spacer.png, 0 kB
Volg Cursor via Twitter Volg Cursor via Facebook Cursor RSS feed
spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB
Cursor in PDF formaatCursor als PDF
PrintE-mail Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook
TU/e gaat van onderwijs een vak maken
23 oktober 2008 - Het onderwijs aan de TU/e krijgt een facelift. De plooien worden letterlijk gladgestreken met de invoering van certificaten voor Basis Kwalificatie Onderwijs (BKO). De eerste certificaten zijn maandag 20 oktober uitgereikt in de University Club. Hoewel de verdiensten van de BKO niet meetbaar zijn, is iedereen ervan overtuigd dat het onderwijs aan de universiteit aan kwaliteit wint.
Drie TU/e-docenten die hun BKO-certificaat kregen. Van links naar rechts: dr.ir. Remco Dijkman, dr.ir. Hans Heuts en dr.ir. Hans Berends.

Universitaire docenten beschikken doorgaans over veel wijsheid, maar dat maakt ze niet vanzelf tot goede leermeesters. De overdracht van kennis is een vak apart. Daarom hebben de Nederlandse universiteiten besloten tot de invoering van het certificaat Basis Kwalificatie Onderwijs (BKO). Het moet de kwaliteit van het universitair onderwijs in de toekomst waarborgen.

De BKO is feitelijk een lijstje met competenties waaraan een universitaire medewerker met onderwijstaken moet voldoen. Deze vaardigheden kunnen per faculteit verschillen, maar de normen zijn redelijk gelijk.

Op 23 januari van dit jaar zetten alle veertien rectoren hun handtekening onder een overeenkomst waarmee de Nederlandse universiteiten elkaars BKO-certificaten erkennen. De TU/e heeft afspraken gemaakt met de TU Delft en Twente om te komen tot een gezamenlijke BKO-regeling. Hoewel nog niet alles is uitgekristalliseerd, lijkt een standaard gezet voor onderwijsbevoegdheid in de universitaire wereld.

De TU/e werkt sinds de zomer van 2007 met een proefproject om de BKO-certificering van onderwijzend personeel op verantwoorde wijze te introduceren. De pilot wordt uitgevoerd door de faculteiten Technologie Management en Scheikundige Technologie. Drs. Harry van de Wouw van Dienst Personeel en Organisatie (DPO) is vanaf het eerste uur betrokken bij het project. Samen met enkele collega’s ondersteunt hij docenten bij het behalen van het BKO-certificaat. Dat gebeurt enerzijds door het geven van didactische cursussen, anderzijds door begeleiding in het dagelijkse werkveld van de docent. “Vergelijk ons met een rijschool. We geven rijlessen, maar de kandidaat moet wel op examen bij een soort onafhankelijk ‘CBR’.”

Dat ‘examen’ wordt per faculteit afgenomen door een zogeheten portfoliocommissie die uit drie mensen bestaat; de opleidingsdirecteur, een onderwijskundige en een onafhankelijk commissielid van een andere faculteit. Dit drietal weegt de competenties die een docent opbouwt, in een portfolio verzamelt en van bewijsstukken voorziet. Het gaat in totaal om zeven vereiste competenties, waaronder het ontwerpen, geven en toetsen van onderwijs.
Om te voorkomen dat de portfoliocommissies een eigen koers gaan varen, willen de drie tu’s een beoordelingscommissie in het leven roepen. Iedere instelling levert een afgevaardigde. Namens de TU/e zal dat waarschijnlijk hoogleraar onderwijsinnovatie prof.dr. Wim Jochems zijn. Hij en zijn toekomstige collega’s gaan toezien op een juist verloop van de procedures en behandelen als beroepscommissie conflicten over portfolio’s.

Stilzitten
De komst van de BKO wil overigens niet zeggen dat de TU/e al die tijd heeft stilgezeten op onderwijsgebied. Sinds 2001 biedt DPO een zogeheten ‘Didactisch Inwerktraject’ voor onderwijzend personeel. Meer dan honderd docenten, onder wie enkele hoogleraren, volgden deze opleiding met aan het slot een portfolio en een certificaat als beloning. Deelnemers spenderen negentig uur aan het cursusdeel en krijgen honderdtien uur aan praktijkbegeleiding. Tweehonderd uur in totaal die ze kunnen uitsmeren over zes maanden tot maximaal twee jaar. In de praktijk duurt het soms zelfs langer om een portfolio op te bouwen, vertelt Van de Wouw. “Er zijn allerlei zaken die de tijdsduur kunnen verstoren, zoals congressen in het buitenland of extra ingelaste hoorcolleges. De praktijk is soms weerbarstig. Daar worstelen we nog mee. Onze voorkeur gaat echter uit naar een opleiding van een half jaar.”

Hoewel het Inwerktraject van DPO niet alle zeven compententies omvat die nu worden gevraagd, is het wel de blauwdruk voor de BKO-opleiding. Met één groot verschil: bij de leergang BKO is een complete scheiding tussen opleiders en beoordelaars. Wellicht zullen hier en daar andere aanpassingen nodig zijn, maar het fundament staat. De cursisten oefenen onder meer stemgebruik en verstaanbaarheid, het coachen van studenten en de toepassingen van media. Ook is er aandacht voor het toetsen van tentamens en zijn er zijn keuzevakken zoals het begeleiden van afstudeerders en promovendi, het opzetten en verzorgen van hoorcolleges en presenteren met behulp van theatervaardigheden. Het gaat volgens Van de Wouw om ‘korte, effectieve cursussen’ van een halve dag tot soms twee dagen. Op dit moment volgen ongeveer 45 docenten (delen van) de leergang BKO of zijn bezig een portfolio te maken.

Inhaalslag
In de zomer van 2009 wordt de evaluatie van de BKO-pilot afgerond. Of faculteiten aan de slag moeten gaan met het BKO-certificaat, is vooralsnog onduidelijk. Volgens drs. Anja Klomps, hoofd van DPO, komt er in ieder geval een inhaalslag. “We kiezen voor een positieve invalshoek waarbij onderwijs op de kaart komt te staan naast onderzoek. Alle faculteiten hebben van het College van Bestuur een brief gekregen over BKO-certificering en we hebben signalen ontvangen dat ze zich erop voorbereiden. Personeel dat al binnen de poort van de TU/e is, wordt wel getoetst, maar niet verplicht om het BKO-certificaat te halen. Aan nieuwkomers leggen we de BKO-eis wel op.”

Tijdens sollicitatiegesprekken wordt rekening gehouden met de potentiële competenties van sollicitanten. En personeel dat de laatste vijf jaar is ingestroomd, zal worden verzocht om de BKO-leergang te volgen.

Bureaucratie op de loer
Op het moment dat de pilot van start ging, bestond bij DPO even de vrees dat ingenieurs mogelijk niet gemotiveerd in de schoolbankjes zouden gaan zitten. “Maar dat viel ontzettend mee”, zegt Van de Wouw. “Natuurlijk hebben ze vaak een uitgesproken mening. Aan de andere kant zijn ze heel snel bereid om dingen op te pikken. Ze nemen het allemaal heel professioneel op.”

Een van hen is dr.ir. Hans Berends van de faculteit Industrial Engineering & Innovation Sciences (voorheen Technologie Management). De docent van de vakgroep Organisation, Science en Marketing kreeg maandag zijn BKO-certificaat in handen. In zijn ogen is het terecht dat een dergelijk certificaat in het leven is geroepen. Het verbetert volgens hem de kwaliteit van het onderwijs. “Je gaat op een systematische manier beter nadenken over de vormgeving van je cursussen. Je reflecteert meer over je manier van lesgeven en evalueert je toetsen. Het zou goed zijn als alle docenten een BKO-traject gaan volgen.”

Toch plaatst hij kanttekeningen. Dat een BKO-certificaat binnen twee jaar moet worden behaald, vindt hij niet realistisch. “Beginnende docenten starten helemaal blanco. Ze kunnen onmogelijk binnen twee jaar onderwijs ontwerpen, uitvoeren en toetsen. En bij het opstellen van een portfolio ligt bureaucratie op de loer. Je moet aan een docent met jarenlange ervaring geen onzinnige bewijsstukken vragen. Ik moest aantonen dat ik een presentatie met PowerPoint in de vingers heb. Daar werd ik behoorlijk chagrijnig van. Een portfolio is geen bureaucratische toets, geen kwestie van afvinken. Het gaat juist om het zelfontwikkelingtraject. Dat een docent leert en zichzelf verbetert.”

Klomps denkt op haar beurt dat tijd geen onoverkomelijke factor is. Een nieuwe docent wordt aangesteld voor een periode van vier jaar. Zes maanden voordat het contract afloopt, is er een evaluatiegesprek en wordt onder meer gekeken naar de portfolio en de verworven competenties. “Als uit de pilot blijkt dat twee jaar echt te kort is, dan is het mogelijk om deze termijn wat te verlengen om de certificering op orde te krijgen.”

Of BKO bijdraagt aan de verbetering van het universitair onderwijs? Van de Wouw: “Het effect is niet of nauwelijks meetbaar. Maar je leidt het wel af. Het is op zijn zachtst gezegd wel aannemelijk. Iedere docent die de cursus verlaat, vult een enquête in. Daaruit komen overwegend positieve verhalen naar voren. Wellicht zou je de enquêtes onder studenten moeten raadplegen. Of naar de tentamenresultaten moeten kijken. Hoewel, dan raak je steeds verder van de bron. Er zijn betrekkelijk weinig onderzoeken die in dat opzicht betrouwbaar zijn.” Lachend: “Als je niet mag aannemen dat het BKO-certificaat nuttig is, dan zou je ook net zo goed alle pabo’s in Nederland kunnen opheffen.”/.

Kwaliteit onderwijs/Frits van Otterdijk
Foto/Bart van Overbeeke