spacer.png, 0 kB
Volg Cursor via Twitter Volg Cursor via Facebook Cursor RSS feed
spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB
Cursor in PDF formaatCursor als PDF
PrintE-mail Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook
Bindend studieadvies dwingt studenten tot andere keuze
12 juni 2008 - Bachelorstudenten moeten vanaf september 2009 in hun eerste jaar minstens dertig van de zestig studiepunten halen (ECTS). Lukt dat niet, dan krijgen ze voortaan een bindend negatief studieadvies (BSA) en moeten ze een andere studie zoeken. Dit blijkt uit het rapport dat de projectgroep BSA deze week naar buiten bracht. De universiteitsraad moet nog met de voorstellen instemmen.

Tot nu toe kregen studenten slechts een dringend negatief studieadvies. Volgens het College van Bestuur (CvB) werkt deze maatregel onvoldoende. Studenten continueren hun studie toch, maar stranden in een later jaar.

De projectgroep BSA bekeek de afgelopen maanden of het haalbaar is om het bindend negatief studieadvies vanaf september 2009 in te voeren. Ze verwachten geen grote problemen, zo blijkt uit hun rapport. Het CvB heeft de voorstellen van de BSA-groep overgenomen. Nu moet nog wel de universiteitsraad instemming geven. De U-raad heeft 16 juni informeel overleg met het CvB en de projectgroep. Daarna komt het BSA aan de orde tijdens de U-raadsvergadering op 30 juni.

De BSA-projectgroep legt de grens op dertig studiepunten. Volgens voorzitter dr. Hennie ter Morsche is die norm erg mild. “Ik stel de punten in de toekomst liever naar boven bij dan naar onderen. Je moet oppassen dat je studenten wegstuurt die het toch kunnen.”

Studenten die het eerste jaar tussen de dertig en veertig studiepunten binnenslepen, krijgen voor het tweede jaar een ‘studievoortgangscontract’ onder hun neus. Dit houdt in dat ze met een studieadviseur contractueel vastleggen welke vakken ze binnen een bepaalde termijn moeten halen. Bovendien krijgen ze meer begeleiding.

Voor alle studenten geldt dat als ze na twee jaar hun propedeuse nog niet hebben, ze geen tentamens uit het tweede en derde jaar mogen maken. Net zolang totdat ze hun propedeuse wel op zak hebben. Het grote verschil met de huidige situatie is dat de teugels strakker worden aangetrokken en dat alle opleidingen met een studievoortgangscontract aan de slag gaan. Nu werken slechts enkele opleidingen met dergelijke contracten. Over specifieke gevallen moet de examencommissie zich buigen. Ter Morsche noemt als voorbeeld een student die struikelt over slechts één vak uit het eerste jaar.

De projectgroep wil dat faculteiten zelf bepaalde voorwaarden mogen scheppen. Zo zouden ze vakken kunnen clusteren en van eerstejaars eisen dat ze uit verschillende clusters een bepaald aantal studiepunten halen.

Het BSA blijft drie jaar van kracht. Het staat studenten wel vrij om direct na een negatief BSA dezelfde bachelorstudie aan een andere universiteit te beginnen. Ter Morsche verwacht niet dat dit gebeurt.

Uitzonderingen
Zoals op iedere regel, zijn ook op het BSA uitzonderingen. Zo krijgen deeltijders anderhalf jaar om dertig studiepunten bij elkaar te sprokkelen. Ook voor studenten die zich na oktober inschrijven (‘late instromers’) en voor degenen die in het eerste jaar van bachelorstudie wisselen (‘omzwaaiers’) gelden andere normen. Nader onderzoek moet uitwijzen hoe de universiteit met deze groepen moet omgaan.

Studenten die ernstig ziek zijn geweest, persoonlijke problemen hebben gehad of in een TU/e-bestuursorgaan zaten, kunnen uitstel verwachten.

Knelpunten
Hoewel de projectgroep verwacht dat de invoering van het BSA relatief gemakkelijk verloopt, ziet ze nog enkele knelpunten. De grootste zorgen baren die studenten die hele projecten opnieuw moeten doen en de eerstejaars die in augustus herkansingen hebben. “Docenten moeten het werk van die paar studenten maar sneller nakijken”, vindt Ter Morsche. Een zogenaamde implementatiecommissie moet hier verdere invulling aan geven.

Die commissie moet ook de juridische aspecten onder de loep nemen. “We moeten sterk staan als studenten bezwaar maken.”

De faculteiten moeten in mei 2009 op orde zijn om het BSA goed in te kunnen voeren. “Sommige opleidingen moeten meer doen dan andere, maar ik voorzie geen grote problemen”, constateert Ter Morsche. De werkgroep maakt zich geen zorgen over de extra kosten. “Het CvB heeft toegezegd waar nodig middelen in te zetten.” Ter Morsche wijst op de Universiteit Leiden. Daar is gebleken dat de invoering van het BSA studieadviseurs zo’n vier uur extra per student kost. Die tijd zit hem vooral in gesprekken over de studievoortgang.

‘Verschoolsing’
De projectgroep kreeg de afgelopen maanden van alle kanten bijdragen en ging zelf op onderzoek. Er werd gekeken naar universiteiten die al werken met het BSA. Ook is geluisterd naar de mening van TU/e-studenten. De inspraakronde leverde tien reacties op. Verder polste de projectgroep de mening van de universiteitsraad, decanen en het CvB. Volgens Ter Morsche waren er geen grote discussiepunten, maar rezen wel vragen. Ook bij studentenfracties Groep één en PF. Zij lieten vorige week weten dat het BSA volgens hen ‘verschoolsing en bureaucratie’ in de hand werkt. Ter Morsche bestrijdt dit. “Zoals gezegd hebben faculteiten hun zaakjes aardig op orde. Ik wil met de studenten verder van gedachten wisselen.”

Groep één laat na inzage in het rapport weten dat ze nog met dezelfde vragen als vorige week zit. PF wacht eerst het overleg van volgende week af en geeft nu nog geen reactie. Dit geldt ook voor de personeelsfractie.

Voortgang
Deze maand wordt een implementatiecommissie gevormd. Die moet voor de zomer een ‘spoorboekje’ klaar hebben zodat het BSA in de praktijk kan worden uitgevoerd. Na drie jaar BSA volgt een evaluatie, om te zien wat nu de gevolgen zijn. Ter Morsche: “Het is belangrijk om te weten hoeveel studenten een negatief studieadvies krijgen. Ook willen we in kaart brengen hoeveel extra werk het oplevert en hoe procedures zijn verlopen.”/.

Bindend negatief studieadvies/Judith van Gaal
Illustraties/Jeannette Bos