Toen Van der Heijden maandag naar zijn kamer WH1.101 wilde, moest hij een nieuw bord passeren. ‘Geen toegang, bouwterrein, helmplicht’ staat erop. Duidelijke taal.
“Onze kamer is aan het eind van de gang, tegenover het trappenhuis dat ze nu aan het renoveren zijn”, verklaart hij. “Er zijn geen helmen uitgereikt, dat is misschien wat gek. Gelukkig heb ik een eigen helm omdat ik bedrijfshulpverlener ben.” Hij heeft hem direct op zijn hoofd gezet, maar onveilig voelt de biomedisch technoloog zich niet. “Het moet wel heel gek lopen wil er een glasplaat onze kant op vallen.”
De oordoppen zijn meer noodzakelijk. Die zijn voor iedereen in W-hoog verkrijgbaar bij de receptie. “Op dit moment hoor ik vooral slijptollen. Ze slijpen en frezen ook in de uren dat wij werken. Het zware breekwerk doen ze gelukkig voor negen uur ’s ochtends en na vier uur ’s middags. Ik snap dat het moet gebeuren en ik vind het goed dat de bouwvakkers gewacht hebben tot na de tentamens.” Dat is heel begripvol voor een man die nooit zelf overlast bezorgt. “Nee, dat doe ik nooit. Hoewel, Mariken zegt dat ik vals fluit.” (NS)
|