spacer.png, 0 kB
Volg Cursor via Twitter Volg Cursor via Facebook Cursor RSS feed
spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB
Cursor in PDF formaatCursor als PDF
Special Cursor 50 jaarSpecial Cursor 50 jaar
PrintE-mail Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook
Ir. Rokus van Iperen, nieuwe voorzitter Raad van Toezicht:
“TU/e staat voor grote maatschappelijke vragen”
19 november 2009 - Na enkele jaren als lid verbonden te zijn geweest aan de Raad van Toezicht van de TU/e, werd Océ-topman ir. Rokus van Iperen gevraagd voor het voorzitterschap van het orgaan dat namens de minister toezicht houdt op bestuur en beheer van de universiteit. Aan het begin van dit collegejaar aanvaardde hij de functie met plezier, omdat zijn band met de TU/e sterk is. Van Iperen over de rol van het onderzoek, over de samenwerking met het bedrijfsleven en over de gevolgen van de crisis voor de TU/e.

Rokus van Iperen (1953) studeerde tussen 1970 en 1977 werktuigbouwkunde aan de TU/e, met als afstudeerrichting vervoerstechniek. Hij werkte gedurende tien jaar bij Océ in onderzoek en ontwikkeling. Na enkele businessfuncties in binnen- en buitenland, werd hij in 1995 lid van de Raad van Bestuur van Océ en sinds 1999 is hij voorzitter. Begin deze week werd bekend dat het Japanse concern Canon een overnamebod gedaan heeft op het bedrijf uit Venlo, maar daar was ten tijde van het interview nog geen sprake van.

Van Iperen heeft altijd zijn interesse in techniek behouden. “Dat kan bijna niet anders bij Océ. Dit bedrijf drijft op R&D en direct sales. De band met de TU/e ligt dus voor de hand”, zegt hij. En het aanvaarden van het voorzitterschap van de Raad van Toezicht (RvT) als opvolger van Gerard Kleisterlee was een makkelijke keuze: “De positieve ervaringen die ik heb met de raad maakten het niet moeilijk ja te zeggen. Ik laat ook graag aan de studenten van de TU/e zien dat je met een technische opleiding een mooie carrière in het bedrijfsleven kunt maken en dat er na de techniek een internationale loopbaan in managementfuncties in het vooruitzicht ligt.”

Rol overheid
Vaak klinken andere geluiden in het bedrijfsleven van Zuidoost-Brabant, maar Van Iperen is positief over de rol die de Nederlandse overheid speelt in het stimuleren van innovatie. Zo spreekt hij met enthousiasme over de zegeningen van de kenniswerkersregeling, een regeling die mede door de TU/e is opgezet en waarbij onderzoekers van industriële bedrijven in samenwerking met universiteiten in onderzoeksprojecten werken. De rijksoverheid ondersteunt het. Dit om te voorkomen dat deze kenniswerkers hun heil buiten Nederland zoeken. “De regering beseft dat de kansen voor ons land liggen in de kennisintensieve activiteiten. Met name in de regio Brabant zitten internationaal succesvolle bedrijven. Die positie danken ze aan de technologie. Het is daarom verontrustend dat deze bedrijven onder druk van economische ontwikkelingen zouden moeten snijden in hun innovatiekracht. Je kijkt als bedrijf in slechte periodes naar elke euro die je uitgeeft. Telkens stel je de vraag: is deze uitgave nu écht nodig? Ik denk dat er moed voor nodig is om dan de innovatie overeind te houden. Anderzijds is het gewoon noodzakelijk. Maar omdat er grenzen zijn aan wat je als bedrijf kunt doen, is het goed dat de overheid bijdraagt. Océ maakt hier ook dankbaar gebruik van. Wij voelen ons er echt door gesteund.”

Innovatie
Een belangrijk onderwerp voor Van Iperen is een intensivering van de samenwerking tussen TU/e en bedrijfsleven. “De TU/e is in 1956 opgezet op verzoek van het bedrijfsleven. Die interactie is daarna altijd zeer levendig geweest. De TU/e speelt hierin een onderscheidende rol binnen Nederland: geen universiteit staat zo dicht bij de industrie. Er zijn ook veel deeltijdhoogleraren die vanuit de praktijk hun kennis met studenten delen.” Het is volgens Van Iperen ook de taak van een universiteit om naast onderwijs en onderzoek kennis om te zetten in innovatie, en daarmee in economische activiteit en maatschappelijk relevante activiteiten. “Dit gaat steeds beter. Zo zie je dat het aantal onderzoeksprojecten met het bedrijfsleven sterk groeit.”

Een punt van zorg is de samenwerking met het mkb. “Die bedrijven kunnen veel baat hebben bij de kennis van de TU/e. Helaas lukt het niet altijd om hen bij de universiteit te betrekken. Wij blijven hier als RvT op hameren. Die kleine bedrijven leveren een zeer belangrijke bijdrage aan onze economie, en de universiteit moet ze daarbij helpen.”

Toch is een universiteit er niet alleen voor onderzoek op korte termijn, benadrukt de Océ-topman. “Er moet een balans zijn tussen zuiver wetenschappelijk onderzoek en toegepast wetenschappelijk onderzoek aan de ene kant en projecten met het bedrijfsleven aan de andere kant. Er moet een lange termijncomponent blijven in onderzoek en speurwerk van de universiteit. Dat zie je ook in het bedrijfsleven. Océ besteedt tien procent van het onderzoeksbudget aan lange termijnonderzoek, wat over tien tot vijftien jaar een impact op de business kan hebben. Als je die termijn niet hebt, droogt de kennis op. Aan een universiteit geldt dit nog veel sterker. Bestuurders moeten hiervoor waken. Ik denk dat de TU/e dit goed voor elkaar heeft.”

Economische crisis
Van Iperen maakt zich zorgen over de gevolgen van de economische crisis voor de TU/e. “We moeten er rekening mee houden dat we de komende tien jaar moeten bezuinigen om de opgelopen lasten van de afgelopen anderhalf jaar te compenseren. We weten dat er negentien werkgroepen van de regering gaan bekijken waar ze kunnen besparen. Ga er dus maar vanuit dat er ook geld wordt weggehaald bij de universiteiten.” Op dit moment merkt de TU/e nog weinig van de crisis, stelt hij, maar dat kan snel veranderen. “Nu is er een motie Hamers die zegt dat de regering het onderwijs in de bezuinigingen zoveel mogelijk moet ontzien. Dat is verstandig. Maar aan de kant van innovatie zal zeker worden bezuinigd.”

Om niet in de problemen te komen zet de TU/e steeds meer in op de derde geldstroom, is zijn overtuiging. “De TU/e is daar uitstekend voor gepositioneerd. Voor bedrijven geldt dat ze er de voordelen van inzien. Dankzij de kenniswerkersregeling zullen die samenwerkingsverbanden snel toenemen. We zullen er voor moeten zorgen, dat na afloop van deze regelingen de samenwerking met dezelfde intensiteit wordt gecontinueerd.”

De economische ontwikkeling is niet het enige waar de RvT zich mee bezighoudt, stelt Van Iperen. “De TU/e staat in een samenleving die naast economische ook andere uitdagingen heeft, zoals vergrijzing, milieu, energie, veiligheid en internationalisering. Daarin heeft de universiteit een rol te spelen. Bij de keuze van je onderzoeksprogramma’s moet je ze toetsen aan de maatschappelijke relevantie.” Tevens moet de universiteit nadenken over de vraag waar in de toekomst voldoende technici vandaan te halen zijn om de maatschappelijke vragen te beantwoorden.Van Iperen: “Er komen minder studenten door demografische ontwikkelingen, terwijl we er meer nodig hebben. Het is de vraag waar deze kenniswerkers vandaan moeten komen. Het buitenland kan erin bijdragen. Nu komen deze mensen vooral voor een master en een promotie, maar we hebben ze uiteindelijk ook nodig voor de bachelor.”

Strategie 2020
Met de Strategie 2020 heeft de TU/e ervoor gekozen een brede discussie te voeren over haar toekomstige rol in de regio en in Nederland en binnen Europa en de wereld. Van Iperen vindt het een verstandige keus om met de gehele universiteitsgemeenschap in gesprek te gaan. “Zo’n strategie heeft de grootste kans van slagen wanneer je ervoor zorgt dat deze breed gedragen wordt. Je hebt te maken met intelligente mensen die eigen ideeën hebben en graag willen meedenken. De discussie moet zich echter niet alleen beperken tot de interne organisatie. Je moet ook de externe stakeholders erbij betrekken. De maatschappelijke rol vraagt dat je de verschillende maatschappelijke partijen aan tafel krijgt. Volgens mij slaagt de TU/e daarin.”

Of een verdubbeling van het aantal studenten in de komende tien jaar een haalbare kaart is? Van Iperen: “Ik heb bij Océ gezien dat we in een bepaalde fase binnen tien jaar de R&D-inspanningen verdubbelden. Het piepte en het kraakte in de organisatie, maar het lukte wel. Als je iets wilt en je kunt financiële middelen vrijmaken, dan is er veel mogelijk. Daarom is een ambitie om een universiteit in omvang te verdubbelen een moeilijke maar geen onmogelijke opgave. Maar het is niet aan de RvT om hier nu een mening over te hebben. De raad wacht met belangstelling de uiteindelijke keuzes af.”/.

Rokus van Iperen/Chriz van de Graaf
Foto/Bart van Overbeeke