spacer.png, 0 kB
Volg Cursor via Twitter Volg Cursor via Facebook Cursor RSS feed
spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB
Cursor in PDF formaatCursor als PDF
PrintE-mail Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook
En ik vind...

De zachte knip en meer

Minister Plasterk was vroeger zo kritisch in zijn columns. Nu doet hij uitspraken waarvan ik me afvraag of hij erover heeft nagedacht. In het interview in Cursor 33 noemt hij opleidingen die de zogenaamde ‘zachte knip’ hanteren, dat wil zeggen een soepele overgang kennen tussen bachelor- en master-opleiding, asociaal. Ik kan daar niet bij.

Ons masterprogramma begint in september, een student haalt zijn bachelor-diploma in bijvoorbeeld januari. Wat wil hij dat deze student in dat halve jaar gaat doen?

Wij doen al zolang onze opleiding bestaat moeite om goede elektrotechnische ingenieurs op te leiden, en dat is geen sinecure. Gezien de veranderingen in onze VWO-instroom (verslechtering zeggen sommigen), gezien de steeds zwaardere eisen van onze afnemers, gezien het uitdijende vakgebied dat we onderwijzen en gezien de steeds strengere eisen aan de tijdsspanne waarbinnen we dat moeten doen.

Binnen deze randvoorwaarden is het volkomen onverantwoord om tegen onze bachelor-studenten te zeggen dat ze pas met een master mogen beginnen als ze hun bachelor-diploma hebben. Het gaat om goede studenten, die een geschikte opleiding doen, we hebben een schrijnend tekort aan ingenieurs en dan zouden wij gemiddeld een half jaar aan studievertraging moeten inbouwen zonder dat iemand daar iets aan heeft? Dat zou pas echt asociaal zijn en een verkwisting van geld en talent.

Misschien moet ik de uitspraak van Plasterk plaatsen binnen de tendens die er bij bestuurders in hoger-onderwijsland is, om van een soort simpel ideaalbeeld van opleiding en studie uit te gaan. Dat bestuurlijke ideaalbeeld zegt dat een student in drie jaar zijn of haar bacheloropleiding heeft afgerond. Het ideaalbeeld zegt dat minstens zeventig procent van de instroom het diploma haalt en dat wie afvalt, dat in het eerste jaar doet. Het ideaalbeeld zegt dat ook studenten veertig uur per week aan hun studie besteden. Heel mooi allemaal, maar wie zich te hard aan dit beeld vastklampt, verliest de weerbarstigheid van de realiteit uit het oog en heeft, zo blijkt, ook geen oog meer voor het feit dat voor academische vorming zo onderhand zowel de randvoorwaarden als de cultuur ontbreken.

Ik zou graag zien dat onze studenten, die voor de overgrote meerderheid hard werken en serieus gemotiveerd zijn, de gelegenheid en de vrijheid krijgen tijdens en naast hun studie dingen te doen waarmee ze zich onderscheiden van de middelmaat. We moeten als universiteit niet de illusie hebben dat we dat kunnen organiseren en we moeten het vooral niet willen afbakenen. Wij hebben een hoop talent en creativiteit in huis, en dat gedijt pas bij academische vrijheid.

Ik geloof niet dat Plasterk de periode tussen bachelor en master bestemd had voor dit soort activiteiten. Dat zou ook niet werken. Wat wel werkt – en is dat ook niet een citaat van Plasterk? - is ‘liefdevolle verwaarlozing’, een term die goed uitdrukt hoe een universiteit zich zou moeten verhouden tegenover studenten om haar academische taak optimaal uit te voeren. Helaas staat dat tegenwoordig haaks op het ideaalbeeld van een universitaire opleiding.

Jan Vleeshouwers
Studieadviseur, Faculteit Elektrotechniek,
Technische Universiteit Eindhoven