spacer.png, 0 kB
Volg Cursor via Twitter Volg Cursor via Facebook Cursor RSS feed
spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB
Cursor in PDF formaatCursor als PDF
PrintE-mail Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook

Waar toveren we duizend extra promovendi vandaan?

23 oktober 2008 - Een van de tien nieuwste plannen van het Innovatieplatform om de concurrentiekracht van de Nederlandse economie te versterken, is het aantrekken van duizend extra internationale toppromovendi en gepromoveerden. Jaarlijks, welteverstaan.
In eerste instantie een sympathiek idee, vinden de decanen van de TU/e. Maar of het uitvoerbaar is? “Het Innovatieplatform kan zich beter inzetten om gepromoveerden in Nederland te houden.”

“Promotieplaats komt neer op individueel onderwijs”



Prof.dr. Kees van Hee is een man die niet graag tijd verspilt. In no time maakt de decaan van Wiskunde & Informatica duidelijk dat het plan voor duizend extra promovendi zinloos is.

“Het is een prachtig plan dat nooit gaat lukken. Niet bij technische wetenschappen. We hebben hier ook van die plannen gehad om dertig hoogleraren aan te trekken, maar dat lukt niet. Want die zijn er gewoon niet. Wij hebben stapels open vacatures. In Nederland zijn ze niet, in de rest van de wereld ook niet. We hebben veel contacten met India en Pakistan, maar die mensen zijn vaak helemaal niet zo goed opgeleid. Er wordt gevochten om goede PhD-studenten, het is geen kwestie van plaatsen ter beschikking stellen.”

Zinloze actie dus, maar Van Hee wil wel het positieve eraan opmerken: “Het is goed wanneer we de mogelijkheid krijgen geschikte kandidaten zonder problemen -en dan bedoel ik zonder het indienen van verplichte voorstelletjes- snel te plaatsen.”

W&I zou negentien promovendi kunnen en willen plaatsen. Van Hee is overtuigd dat er wel een paar jaar voor nodig is om die te vinden. “En vergeet niet; die mensen komen voor een opleiding. Die moeten we begeleiden. Wanneer de kwaliteit niet goed genoeg is, sturen we de studenten ook weer weg. Dat is wel eens gebeurd met PhD’s uit Pakistan. Die kwamen hier gratis werken, het kostte de faculteit niks, maar de kwaliteit was niet goed genoeg.”

“Het Innovatieplatform denkt dat je met meer PhD’s het economisch klimaat in Nederland verbetert, maar dat is nog maar de vraag. Het is voor meer dan de helft van de tijd een opleidingstraject. Waarvoor tijd nodig is van hoogleraren en staf. Iedere PhD brengt voor een hoogleraar ook een belasting met zich mee. Het komt toch neer op twee uur in de week individueel onderwijs geven. Zeker in het begin. Later volgt gezamenlijk onderzoek en tegen de tijd dat een promovendus het alleen kan, vindt hij of zij elders een postdocplaats.”

Van Hee zou het een beter idee vinden om hoogleraren meer tijd te geven voor onderzoek met goede stafmensen. Hij wil liever echt onderzoek doen met postdocs of UD’s die een vaste taak krijgen voor een langere periode. Zíj hebben hun masterproof al gehad. Met een PhD begin je als faculteit iedere keer weer op je knieën met iemand die net z’n master gedaan heeft. Heel leuk om mee te werken, maar niet de snelste manier om met onderzoek vooruit te komen, volgens Van Hee.

Mist Nederland iets doordat er te weinig promotieonderzoek wordt gedaan? “Nee, we doen het hartstikke goed. Het is eerder zo dat het industriële klimaat maar matig is. Daar doe je niks aan met PhD’s opleiden.”

Van Hee heeft wel een advies aan het Innovatieplatform: “Zorg dat de mensen die gepromoveerd zijn een goede aanstelling krijgen voor langere periode. Zodat ze niet meer als een zwerver over de wereld gaan. Zodra ze binnen zijn op een tweejarige postdocplaats, gaan ze solliciteren naar een volgende plek. Dat is overleven in plaats van onderzoek doen. Het zou pas effectief zijn om met die mensen die een jaar of vier bij je zijn geweest nog vijf jaar verder te mogen gaan.”

“De overheid zou postdocs vrijer moeten laten en zorgen dat ze niet de hele tijd bij NWO hoeven zeuren om weer een nieuwe beurs. Daar gaat ook heel veel tijd in zitten. Een gemiddelde hoogleraar is een kwart van zijn onderzoekstijd bezig met het schrijven en beoordelen van onderzoeksvoorstellen.” Dat is volgens Van Hee niet hetzelfde als onderzoek doen. “Het zou handig zijn om daar eens wat aan te veranderen. Geef ons vertrouwen, geef ons het geld en als we het achteraf niet goed gedaan hebben, schop ons er maar uit.”/.

 

Geen proefschrift maar een proefontwerp



Prof.dr.ir. Jeu Schouten heeft wel een idee hoe de doelstelling om duizend promovendi aan te trekken gehaald kan worden, waarbij hij vindt dat de helft hiervan naar de technische universiteiten zou moeten. Als decaan van Industrial Design heeft hij het voortouw genomen om in 3TU-verband een nieuwe set criteria te ontwikkelen om de output van ontwerpende faculteiten te beoordelen.

Het definiëren en beoordelen van prestaties moet volgens de decaan op een andere manier gebeuren dan het tellen van publicaties zoals dat vaak bij onderzoeksfaculteiten gebeurt. Dat is wel eerder gedacht, ‘gigantisch lang geleden al’, maar het probleem was dat er snel polarisatie ontstond tussen ontwerpers en onderzoekers. Dus werd er niets gedaan met ideeën voor een werkbare meetlat voor output. “Maar nu is de tijd rijp”, stelt Schouten. “NWO schreeuwt om een oplossing voor de kennisparadox en wij hebben nu een nieuwe invalshoek gekozen. Daarbij worden onderzoek en ontwerpen gelijkwaardig behandeld en met elkaar geïntegreerd.”

Hoofdidee is dat technische universiteiten PhD’s meer op proefontwerpen dan op proefschriften laten promoveren. Schouten vindt dat ingenieurs creatief bezig moeten zijn en proefontwerpen moeten maken met geïntegreerde research. Bij de verdediging wordt dan een ontwerp getoond met daarnaast een boekje met de verantwoording over de gemaakte keuzes. Nu is ongeveer vijf procent van de dissertaties aan de TU/e in de vorm van een proefontwerp. Dat aandeel stijgt, maar in Schoutens ogen stijgt het veel te langzaam.

“Met meer proefontwerpen bewijzen we de industrie een grote dienst”, voorspelt hij. “Want zo is in veel gevallen samenwerking met de bedrijven in Nederland mogelijk. Na de promotie kan de jonge doctor met zijn ontwerp meteen inschuiven bij het bedrijf. Dit zie je veel in Duitsland. Zo wordt een PhD-plaats in Nederland interessanter voor binnenlandse en buitenlandse masters.”

Morgen, vrijdag 24 oktober, komt de internationale adviesraad van de opleiding Industrial Design op bezoek voor zijn jaarlijkse bijeenkomst. Deze keer is de vergadering gepland in de Dutch Design Week. Schouten heeft de discussie over ‘design output criteria’ natuurlijk op de agenda gezet. “Sterker, het is het belangrijkste onderwerp. Op 31 oktober zal het ook besproken worden in het overleg van de drie rectoren van Delft, Twente en Eindhoven. Daarna gaan we het plan promoten bij VSNU, NWO en andere geldgevende partijen. Ze zitten te wachten op werkbare criteria.”/.

Tweeënhalf jaar voor het vullen van één promotieplaats

Prof.dr. Harry Timmermans is onderzoeksdirecteur bij Bouwkunde. Hij houdt zich momenteel bezig met het zoeken naar bezetting voor tien promotie- en postdocplaatsen. Een paar weken geleden zijn de advertenties gepubliceerd. Nu heeft hij twintig reacties ontvangen.

“Alle sollicitanten komen uit het buitenland. Heel veel kan ik direct opzij schuiven, daar mist een overtuigend cv.” De tien PhD’s worden gefinancierd door NWO en ERC (European Research Council). Officieel moeten ze begin 2009 starten. Dat gaat nog moeilijk worden, voorspelt Timmermans. Hoe strikt de ERC hieraan vasthoudt, heeft hij nog niet ervaren. Timmermans geeft aan dat NWO zeker op de hoogte is van problemen bij het vinden van goede kandidaten en zich in het verleden bij eerdere projecten in ieder geval soepel opstelde. Een promotieplaats waarvoor deze organisatie tweeënhalf jaar geleden geld beschikbaar stelde, lijkt nu eindelijk ingevuld te worden.

Timmermans zegt het heel nadrukkelijk zeer voorzichtig. “Het ziet er naar uit dat daar een kandidaat op gaat komen.” Het gaat om het ontwerpen van een computersimulatie voor veranderingen in de gebouwde omgeving, een onderzoek in samenwerking met de universiteit van Utrecht. De eerste persoon die ervoor was aangenomen, woonde in India, maar kreeg daar gele koorts en kon daarom niet komen. De tweede, uit de Verenigde Staten, wilde mede door familieomstandigheden toch maar niet de sprong over de plas wagen. De derde geschikte student koos ervoor elders te promoveren. Degene uit Bangladesh die nu misschien komt, maakt het spannend omdat overkomst pas mogelijk is zodra er geschikte woonruimte is en die leek de komende tijd niet beschikbaar in Utrecht. Vanochtend kreeg Timmermans een mailtje dat Utrecht iets heeft kunnen regelen. “Inmiddels zijn meer dan twee jaren verstreken: gelukkig wel een extreem geval, maar het geeft aan hoe moeilijk het is zelfs internationale, geschikte kandidaten aan te trekken, zeker als er plotseling veel vacatures ontstaan.”/.

“Bedrijfsleven ziet nauwelijks meerwaarde in huidige doctorstitel”

Bij Elektrotechniek staan vacatures voor promotieplaatsen gemiddeld driekwart jaar tot een jaar open. “Dat geeft een ongewenste vertraging aan onderzoek”, zegt decaan prof.dr.ir. Ton Backx. Om duizend PhD’s te kunnen aantrekken, moet het belang van technologische ontwikkelingen meer benadrukt worden, meent Backx.

Dat kan volgens Backx door meer aansluiting te zoeken bij maatschappelijke ontwikkelingen als energievoorziening, milieuproblematiek en vergrijzing. Elektrotechniek heeft daartoe haar fundamentele onderzoek gebundeld in drie thema’s: Connected world, Cure and care, en Smart and sustainable society. “Op deze wijze laten we concreet de toepassingsmogelijkheden zien van ons technologisch onderzoek. Elektrotechniek levert embedded technology.”

Nu is het zo dat bij aanstelling in een bedrijf van de vier jaar die een promotie in beslag neemt, er in het algemeen maar twee meetellen in het salaristraject. Dus vanuit het aanvangssalaris gezien, heeft een doctor twee jaren achterstand vergeleken met een topingenieur die direct na zijn afstuderen bij het bedrijf is begonnen. Wanneer het onderzoek dat een promovendus doet direct belang voor een bedrijf vertegenwoordigt, krijgt de doctorstitel meer waarde voor de toekomstige werkgever. Het vervolgonderzoek kan dan als het ware meteen te gelde worden gemaakt. Dit idee sluit aan bij het pleidooi voor proefontwerpen van Industrial Designdecaan Jeu Schouten.

“Om de concurrentiekracht van Nederland te versterken, is een nieuwe technologische doorbraak nodig”, zegt Backx. Hij noemt het ‘innovatie in extrema’. “Net als bij de goede ambachten moet de Nederlandse industrie precies dát kunnen maken waaraan behoefte is. Het moet voldoen aan drie punten: niks teveel, niks te weinig en precies op tijd!”/.

“Zet extra promovendi in op vier focusgebieden”

Prof.dr. Peter Hilbers van BMT noemt het een uitstekend streven om meer promovendi naar Nederland te halen. Hij stipt daarbij wel enige punten van zorg aan. Het Innovatieplatform zou de Phd’s niet breed moeten inzetten, maar op de thema’s water, transport, medische technologie en energie.

“Het moet niet zo zijn dat al het onderzoek vanaf nu door promovendi gedaan moet worden. De vaste wetenschappelijke staf moet niet alleen projectvoorstellen schrijven en promovendi begeleiden, maar ook scherp blijven door zelf onderzoek te doen. Wie vijf jaar niet aan onderzoek werkt, verliest zijn kwaliteit en autoriteit op dit gebied.” Verder vraagt de decaan van Biomedische Technologie zich af, net als Timmermans en Van Hee, waar die PhD’s vandaan moeten worden gehaald en wat zij daarna voor een carrière aangeboden krijgen. “Geen probleem wanneer ze uit het buitenland komen, mits ze dezelfde kwaliteit hebben als Nederlandse masters.” BMT heeft goede ervaringen met studenten uit China. “Een ander belangrijk punt van zorg betreft de lange termijn. Dit mag geen eenmalige actie zijn, er moet voor meerdere jaren geld komen voor veel promovendi.”

Het zou nog beter zijn wanneer het Innovatieplatform de duizend extra PhD’s niet inzet op een breed terrein, maar ze laat instromen op focusgebieden, meent Hilbers. “We moeten gaan concentreren op een aantal gebieden waarin Nederland kan uitblinken. Dat zijn: water, transport, medische technologie en energie. Op die thema’s speelt Nederland een internationale rol en die moeten we gebruiken.”

Hij verwacht dat krachtenbundeling van verschillende faculteiten een enorme opleving aan onderzoek geeft. Zijn faculteit, net aangewezen als beste BMT-opleiding van 2008 door weekblad Elsevier, is daarvan een goed voorbeeld.

Anders dan Van Hee is Hilbers van mening dat het goed is voor een onderzoeker om na promotie twee à drie postdocplaatsen in het buitenland te bekleden en dan pas terug te komen aan de Nederlandse universiteit. “Je moet ruiken aan buitenlandse universiteiten om je te realiseren dat het in Nederland goed is.”/.

“Alleen persoonlijke benadering door goede onderzoeker werkt”


“Extra promovendi zouden een welkome versterking kunnen zijn voor de universitaire infrastructuur”, zegt decaan prof.dr. Sjoerd Romme van Industrial Engineering & Innovation Sciences (voorheen TM) in eerste instantie beleefd. Even later bestempelt hij het voornemen van het Innovatieplatform als een ‘slecht plan’.

“Zo’n top down aangestuurd initiatief zal nooit goed omgezet kunnen worden in onderzoeksprogramma’s die vooral vanuit de expertise, passie en creativiteit van wetenschappers ontstaan. De combinatie van VSNU, NWO en KNAW vraagt om moeilijkheden. Op basis van welke criteria willen zij de promovendi toewijzen?” Hij vreest een ‘NWO-achtige-constructie’. Daarmee bedoelt Romme het optuigen van NWO ten koste van de vaste financiering van de universiteiten. “Veel geld gaat dan zitten in ondersteuning en beoordelingscommissies et cetera.”

Zijn faculteit Industrial Engineering & Innovation Sciences (IE&IS), waar per definitie multidisciplinair onderzoek wordt verricht, zal er weinig profijt van hebben. “IE&IS heeft het in een NWO-context toch al moeilijk ten opzichte van monodisciplinaire faculteiten.” Romme is ervan overtuigd dat het vinden van promovendi gebeurt door hoogleraren, UD’s en UHD’s zelf. “Met hun internationale netwerk zijn zij de aangewezen personen om mensen naar Nederland te halen. Dat moet je activeren.”

IE&IS heeft de laatste jaren te maken met een teruglopend aantal promovendi. Dat is een direct gevolg van het inkrimpen van de eerste geldstroom. In vergelijking met andere TU/e-faculteiten heeft IE&IS minder tweede- en derde geldstroom, hoewel vooral de derde geldstroom op dit moment sterk aan het toenemen is. En ja, ongetwijfeld blijft er onderzoek liggen. Concrete voorbeelden heeft Romme niet paraat. “Wanneer er voor een promovendusvacature geen geschikte kandidaat wordt gevonden, wordt de vacature aangepast of ingetrokken. In ieder geval worden de belangrijkste onderzoeksprioriteiten van IE&IS gewoon uitgevoerd.”/.

Extra promovendi/Norbine Schalij
Illustraties/Jeannette Bos
Foto’s/Bart van Overbeeke