Untitled Document
"Gezond verstand werkt niet bij
ergonomie"
Interactie mens-techniek/Gerard
Verhoogt
Foto/Bram Saeys
"Een van de knapste informatici die ik ken, heeft al twee
jaar de melodie uit Carmen als herkenningstune op zijn mobiele
telefoon. Hij schaamt zich er zelfs voor. Hij heeft 79 andere
melodieën beschikbaar, maar hij kan er niet één
van programmeren", vertelt prof.dr Don Bouwhuis. Het is slechts
één van de vele voorbeelden die hij uit zijn mouw
schudt van wat er mis kan gaan in zijn specialisatie: de interactie
tussen mens en techniek. Bouwhuis werkt al sinds 1969 bij het
IPO, vanaf 1998 bij Tema en hij is in april benoemd tot directeur
van de onderzoeksschool Dr. J.F. Schouten School for User-System
Interaction Research.
De technologie sluipt op allerlei
manieren en niveaus ons leven binnen en dat is niet te stoppen.
Alleen weten technische ontwerpers volgens Bouwhuis te weinig
van de mens en zijn functioneren in zijn omgeving, terwijl dat
wel noodzakelijk is voor een succesvolle gebruiker. Dat neemt
hij ze echter niet kwalijk: "Het zit niet in hun opleiding
en de techniek ontwikkelt zich razendsnel. Eigenlijk krijgen alleen
TEMA-studenten les in de combinatie van mens, techniek en omgeving."
Naast zijn werk bij het IPO en TM is Bouwhuis als adviseur betrokken
bij een aantal praktijksituaties, zoals het ontwerpen van regelkamers
in gevangenissen en TBS-inrichtingen. Ook daar schort het een
en ander aan. Bouwhuis: "Neem de automatische beveiliging
en het alarmsysteem. Er is geen instantie of installateur (ook
de Rijksgebouwendienst niet) die weet hoe dat tegelijk foutloos
èn prettig kan werken. De veiligheidseisen van het ministerie
moeten technisch mogelijk zijn (en dat is al moeilijk genoeg)
en dan komt de techniek nog eens over je heen walsen. En dat wordt
er niet beter op in de toekomst."
Als voorbeeld noemt hij de centrale post en de toegangscentrale.
Beiden moeten de inrichting als geheel kunnen overzien, want deuren
moeten open om de groenteman binnen te laten of patiënten
door te laten. Bouwhuis signaleert tal van vragen: "Er worden
steeds meer bewakingscamera's gebruikt. Maar wat is een goede
plaats en een goede manier om twaalf monitoren op te hangen? En
hoe moet je twaalf doordraaiende videoschermen bijhouden, welk
beeld moet dan wanneer op welk scherm verschijnen? Waar moet alle
kennis trouwens geconcentreerd worden, bij de portier of bij de
centrale post? Het meest voor de hand ligt om ze bij elkaar te
zetten. Dan kunnen medewerkers overleggen en het werkt geldbesparend.
Maar dat is geen traditie, die posten hadden van oudsher een andere
functie, dus zaten ze op een andere plaats."
Het is toch logisch om ze bij elkaar te zetten?
Bouwhuis: "Gezond verstand werkt niet bij ergonomie, anders
waren video's of mobiele telefoons wel gemakkelijker te programmeren.
Met gezond verstand ga je uit van eigen ervaringen en eigen achtergronden.
En die is voor elk mens anders, maar de ontwerper denkt te vaak:
de gebruiker is de ontwerper."
Soms ontstaan inzichten ook bijna toevallig. Een medewerker van
Bouwhuis had RSI en gebruikte een spraakherkenningssysteem. Hij
vertelde dat het niet om de beste spraakherkenning gaat, want
elk programma maakt fouten. Je kiest het programma dat het gemakkelijkst
de fouten herstelt en daar verschillen ze sterk in.
Mobiele telefonie
Sinds april is Bouwhuis directeur van de J.F. Schouten School
for User-System Interaction Research. Een van zijn eerste taken
is de her-erkenning van de Onderzoeksschool door de Koninklijke
Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Bouwhuis beschouwt dat
als een zeer serieuze zaak, want ook het onderzoek verandert dynamisch
met technologie en maatschappij. Maar: "We zijn redelijk
uniek in Nederland met de verbinding tussen technologie en gedragswetenschappen.
Het centrale thema is menselijk interactief gedrag in een technische
omgeving. Iemand is bezig met technologie en de vraag is: welk
gedrag ontwikkelt zich daar en hoe kun je dat met een ontwerp
ondersteunen?"
In de J.F. Schoutenschool was het IPO van oudsher vooral (inter)nationaal
bekend met zijn spraakonderzoek, maar dat zit nu in een overgangssituatie.
Het maken van goede spraakcomputers bleek, ook wereldwijd, erg
moeilijk.
Bouwhuis: "De algemene kwaliteit van de spraaksynthese is
matig en dat is momenteel niet echt op te lossen. Maar op het
gebied van spraakcodering is in datzelfde onderzoek enorme voortgang
geboekt, en dat heeft in feite de huidige mobiele telefonie mogelijk
gemaakt. Veel van de daarvoor benodigde basistechnologie werd
op het IPO ontwikkeld. Al wisten ze toen niet dat het daarvoor
toegepast zou worden."
"Momenteel ligt het accent sterk op onderzoek naar visuele
en auditieve, meestal virtuele omgevingen. Technisch kun je tegenwoordig
behoorlijk realistisch aandoende ruimten creëren. Maar het
aantal technische keuzes dat je daarin moet maken, is zo groot
dat ontwerpers veel meer willen weten over wat effectief is om
die ruimtes als realistisch te ervaren. In dit soort onderzoek
en naar de evaluatie van 3D-beelden, zijn we heel goed geworden
en er is een markt voor.
Tv-makers en telecom bedrijven blijken geïnteresseerd in
vragen als: 'Hoe komt mijn beeld over', ook ten aanzien 3D-tv
en virtual reality en de vraag is welke vereisten daar voor nodig
zijn. Postorderbedrijven die online gaan, willen dat heel graag
weten. Je kunt veel technische varianten maken, maar welke is
de beste? Wat vinden mensen leuk aan 3D? En wat is 'leuk' eigenlijk?
Daar wil men graag antwoord op voor men gaat investeren. Maar
niemand blijkt dat te weten."
Kids-Lab
Waar gaat de onderzoeksschool zich de toekomst op richten?
Bouwhuis: "Een belangrijk item wordt 'vertrouwen' in de omgeving.
Dat is in eerste instantie iets tussen personen, maar daar komen
steeds meer (anonieme) systemen tussen en in hoeverre kun je die
vertrouwen? Bij een college Informatie Ergonomie ontdekten studenten,
die eerst heilig geloofden dat alles goed werkte, vier ernstige
fouten in geldautomaten waar de leverancier en de bank nog niets
van wisten. Ze ontdekten ook dat de correctieknop niets herstelt,
maar gewoon teruggaat naar het begin van het proces. Daar zit
natuurlijk wel een gedachte achter ('de bank mag niet de dupe
worden'), maar het systeem houdt geen rekening met het begrip
van de gebruiker."
Gekoppeld aan dit thema is 'controle': wat voor invloed heb ik
op wat er gebeurt, bijvoorbeeld bij robotica of de zogenaamde
smart rooms, die inspelen op individuele behoeften van gebruikers.
Kun je daar zelf iets aan doen en wil je dat?
Bouwhuis: "Ik ken iemand met een smart room die 's avonds
regelmatig in het donker zat. Het detectiesysteem voor het licht
was gebaseerd op beweging. Als de persoon met de hand schreef,
bewoog hij te weinig en ging het licht uit."
Een van de nieuwe items die aan bod komen bij de her-erkenning
is het Kids-Lab, met de kamer als speelgoed voor kinderen tot
vier jaar. Er komen patronen op de muur en de vloer en dan wordt
gekeken hoe kinderen daar mee om gaan. De héle kamer als
speelgoed dus. Het doel is meer op kinderen individueel in te
kunnen spelen. "Maar ook het onderzoek naar mobiele telefonie
blijft actueel. Providers zijn geïnteresseerd in vragen als:
'Welke applicaties kan ik stimuleren, wat wil een gebruiker op
zijn scherm zien? Welke faciliteiten worden veel gebruikt, welke
niet, welk belgedrag hebben gebruikers?' Dat is nog grotendeels
onbekend. Net zoals het nog enigszins onduidelijk is waarom SMS
populair is geworden. Eigenlijk is de totale functionaliteit van
mobiele telefonie nog onbekend. En die wordt bepaald door de mensen
die het product en de infrastructuur gebruiken en telkens nieuwe
mogelijkheden ontdekken. Niet door de ontwerpers."/.
|