spacer.png, 0 kB
Volg Cursor via Twitter Volg Cursor via Facebook Cursor RSS feed
spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB


“Ik ben altijd al gefascineerd geweest door de sacraliteit van kathedralen”
Cursor in PDF formaatCursor als PDF
Special Cursor 50 jaarSpecial Cursor 50 jaar
PrintE-mail Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook

Spelende kinderen en de evolutie van de openbare ruimte

22 april 2010 - Kinderen zijn de toekomst, de burgers van morgen. “Ze zijn eigenlijk een heel geaccepteerde groep, maar als het gaat om hun plek in de publieke ruimte, ‘wringt’ er altijd iets. Ze bevinden zich een beetje in de marge.” Antropologe Lianne Verstrate (26) doet bij Bouwkunde onderzoek naar de geschiedenis van speelruimte in Nederland. Ze hoopt begin 2011 te promoveren.
Promovenda Lianne Verstrate.
Foto: Bart van Overbeeke

Eigenlijk is de uitleg hierboven wat kort door de bocht, benadrukt Verstrate meteen. Het doel van het NWO-programma Urbanisatie & Stadscultuur waarvan haar promotieonderzoek deel uitmaakt, is “een alternatieve, weidsere geschiedschrijving van de stad te schrijven: hoe komt met name de publieke ruimte tot stand, hoe evolueert deze en wie zitten daarachter? Daarbij willen we verder kijken dan grootstedelijke plannenmakerij, naar bijvoorbeeld de rol van wet- en regelgeving, de economie, van individuen”. Waar collega-promovenda Els Vervloesem zich richt op de plek van migranten in de stad, focust Verstrate zich op kinderen. Postdoc Cathelijne Pool doet binnen hetzelfde programma onderzoek naar zogenoemde restruimtes in de stad.

Verstrate splitste haar onderzoek in drie casestudies, gebaseerd op sleutelmomenten in de geschiedenis van speelruimte in Nederland: de komst van de eerste speeltuinen, de eerste openbare speelplaatsen en de eerste commerciële speeltuinen. “Door deze periodes en gebeurtenissen te bestuderen, probeer ik het ingewikkelde samenspel tussen kleinschalige civiele initiatieven en de overheid te ontrafelen.”

Een vierde (micro)casestudy laat de lange lijn van een particulier initiatief zien: de speeltuin aan het Rotterdamse Afrikaanderplein. De speeltuin bevindt zich volgens Verstrate al bijna een eeuw in het oog van de storm: “Deze case illustreert hoe een organisatie uit de ‘civil society’, een burgerinitiatief, omgaat met veranderingen, zich handhaaft in de wijk en zich moet aanpassen aan veranderende beleidsvoering en regelgeving om overeind te blijven”.

De opkomst van speeltuinen in Rotterdam is het thema van Verstrates eerste casestudy, die feitelijk in Amsterdam begint als daar in 1880 de allereerste openbare speeltuin van Nederland opent. Het waren destijds vooral welvarende individuen die speeltuinverenigingen oprichtten. In Rotterdam was het iets later de bond voor lichamelijke opvoeding die, vanaf 1904, een netwerk van speeltuinen en speelveldjes opzette, “vaak niet meer dan een omheind stuk grond met een paar kuub zand, wat schepjes en hoepels erin”. Zoals in meer plaatsen komen de Rotterdamse speeltuinen op vanuit de civil society, bijvoorbeeld buurtgroepen en vrijwilligers. “Maar die kunnen het nooit alleen. Je ziet dat de overheid steeds meer betrokken raakt. In eerste instantie hebben de speeltuinen nog niet echt het recht om er te zijn, lijkt het. Ze liggen vaak aan de rand van de stad op weinig uitnodigende plaatsen, veelal maar tijdelijk. Pas later worden speeltuinen echte ontmoetingsplaatsen voor de omliggende wijken.”

Voor haar tweede casestudy bestudeerde Verstrate het Amsterdam van na de oorlog tot de jaren zeventig. Centraal staat architect Aldo van Eyck, in die periode verantwoordelijk voor het ontwerp en de realisatie van ruim zevenhonderd speelplaatsen in Amsterdam. In het Amsterdams Uitbreidingsplan uit 1934, dat vooral na de oorlog tot uitvoering kwam, was al opgenomen dat kinderen nadrukkelijker hun eigen plek in de stad moesten krijgen. “Men wilde af van de speeltuinen waarvan je lid moest zijn of waarvoor je een kaartje moest kopen. Het grootste dilemma daarbij was hoe een openbare speelplaats ook veilig kon zijn. De eerste ideeën die bedacht maar nooit uitgevoerd werden, waren een soort tussenvorm tussen de ouderwetse speeltuinvereniging en een openbare speelplek. Van Eycks speelplekken waren wél openbaar, zonder hekken, sluitingstijden of toezicht - eventueel ouderlijk toezicht daargelaten. Uniek voor die tijd.”

Voor haar derde casestudy maakt Verstrate een sprong naar eind jaren negentig van de vorige eeuw wanneer, in 1998, in Almere Nederlands eerste commerciële indoor speeltuin opent: Ballorig, inmiddels een keten met vestigingen door heel Nederland. “In plaats van een vereniging van vrijwilligers zit er een heel bedrijf achter, met als doel winst te maken.”

Het ontstaan ervan denkt Verstrate voor een groot deel te kunnen verklaren met de roep om meer veiligheidseisen aan speeltuinen en -toestellen vanaf de jaren zeventig. In 1997 ziet de eerste warenwet op speeltoestellen en speeltuinen het levenslicht. Daarin is alles tot op de millimeter nauwkeurig bepaald, weet Verstrate. “Het vrijwillig initiatief kreeg het moeilijk met al die regels.”

Commerciële speeltuinen zijn daar slim op ingesprongen, constateert de promovenda. Ze wil dan ook graag de opkomst ervan in kaart brengen, maar de speelcentra staan niet te trappelen om openheid van zaken te geven: “Bedrijven vereisen een iets andere aanpak dan een speeltuinvereniging gerund door vrijwilligers”. Ook wil ze onderzoeken hoe ‘gewone’ speeltuinen zich tussen de commercie staande houden en bestudeert ze de opkomst van zogenoemde natuurspeeltuinen.

Keiharde conclusies zal haar proefschrift niet voortbrengen, verwacht Verstrate. “Mijn onderzoek is vooral kwalitatief en beschrijvend. Waarom gaan bepaalde initiatieven direct kopje onder, terwijl andere decennialang succesvol blijven? Hoe wordt omgegaan met veranderingen in beleid, regelgeving en financiering? Hoe komt het dat de stedenbouw altijd een vrij moeizame relatie heeft met kleinschalige civiele initiatieven? Vanuit dergelijke vragen hoop ik tot een aantal inzichten te komen en een aantal patronen te herkennen in hoe de publieke ruimte in Nederland geproduceerd wordt.” (MvdV)/.