spacer.png, 0 kB
Volg Cursor via Twitter Volg Cursor via Facebook Cursor RSS feed
spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB
Cursor in PDF formaatCursor als PDF
Special Cursor 50 jaarSpecial Cursor 50 jaar
PrintE-mail Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook

Kenniswerkersregeling, katalysator voor samenwerking

4 maart 2010 - De kenniswerkersregeling (KWR) heeft een grote impact op de TU/e en de industrie. De maatregel werd door de overheid in het leven geroepen om hoogwaardige werkgelegenheid voor de industrie te behouden. Bovendien is het een uitstekende mogelijkheid voor de TU/e om met één been in de industrie te werken. Welke gevolgen heeft de regeling voor de organisatie van de faculteiten en de industrie en wat kunnen de partijen voor elkaar betekenen?

Laten we beginnen met de cijfers. Aanleiding voor de regeling is de economische crisis die in de loop van 2008 de orderportefeuilles van de industrie drastisch deed slinken. Een dieptepunt is het conjunctuurgevoelige bedrijf ASML, dat op zeker moment nog maar tien procent van de bestellingen had ten opzichte van het jaar ervoor. Om te voorkomen dat hoogopgeleide technici van de bedrijven op straat zouden komen staan, en in het ergste geval de regio zouden verlaten, werd aan de TU/e een oplossing bedacht: het 1000-banenplan. Met een investering van de TU/e en de overheid kunnen duizend kenniswerkers voor de Brainport-regio worden behouden en krijgen deze mensen tevens aan de TU/e onderwijs. De rijksoverheid ziet er wel brood in en komt medio 2009 met de Kenniswerkersregeling, nu voor heel Nederland.

De overheid stelt honderdtachtig miljoen euro ter beschikking voor het onderbrengen van tweeduizend kenniswerkers in onderzoeksprojecten die door bedrijven (de penvoerders) samen met kennisinstellingen (universiteiten, TNO, hbo, grote technologische instituten) worden ingediend. Het voorgestelde onderzoek moet ‘fundamenteel of industrieel onderzoek’ zijn, geen experimentele en industriële ontwikkeling. De overheid betaalt het bedrijf vijftig procent van de subsidiabele kosten: de loonkosten vermeerderd met een vaste opslag van vijftig procent. Per saldo betaalt de overheid dus driekwart van de loonkosten. De begeleiding van de projecten is in handen van wetenschappelijk medewerkers van de kennisinstellingen. Als een project voldoende omvang heeft, kunnen er ook jonge onderzoekers worden aangesteld. De regeling loopt tot en met december 2010.

Er volgen twee inschrijvingen (de laatste in december 2009) waarmee in totaal bijna negenhonderd kenniswerkers aan de TU/e worden verbonden. Het aantal projecten in de KWR is nu 175, ondergebracht bij 115 bedrijven. De grootste vijf bedrijven (Philips, ASML, NXP, Océ en DSM) gebruiken ongeveer de helft van het totale budget. De andere helft is voor de kleinere bedrijven. In Noord-Brabant zijn 76 projecten toegekend met in totaal ongeveer 1000 kenniswerkers. In Limburg 283 kenniswerkers in 16 projecten. Omdat per 10 kenniswerkers één jonge onderzoeker wordt aangetrokken, zijn er in projecten waarin de TU/e participeert plotseling 90 vacatures voor onderzoekfuncties voor recent afgestudeerde TOIO’s of recent gepromoveerden.

De grootte van de onderzoeken loopt sterk uiteen. Er zijn projecten waarbij slechts één kenniswerker onderzoek doet, tot projecten waarin tien, twintig en zelfs honderdvijftig (zie kader onderop pagina 11) onderzoekers samen aan één project werken. Er zijn drie projecten met meer dan honderd kenniswerkers. De projecten worden in de meeste gevallen gedaan in een samenwerking van één bedrijf en één kennisinstelling. Maar er kunnen ook meerdere bedrijven samengaan. Er is zelfs een project waarin vijf kennisinstellingen samen de begeleiding van een project doen. Zo zijn er ook verschillende faculteiten binnen de TU/e die samenwerking hebben gevonden in projecten. Kortom, er is een wirwar aan samenwerkingen ontstaan tussen honderden partijen die in veel gevallen nieuwe partners zijn.

De thema’s waarop in de KWR onderzoek wordt gedaan, zijn: hightech systems, health, energy, chemistry en automotive.

De intentie van de regeling was dat alle kenniswerkers een plekje zouden krijgen aan de universiteiten. Dat zouden aan de TU/e bijna duizend nieuwe mensen zijn die een werkplek moeten krijgen op de TU/e-campus. Een onhaalbaar streven. Dit idee werd dan ook snel losgelaten. Het gros van de kenniswerkers doet nu onderzoek in het eigen bedrijf en wordt bijgestaan door een team van begeleiders van het bedrijf en de TU/e. Per kenniswerker krijgt de universiteit een à twee uur per week vergoed voor begeleiding. Vijftien kenniswerkers vragen van een hoogleraar dertig uur begeleiding per week, bijna een fulltime baan. Dat verklaart waarom de KWR organisatorisch behoorlijk wat voeten in de aarde heeft. De begeleiding wordt gedaan door verschillende mensen van de faculteiten en er worden in sommige gevallen mensen aangetrokken om de begeleiders te ontlasten. Er zijn tal van constructies bedacht om de nieuwe taken te kunnen uitvoeren.

Wat heeft de TU/e aan de regeling? Op de eerste plaats draagt de universiteit bij aan de economie van de Brainport, zegt drs.ir. Pieter de Bock, namens de TU/e coördinator van de regeling. Daarnaast kan de universiteit er ook zelf haar kerntaken beter mee uitvoeren. “Op de eerste plaats helpt het ons wetenschappelijk, omdat op basis van de onderzoeksprojecten in de KWR publicaties worden gedaan. We doen ook aan kennisvalorisatie, want we brengen kennis naar het bedrijfsleven. En we helpen bij het opleiden van mensen: veel kenniswerkers krijgen een opleiding aan de TU/e. Kortom: de drie kerntaken -onderwijs, onderzoek, valorisatie- zitten in de KWR.”

De Bock is enthousiast over de manier waarop onderzoekers van de universiteit en de industrie elkaar hebben gevonden in dit omvangrijke project. “De interactie tussen mensen uit bedrijfsleven en TU/e verloopt baanbrekend goed. Ze moeten ook wel, want ze hebben elkaar nodig om aan de eisen van de overheid te voldoen. Samenwerken is geen poging, het is geen intentie, het is een verplichting - met bijzonder positieve gevolgen. Er lopen nu bijvoorbeeld bij ASML hoogleraren over de werkvloer die vragen oppikken die ze anders nooit hadden gehoord.”

Het organiseren van de KWR is voor sommige faculteiten een behoorlijke klus. Bijvoorbeeld voor de faculteit Electrical Engineering, die maar liefst in 18 projecten met 324 kenniswerkers participeert. “Uiteraard is slechts een klein deel van de kenniswerkers onderbracht in gebouw Potentiaal. Want ze zouden er nooit allemaal in passen. Gelukkig hebben we wel plek om hier en daar een bureau bij te zetten”, vertelt Suzanne Udo, directeur bedrijfsvoering van de faculteit.

De grootste opgave voor de faculteit is het aantrekken van de jonge onderzoekers, een probleem dat in vrijwel alle projecten speelt. Hoogopgeleide specialisten blijken niet gemakkelijk te vinden. Udo: “We leunen hierbij natuurlijk sterk op de internationale netwerken van wetenschappers in de vakgroepen. Desondanks is het een lastige klus. Het was echt spannend of we een serieuze hoeveelheid mensen konden aanbrengen. Ik vreesde dat het gênant zou worden, maar het is aardig gelukt. Er zijn nog wat vacatures, maar het allergrootste deel is ingevuld.” De groep van jonge onderzoekers aan de faculteit is een mix geworden van mensen die al in dienst waren en die een nieuw contract hebben gekregen en nieuwe wetenschappers van over de hele wereld.

De regeling vraagt ook een behoorlijke inspanning van de medewerkers van de faculteit. Er is bij Electrical Engineering speciaal iemand ingezet om de projecten te coördineren. Bijvoorbeeld om te monitoren of de doelstellingen worden gehaald, of er voldoende kennisoverdracht plaatsvindt, maar vooral om ervoor te zorgen dat de samenwerking die er met de KWR tot stand is gekomen, na de KWR gecontinueerd wordt.

Dr. Laurent Nelissen, directeur bedrijfsvoering van de faculteit Scheikundige Technologie, vertelt dat de begeleiding van de kenniswerkers door wetenschappelijk medewerkers van de faculteit relatief veel tijd kost. Toch worden er in zijn faculteit geen extra mensen aangenomen om de vaste staf te ontlasten. “Er wordt geschoven met taken zodat het voor iedereen een win-win situatie is. Zo is in het project met Fujifilm een groot deel van de begeleiding in handen van een KWR-TU/e-postdoc die in het project onderzoek doet in samenwerking met UD’s of UHD’s.”

De organisatie van de KWR geeft volgens de directeuren bedrijfsvoering geen onoverkomelijke problemen. Blijft de vraag wat de intensieve contacten de faculteiten opleveren. Prof.dr. Dick Broer, hoogleraar bij Scheikundige Technologie, is betrokken bij een project met Fujifilm in Tilburg. Twintig kenniswerkers van Fuji en twee jonge onderzoekers doen het onderzoek aan membranen. De universiteit van Twente participeert er ook in. Het project bestaat uit twee delen: onderzoek naar de toepassingen van de membranen bij Fujifilm en een deel fundamenteel onderzoek aan de TU/e. Fujifilm maakt al heel lang poreuze films. Oorspronkelijk werden deze gebruikt voor fotopapier, tegenwoordig zijn er toepassingen voor waterzuivering, stof- en gasfilters en energiewinning.

Een deel van het onderzoek vindt plaats in Tilburg. Er is dagelijks contact over de gang van zaken. Broer: “Wij zijn altijd te raadplegen en onze infrastructuur staat tot de beschikking van Fujifilm. Onze mensen reizen regelmatig naar Tilburg om de voorgang te rapporteren, maar ook om daar onze materialen op de productiemachines te testen. Het lijkt dus een zeer vruchtbare samenwerking te worden, maar we zijn pas enkele maanden bezig.”

Fujifilm heeft dankzij de samenwerking toegang tot de nieuwste membraanprincipes van de TU/e. “Aan hun onderzoek kunnen wij fundamentele kennis van polymeren en polymerisatie toevoegen”, vertelt Broer. “Wellicht komt Fujifilm daarmee tot een beter begrip van hun processen en mogelijk tot een betere controle van het product wat ze maken, bijvoorbeeld een beter controleerde poriegrootte in het membraan.”

Aan de andere kant kan de Polymeergroep van de universiteit hun ideeën aan de praktijk toetsen. Broer: “Wij maken membranen op een schaal van een vierkante centimeter of decimeter. Maar daarmee maak je in de industrie niet zoveel indruk, zeker niet wanneer je het echt wilt toepassen, bijvoorbeeld in de waterzuivering. Het is interessant om te kijken of onze membranen bruikbaar zijn voor deze praktijk.”

De KWR duurt tot eind 2010. Er resten dus nog slechts tien maanden om tot resultaten te komen. De conjunctuur gaat gelukkig de goede kant op, dus een verlenging van de regeling lijkt niet aan de orde. Over het leven na de KWR wordt al volop nagedacht, want iedereen is het erover eens dat het zonde is wanneer opgedane contacten na 2010 verwateren. Prof.dr.ir. Ton Backx, decaan van de faculteit Electrical Engineering, ziet de kenniswerkersregeling als een blijvend model dat mee ademt met de economie. “Een ingenieur moet tegenwoordig zo nu en dan zijn kennis opfrissen, anders raak je achterop. De TU/e kan dat onderwijs verzorgen op de momenten dat het economisch minder gaat. Deze mensen hoeven dan niet af te vloeien en ze komen als betere professionals terug in het bedrijf. Dat noem ik het in- en uitademen van kennis op de conjunctuur van de markt. Deze KWR is een eerste inadem. We gaan kijken of we dit model structureel kunnen maken.”(CvdG)/.

 

ASML - kenniswerkersregeling


Oud-minister Ronald Plasterk was op 27 januari jl. op werkbezoek bij Fujifilm in Tilburg om te bekijken hoe de kenniswerkersregeling in de praktijk wordt vormgegeven.

In oktober 2009 werd op het Flight Forum, een bedrijventerrein op steenworp afstand van Eindhoven Airport, het Dutch Joint Development Centre geopend. Dit is het grootste kenniswerkersproject van Nederland. Er werken vijfennegentig medewerkers van ASML, vijfenvijftig gedetacheerden en tien jonge onderzoekers van de TU/e en TNO. Beide kennisinstituten nemen de begeleiding van het project op zich. Het project richt zich op de ontwikkeling van een sensor om kleine structuren te kunnen meten.

Erik Schoemaker is namens ASML projectleider voor de kenniswerkersregeling. Hij vertelt welk baanbrekend onderzoek wordt gedaan. “Het project gaat over procesbewaking van de wafermachine door middel van metrologie. Met deze tool kun je de wafer op nanometerniveau bemeten. Je ziet dan of de lijntjes wel de juiste breedte hebben, of ze op de goede positie liggen, en of er afwijkingen zijn in het oppervlak. Met deze informatie kan de machine de volgende keer de instellingen zo aanpassen dat afwijkingen worden gecorrigeerd. Voor deze correcties zijn ondermeer zeer ingewikkelde algoritmes nodig die de situatie kunnen beschrijven. Wetenschappelijk heel interessante vragen dus. Het vergezicht van de technologie is de stap te maken naar lithografie met lijntjes van 22 nanometer breed. Een revolutionaire stap die verklaart waarom hier wel honderdvijftig mensen aan het werk zijn.”

Toen de kenniswerkersregeling van start ging, was het tamelijk eenvoudig om het metrologieproject op te tuigen, vertelt de projectleider. “Het onderzoek liep al en de researchers zaten al in het gebouw op het Flight Forum. De projecten konden dus wat ASML betreft doorgaan zoals het ging.”

De praktijk komt erop neer dat er regelmatig wordt overlegd met hoogleraren van de verschillende faculteiten die bij het project zijn betrokken, zoals prof.dr. Bob Mattheij (W&I), prof.dr. Dick Broer (ST), prof.dr. Anton Tijhuis (EE), en TNO. “We bespreken de voorgang van het project, bekijken hoe het gaat met het aantrekken van jonge onderzoekers, of we de juiste mensen voor de projecten hebben, et cetera.”

De grootste spin-off van de kenniswerkersregeling voor ASML is een geweldige katalysator voor de samenwerking met de TU/e en TNO, zegt Schoemaker. “We zijn nu écht aan elkaar gekoppeld. We willen samen onderzoek doen, samen publiceren en samen colloquia geven over de resultaten van het onderzoek.” De regeling levert ASML ook nieuwe contacten bij de TU/e op. “Zo werken we nu samen met de groep Control Systems van de faculteit Electrical Engineering.” En de producten van ASML worden er op termijn beter van, is de overtuiging van Schoemaker. “De TU/e heeft heel waardevolle kennis voor ons. Dat kunnen wij gewoon niet zelf.”

Kenniswerkersregeling/Chriz van de Graaf
Illustraties/
Jeannette Bos