In Nederland krijgen elke dag meer dan honderd mensen voor het eerst een herseninfarct of hersenbloeding, oftewel een beroerte. Slachtoffers die deze beroerte overleven, krijgen vaak te maken met allerlei lichamelijke beperkingen. Bij het revalideren ligt de focus vooral op het weer kunnen lopen, stelt Annick Timmermans, terwijl de aandacht voor onder meer iemands arm- en handvaardigheid er vaak bij inschiet. Op zich logisch, zegt ze: “Mensen moeten -en willen- zichzelf, vooral als ze weer thuis zijn, kunnen verplaatsen. Op één been kun je niet lopen, terwijl je veel handelingen met de arm of hand kunt compenseren met de andere kant. De getroffen kant wordt dus ontzien, omdat het veel inspanning kost die te gebruiken”. Jammer, stelt de onderzoekster, “want het beïnvloedt iemands levenskwaliteit enorm. Vooral alledaagse fijnmotorische handelingen, zoals het eten met mes en vork, en nagels knippen, zijn lastig”.
Er bestaan wel trainingsmethodes op het gebied van arm- en handvaardigheid, maar deze zijn volgens Timmermans vaak niet taakgericht. Ook bestaan al langer technologieën om revalidatie op dit vlak te ondersteunen, maar een bewezen significant verschil voor het uitvoeren van alledaagse handelingen maken ze volgens haar niet.
Philips Research, dat haar promotieonderzoek financierde, wil technologieën ontwikkelen om de revalidatie van slachtoffers van een beroerte te ondersteunen. Om erachter te komen waaraan dergelijke technologieën moeten voldoen, ging het bedrijf op zoek naar iemand die klinische input kon leveren. Zo kwam vier jaar geleden Timmermans in beeld, van huis uit fysiotherapeute. Ze was tot dat moment vooral werkzaam geweest als docente. Promoveren stond eerder al op haar wensenlijstje, maar werd rond die tijd urgenter toen alle fysiotherapieopleidingen in België anders werden ingericht en omgevormd tot masteropleidingen. “Van ons docenten verwachtte men dat we ons doctoraat behaalden.”
Ze greep het onderzoeksproject van Philips en de TU/e dan ook met beide handen aan. Ze bracht de meeste tijd van haar promotietraject door in het Limburgse Hoensbroek bij revalidatiecentrum Adelante, dat een eigen expertisecentrum voor onder meer revalidatiewetenschappen heeft. In samenwerking met ergo- en fysiotherapeuten en na uitgebreide interviews met tientallen patiënten ontwikkelde Timmermans hier een methode voor technologieondersteunde arm-/handvaardigheidstraining: T-TOAT (Technology-supported Task-Oriented Arm Training). Deze methode kan worden toegepast in verschillende soorten technologische systemen, zoals robot- of sensorsystemen.
Eén van de systemen waarmee tijdens Timmermans’ promotieonderzoek is gewerkt en die bij Adelante klinisch werden getest, is de Haptic Master. Deze ‘robot’ helpt de patiënt bij het uitvoeren van bepaalde taken, registreert de gemaakte bewegingen en geeft feedback. Een ander systeem, dat al verder is doorontwikkeld, is de Philips Stroke Rehabilitation Exerciser, een systeem dat patiënten coacht bij revalidatieoefeningen, ook in hun thuisomgeving. Negen chronische patiënten trainden in Hoensbroek acht weken lang intensief met deze ‘exerciser’. Het systeem bestaat uit sensoren (op de pols, bovenarm en romp) die bewegingen registreren, en een oefenbord met diverse alledaagse objecten. Het systeem geeft opdrachten voor handelingen en feedback daarop; het constateert bijvoorbeeld of een patiënt bij het reiken naar een glas zijn arm voldoende strekt of zijn romp niet teveel meedraait. Ook worden de oefenprestaties na afloop afgezet tegen de verwachtingen die de therapeut voor die patiënt heeft geformuleerd.
Volgens Timmermans verbeterde de arm- en handvaardigheid van de proefpersonen aanzienlijk met het systeem. In sommige gevallen was volgens haar sprake van een verbetering van zelfs dertig tot veertig procent. Grootste verdienste van haar promotieonderzoek is volgens haar echter dat het heeft aangetoond dat technologieondersteunde, taakgerichte revalidatietraining mógelijk is. “Ook onderschrijft mijn onderzoek dat revalidatie ook meer dan negen maanden ná een beroerte nog zin heeft - iets wat pas recent met ander onderzoek is aangetoond.”
Volgens de onderzoekster moeten nog de nodige klinische studies worden verricht voordat de ontwikkelde systemen marktklaar zijn. Zelf blijft ze als onderzoeker bij Adelante werken aan onder meer technologieondersteunde, taakgerichte training. Hierbij zal ze klinische input geven voor technologie-ontwikkeling aan de technologische partners van Adelante en de klinische testen van de ontwikkelde systemen coördineren.
Het onderzoekerschap heeft haar in elk geval flink in zijn greep: “Elk aspect van onderzoek doen is enorm creatief. Ik vond het heel opwindend om met een nieuwe onderzoeksvraag aan de slag te gaan, om data te analyseren, erover te schrijven, een stuk gepubliceerd zien te krijgen. Ook vind ik het heel verrijkend om met mensen met heel verschillende achtergronden te werken. Communicatie vormt soms een leuke uitdaging. Ingenieurs bijvoorbeeld gebruiken ‘on-off-taal’: volgens hen is het hooguit zus óf zo. Bij fysiotherapeuten hangt alles ergens vanaf; van de situatie van mensen in hun complexe context”. (MvdV) |