Centre for Ethics and Technology, een vreemde eend in de bijt
Een vreemde eend in de bijt van de Centres of Excellence is het Centre for Ethics and Technology, als enige gefinancierd door de drie TU’s zelf. Met een beperkt budget van anderhalf miljoen euro voor vijf jaar worden geen hoogleraren maar aio’s aangesteld en enige centrale voorzieningen gecreëerd, vertelt TU/e-hoogleraar prof.dr.ir. Anthonie Meijers.
Het succes van het centrum is volgens Meijers onder andere af te meten aan de hoeveelheid geld die via de tweede geldstroom is binnengehaald. Zo sleepte het centrum maar liefst zeven van de vijftien subsidies binnen van het NWO-programma ‘Maatschappelijk Verantwoord Innoveren’, waaronder twee projecten met een totaalwaarde van 1,1 miljoen euro voor de TU/e. Daarnaast kreeg men een subsidie van acht euroton van NWO voor het opzetten van een internationale Graduate School. Daarbij gaat Ethics and Technology samenwerken met de Oxford University en de Australian National University. Meijers: “Dat zou niet mogelijk geweest zijn zonder de samenwerking tussen de drie technische universiteiten. Samen zijn we een gelijkwaardige partner voor instituten als Oxford: het Centre for Ethics and Technology is de grootste onderzoeksconcentratie op dit gebied in de wereld en dat zien ze in het buitenland ook. Je ziet ook dat onze samenwerking als voorbeeld wordt gesteld; de beeldvorming is veranderd, ook in Den Haag. Het is ook niet voor niets dat Pieter Winsemius de officiële opening van het centrum heeft verricht.”
Vanwege haar bijzondere karakter hangt Ethics and Technology als het ware boven de vijf andere centres. Met het beoogde resultaat, aldus Meijers: “We belichamen een maatschappelijk belang. Succesvolle technologie vraagt om een goede maatschappelijke inbedding en Den Haag ziet ons nu als een partij waarmee ze kunnen praten. We hebben nu ook een kleine vestiging op de zogeheten Haagse Campus van de Univer-siteit Leiden en de TU Delft. Daarmee hebben we een goede presentie in Den Haag; we beogen voor de maatschappelijke en ethische aspecten van technologie het gezicht te zijn van de 3TU.”
Dubbele achtergrond
Prof.dr. Jeroen van den Hoven, hoogleraar Filosofie aan de TU Delft, is wetenschappelijk directeur van het Centre for Ethics and Technology. Hij was de architect van het NWO-programma ‘Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen’, dat het onderzoek aan het 3TU Centre voor een belangrijk deel financiert. Als onderzoeker publiceerde hij over waardebewust ontwerpen, de schaduwzijden van het internet en de mogelijke gevolgen van nanotechnologie voor onze privacy. Samen met onder meer Frits Bolkestein voerde hij de redactie over de onlangs verschenen bundel ‘De politiek der dingen’, waarin onderzoekers van het 3TU Centre de 'morele en politieke lading' van 'technische artefacten' zichtbaar maken. Onlangs stond in het Delftse universiteitsblad Delta een vraaggesprek met hem. Volgens Van den Hoven bestaat er bij de andere centres nog wel enig voorbehoud om samen te werken met zijn centre. Van den Hoven: “Het zal nog wel even duren voor de goede relatie tussen ethici en ingenieurs vanzelfsprekend is. Het is nu een beetje aftasten. Testing the waters. We zitten ook nog in de fase van pilot-projecten. Zodra onderzoekers merken dat je je echt hebt verdiept in hun werk, verdwijnt de reserve vaak. Daarbij helpt dat veel van onze onderzoekers een dubbele achtergrond hebben: filosofie en techniek. Dat vind ikwenselijk. Je moet een geloofwaardige gesprekspartner zijn."
Verschilt jullie samenwerking per centre?
"Bij sommige centres heeft de samenwerking een heel praktische reden: die zijn al blootgesteld aan kritiek uit de samenleving en weten donders goed dat je niet zomaar alles kan doen. Dan krijg je de wind tegen: minder financiering, politiek gezeur…"
Dat klinkt als een defensieve strategie.
"Dat is het ook. Maar toen bedrijven dertig jaar geleden begonnen te praten over maatschappelijk verantwoord ondernemen had dat aanvankelijk ook een defensief karakter. 'Waarom doen we dit?' 'Omdat de klanten er om vragen.' Nu is het onderdeel van hun denken, zeker bij de grote bedrijven."
Waarom slaat jullie onderzoek zo aan?
"Het is multidisciplinair: we werken samen met ingenieurs, maar ook met sociale en gedragswetenschappers. Bovendien zijn het empirisch rijk geïnformeerde studies. We roepen niet zomaar wat.
Een goede onderzoeksmethodologie is belangrijk als je nadenkt over ethische vraagstukken. En je moet proactief over de problemen nadenken, dus op het moment dat morele afwegingen en overwegingen nog relevant zijn.
Traditioneel zijn ethici gewend om te wachten tot de negatieve effecten van nieuwe technologie zichtbaar zijn. Dan is het te laat."
In de inleiding van de bundel ‘De politiek der dingen’ citeert u de wetenschapssocioloog en –historicus Thomas Hughes. Als de technologie nog in de kinderschoenen staat, stelt Hughes, kun je het gebruik en de reikwijdte nog sturen. Als een technologie eenmaal is aangeslagen, is het toch vooral de technologie die óns zal beïnvloeden, in plaats van andersom.
"Je moet proberen er vroeg bij te zijn. En dan krijg je te maken met het dilemma van Collingridge. Dat komt hier op neer: op het moment dat je de technologie nog kunt sturen, heb je te weinig informatie om te weten hoe je dat het beste kunt doen. Op het moment dat je wel over die informatie beschikt, kun je al nauwelijks meer sturen.
Je moet dus precies het juiste moment prikken. Dat betekent dat je nieuwe technologische ontwikkelingen goed moet volgen. En je moet een scherp oog hebben voor de problemen die zich kunnen voordoen. Die alertheid begint met het besef dat nieuwe technologie nieuwe mogelijkheden schept, maar ook altijd andere mogelijkheden afsluit. Vergelijk het met een muur die je optrekt om een schilderij op te kunnen hangen. Die muur houdt ook een beperking in. Wie technologie ontwerpt, is bewust of onbewust bezig de handelingsruimte van mensen vorm te geven."
En omdat technologie ons leven op die manier beïnvloedt, moet een ethicus tijdig over de positieve en negatieve effecten meedenken?
"Ja. De eerste vraag die je moet stellen, luidt: wordt ons leven hier beter van? Want dat is altijd de pretentie van de makers. Maken ze dat ook waar?"
Kunnen ethici en ingenieurs rekening houden met het risico dat technologie in verkeerde handen kan vallen?
"Ik denk het wel. Misschien moet je in het ontwerp van een centrale database een 'dodemansknop' opnemen. Mocht ooit grof misbruik door een dictatuur een reëel gevaar vormen, dan kun je met zo'n knop de database laten verdwijnen, compleet met alle verzamelde privacygegevens van burgers."
Morele waarden kunnen tot uitdrukking komen in nieuwe technologie. Werkt het ook de andere kant op? Verandert onze ethiek onder invloed van de technologie?
"Ja. Het is geen eenrichtingsverkeer. Kijk naar Facebook. De jongere generaties hechten minder aan privacy, die gooien vaak van alles op het internet. Soms krijgen ze daar later spijt van, maar toch: de vertrouwdheid met een nieuwe technologie maakt dat we over sommige dingen minder verkrampt zijn. Al heeft het internet natuurlijk ook een keerzijde. Technologie biedt ook de mogelijkheid om ervaringen op te doen, die weer je identiteit kunnen bepalen. Als je eenmaal auto rijdt, geeft dat een gevoel van vrijheid en autonomie. En als je gedurende een lange tijd die ervaring hebt gehad, hecht je daar ook grote waarde aan."
Kunt u zich voorstellen dat ethici ooit ingenieurs zullen adviseren om te stoppen met de ontwikkeling van een technologie?
"Dat zie ik niet snel gebeuren. Maar helemaal ondenkbaar is het niet. De ontwikkeling van aerodynamische zwempakken is op verzoek van de sportwereld onlangs ook stilgelegd. Misschien zullen we ooit ingenieurs adviseren te stoppen met human enhancement-toepassingen die mensen in steeds slimmere cyborgs moeten veranderen. Of met technologie die het verouderingsproces kan vertragen. Onze planeet zou al die vitale tweehonderdjarigen niet aankunnen.” /.
Prof.dr.ir. Anthonie Meijers.
Foto: Bart van Overbeeke
Prof.dr. Jeroen van den Hoven.
Foto: Nout Steenkamp
|