binnengehaald. Zo sleepte het centrum maar liefst zeven van de vijftien subsidies binnen van het NWO-programma ‘Maatschappelijk Verantwoord Innoveren’, waaronder twee projecten met een totaalwaarde van 1,1 miljoen euro voor de TU/e. Daarnaast kreeg men een subsidie van acht euroton van NWO voor het opzetten van een internationale Graduate School. Daarbij gaat Ethics and Technology samenwerken met de Oxford University en de Australian National University. Meijers: “Dat zou niet mogelijk geweest zijn zonder de samenwerking tussen de drie technische universiteiten. Samen zijn we een gelijkwaardige partner voor instituten als Oxford: het Centre for Ethics and Technology is de grootste onderzoeksconcentratie op dit gebied in de wereld en dat zien ze in het buitenland ook. Je ziet ook dat onze samenwerking als voorbeeld wordt gesteld; de beeldvorming is veranderd, ook in Den Haag. Het is ook niet voor niets dat Pieter Winsemius de officiële opening van het centrum heeft verricht.”

Vanwege haar bijzondere karakter hangt Ethics and Technology als het ware boven de vijf andere centres. Met het beoogde resultaat, aldus Meijers: “We belichamen een maatschappelijk belang. Succesvolle technologie vraagt om een goede maatschappelijke inbedding en Den Haag ziet ons nu als een partij waarmee ze kunnen praten. We hebben nu ook een kleine vestiging op de zogeheten Haagse Campus van de Univer-siteit Leiden en de TU Delft. Daarmee hebben we een goede presentie in Den Haag; we beogen voor de maatschappelijke en ethische aspecten van technologie het gezicht te zijn van de 3TU.”

Dubbele achtergrond
Prof.dr. Jeroen van den Hoven, hoogleraar Filosofie aan de TU Delft, is wetenschappelijk directeur van het Centre for Ethics and Technology. Hij was de architect van het NWO-programma ‘Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen’, dat het onderzoek aan het 3TU Centre voor een belangrijk deel financiert. Als onderzoeker publiceerde hij over waardebewust ontwerpen, de schaduwzijden van het internet en de mogelijke gevolgen van nanotechnologie voor onze privacy. Samen met onder meer Frits Bolkestein voerde hij de redactie over de onlangs verschenen bundel ‘De politiek der dingen’, waarin onderzoekers van het 3TU Centre de 'morele en politieke lading' van 'technische artefacten' zichtbaar maken. Onlangs stond in het Delftse universiteitsblad Delta een vraaggesprek met hem. Volgens Van den Hoven bestaat er bij de andere centres nog wel enig voorbehoud om samen te werken met zijn centre. Van den Hoven: “Het zal nog wel even duren voor de goede relatie tussen ethici en ingenieurs vanzelfsprekend is. Het is nu een beetje aftasten. Testing the waters. We zitten ook nog in de fase van pilot-projecten. Zodra onderzoekers merken dat je je echt hebt verdiept in hun werk, verdwijnt de reserve vaak. Daarbij helpt dat veel van onze onderzoekers een dubbele achtergrond hebben: filosofie en techniek. Dat vind ikwenselijk. Je moet een geloofwaardige gesprekspartner zijn."

Verschilt jullie samenwerking per centre?
"Bij sommige centres heeft de samenwerking een heel praktische reden: die zijn al blootgesteld aan kritiek uit de samenleving en weten donders goed dat je niet zomaar alles kan doen. Dan krijg je de wind tegen: minder financiering, politiek gezeur…"

Dat klinkt als een defensieve strategie.
"Dat is het ook. Maar toen bedrijven dertig jaar geleden begonnen te praten over maatschappelijk verantwoord ondernemen had dat aanvankelijk ook een defensief karakter. 'Waarom doen we dit?' 'Omdat de klanten er om vragen.' Nu is het onderdeel van hun denken, zeker bij de grote bedrijven."

Waarom slaat jullie onderzoek zo aan?
"Het is multidisciplinair: we werken samen met ingenieurs, maar ook met sociale en gedragswetenschappers. Bovendien zijn het empirisch rijk geïnformeerde studies. We roepen niet zomaar wat.

Een goede onderzoeksmethodologie is belangrijk als je nadenkt over ethische vraagstukken. En je moet proactief over de problemen nadenken, dus op het moment dat morele afwegingen en overwegingen nog relevant zijn.

Traditioneel zijn ethici gewend om te wachten tot de negatieve effecten van nieuwe technologie zichtbaar zijn. Dan is het te laat."

In de inleiding van de bundel ‘De politiek der dingen’ citeert u de wetenschapssocioloog en –historicus Thomas Hughes. Als de technologie nog in de kinderschoenen staat, stelt Hughes, kun je het gebruik en de reikwijdte nog sturen. Als een technologie eenmaal is aangeslagen, is het toch vooral de technologie die óns zal beïnvloeden, in plaats van andersom.

"Je moet proberen er vroeg bij te zijn. En dan krijg je te maken met het dilemma van Collingridge. Dat komt hier op neer: op het moment dat je de technologie nog kunt sturen, heb je te weinig informatie om te weten hoe je dat het beste kunt doen. Op het moment dat je wel over die informatie beschikt, kun je al nauwelijks meer sturen.

Je moet dus precies het juiste moment prikken. Dat betekent dat je nieuwe technologische ontwikkelingen goed moet volgen. En je moet een scherp oog hebben voor de problemen die zich kunnen voordoen. Die alertheid begint met het besef dat nieuwe technologie nieuwe mogelijkheden schept, maar ook altijd andere mogelijkheden afsluit. Vergelijk het met een muur die je optrekt om een schilderij op te kunnen hangen. Die muur houdt ook een beperking in. Wie technologie ontwerpt, is bewust of onbewust bezig de handelingsruimte van mensen vorm te geven."

En omdat technologie ons leven op die manier beïnvloedt, moet een ethicus tijdig over de positieve en negatieve effecten meedenken?
"Ja. De eerste vraag die je moet stellen, luidt: wordt ons leven hier beter van? Want dat is altijd de pretentie van de makers. Maken ze dat ook waar?"

Kunnen ethici en ingenieurs rekening houden met het risico dat technologie in verkeerde handen kan vallen?
"Ik denk het wel. Misschien moet je in het ontwerp van een centrale database een 'dodemansknop' opnemen. Mocht ooit grof misbruik door een dictatuur een reëel gevaar vormen, dan kun je met zo'n knop de database laten verdwijnen, compleet met alle verzamelde privacygegevens van burgers."

Morele waarden kunnen tot uitdrukking komen in nieuwe technologie. Werkt het ook de andere kant op? Verandert onze ethiek onder invloed van de technologie?
"Ja. Het is geen eenrichtingsverkeer. Kijk naar Facebook. De jongere generaties hechten minder aan privacy, die gooien vaak van alles op het internet. Soms krijgen ze daar later spijt van, maar toch: de vertrouwdheid met een nieuwe technologie maakt dat we over sommige dingen minder verkrampt zijn. Al heeft het internet natuurlijk ook een keerzijde. Technologie biedt ook de mogelijkheid om ervaringen op te doen, die weer je identiteit kunnen bepalen. Als je eenmaal auto rijdt, geeft dat een gevoel van vrijheid en autonomie. En als je gedurende een lange tijd die ervaring hebt gehad, hecht je daar ook grote waarde aan."

Kunt u zich voorstellen dat ethici ooit ingenieurs zullen adviseren om te stoppen met de ontwikkeling van een technologie?
"Dat zie ik niet snel gebeuren. Maar helemaal ondenkbaar is het niet. De ontwikkeling van aerodynamische zwempakken is op verzoek van de sportwereld onlangs ook stilgelegd. Misschien zullen we ooit ingenieurs adviseren te stoppen met human enhancement-toepassingen die mensen in steeds slimmere cyborgs moeten veranderen. Of met technologie die het verouderingsproces kan vertragen. Onze planeet zou al die vitale tweehonderdjarigen niet aankunnen.” /.


Prof.dr.ir. Anthonie Meijers.
Foto: Bart van Overbeeke


Prof.dr. Jeroen van den Hoven.
Foto: Nout Steenkamp

 

De zes Centres of Excellence en de TU/e

  1. . Intelligent Mechatronic Systems; wetenschappelijk directeur prof.dr.ir. Maarten Steinbuch (Werktuigbouwkunde)
  2. . Dependable ICT Systems; tophoogleraren prof.dr. Sandro Etalle (Wiskunde & Informatica) en prof.dr. Antonio Liotta (Electrical Engineering)
  3. . Sustainable Energy Technologies: tophoogleraar prof.dr.ir. Emiel Hensen (Scheikundige Technologie)
  4. . Multiscale Phenomena: tophoogleraren prof.dr.ir. Harald van Brummelen (Wiskunde & Informatica) en prof.dr. Federico Toschi (Technische Natuurkunde)
  5. . Bio-Nano Applications; nog geen aanstellingen aan de TU/e
  6. . Ethics and Technology; zie verder op deze pagina
Centres of Excellence/Tom Jeltes
Illustratie/David Ernst