spacer.png, 0 kB
Volg Cursor via Twitter Volg Cursor via Facebook Cursor RSS feed
spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB


“Zodra schepen varen door emission control areas, zoals de Noordzee, schakelen ze over op minder vervuilende brandstoffen”
Cursor in PDF formaatCursor als PDF
Special Cursor 50 jaarSpecial Cursor 50 jaar
PrintE-mail Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook
Herstructurering bedrijventerreinen loopt vast aan de overlegtafel
3 juni 2010 - Voor gemeentes is het ontwikkelen van nieuwe bedrijventerreinen een financieel lucratieve activiteit. Het herstructureren van oude terreinen is dat niet. Sinds kort dwingt de overheid gemeentes echter om daar aanzienlijk meer werk van te maken. De eigenaren van bedrijven en de gemeentes hebben elk echter hun eigen wensenlijstjes, waardoor de onderhandelingen al snel vastlopen. Ir. Erik Blokhuis, die afgelopen dinsdag promoveerde aan de TU/e, analyseerde deze beslissingprocessen en ontwikkelde op basis daarvan een model dat ervoor moet zorgen dat gesprekken voorspoediger verlopen.

Promovendus Erik Blokhuis. Foto: Bart van Overbeeke

Vorig jaar had Nederland voor 77.365 hectare aan bedrijventerreinen. Voor de Nederlandse economie zijn ze van groot belang en voor gemeentes vormt de ontwikkeling van nieuwe terreinen een voorname bron van inkomsten. Voormalige landbouwgronden, aangekocht door de gemeente, worden opeens veel geld waard. Maar er is in de loop der jaren een enorm areaal aan verpauperde terreinen ontstaan. Terreinen met een rommelige uitstraling die te kampen hebben met leegstand, parkeerproblemen, onveiligheid en een gebrek aan faciliteiten. Gemeentes hebben er eigenlijk geen belang bij om dit soort terreinen aan te pakken. Volgens ir. Erik Blokhuis, promovendus bij de capaciteitsgroep Construction Management en Urban Development van de faculteit Bouwkunde, heeft Nederland inmiddels 15.800 hectare aan verpauperde terreinen. De overheid wil nu dat gemeentes zich gaan inspannen om deze terreinen op te knappen. Om nu nog nieuwe terreinen te mogen ontwikkelen, moet een gemeente eerst kunnen aantonen dat er geen andere mogelijkheden zijn om aan de vraag te kunnen voldoen. De ministeries van VROM en EZ sloten daarvoor een convenant af en stelden voor de komende drie jaar vierhonderd miljoen euro beschikbaar om het probleem aan te pakken. Blokhuis benadrukt dat die maatregelen en ondersteuning hard nodig zijn, omdat de afgelopen twintig jaar slechts drieduizend hectare is opgeknapt. “Als we op die voet zouden doorgaan, zijn we honderd jaar verder voordat het complete areaal is opgeknapt”, aldus Blokhuis. De vierhonderd miljoen die nu beschikbaar is gesteld, noemt hij een druppel op een gloeiende plaat. “Naar schatting is 6,35 miljard euro nodig om het totaal aan verpauperde terreinen aan te pakken. Het ontwikkelen van nieuwe terreinen is op dit moment ook helemaal niet noodzakelijk, want met het huidige areaal kan men de komende twintig jaar ruimschoots aan de vraag voldoen. Gemeentes moeten dus direct stoppen met het opzetten van nieuwe terreinen en hun aandacht verleggen naar het herstructureren van de oude terreinen.”

Een rapport van de werkgroep-Noodanus van twee jaar geleden markeert de omslag in het denken over deze materie. Ook de discussie over de ‘verrommeling’ van Nederland heeft de kwestie nadrukkelijker op de agenda geplaatst, aldus Blokhuis. De werkgroep-Noordanus pleit voor een regionale aanpak van het probleem. De provincie beslist of er in een bepaalde regio een nieuw terrein mag worden aangelegd. En dat mag dus alleen als de noodzaak daarvoor hard gemaakt kan worden. De verantwoordelijkheid voor het opknappen van oude terreinen moet worden ondergebracht bij regionale ontwikkelingsmaatschappijen, vertelt Blokhuis. “Brabant is de regio met het hoogste percentage aan verouderde terreinen, zo rond de 37 à 38 procent van het totaal”, vertelt de promovendus. “Het is dan ook één van de vijf kerntaken van de Brabantse Ontwikkelings Maatschappij (BOM) om de herstructurering van die terreinen voortvarend aan te pakken.”

Het hele herstructureringsproces loopt echter vaak al vast aan de onderhandelingstafel. Blokhuis: “De eigenaren van de bedrijven en de gemeentes hebben wensenlijstjes die met elkaar conflicteren, waardoor het hele proces al snel stagneert. De ene partij wil dat de infrastructuur verbetert, de ander kiest voor snelheid, en weer een derde groep wil er eigenlijk zo min mogelijk geld insteken. Gemeentes stellen vaak eisen aan de architectonische kwaliteit. Er is behoefte aan een regisseur die dit proces van bovenaf begeleidt. De BOM, waar ik ook een deel van mijn onderzoek heb uitgevoerd, is een voorloper op dit gebied. Maar het gebeurt op dit moment nog teveel op ad hoc basis.” Blokhuis analyseerde een reeks van dit soort onderhandelingen. Hij keek naar de gedragingen van bedrijfjes en van de gemeente, en met behulp van de uit de wiskunde afkomstige speltheorie ontwikkelde hij een model dat toegepast kan worden om conflicten al in een vroeg stadium te neutraliseren. Blokhuis: “Mijn model voorspelt waar in de onderhandelingen de conflicten zich zullen gaan voordoen en het geeft aan welke interventies er toegepast moeten worden om die conflicten te voorkomen.”

Overigens is het model in de praktijk nog niet toegepast en Blokhuis stelt in zijn dissertatie dan ook dat zijn model nog verder verfijnd moet worden om beter toepasbaar te zijn. Zijn onderzoekswerk moet gezien worden als een eerste bouwsteen en moet uiteindelijk leiden tot een ‘toolbox’ voor het effectief omgaan met dit soort beslissingsprocessen. Als mede hierdoor in de toekomst de onderhandelingen beter verlopen, zijn de financiële middelen die de overheid er insteekt effectiever te gebruiken. (HK) /.