spacer.png, 0 kB
Volg Cursor via Twitter Volg Cursor via Facebook Cursor RSS feed
spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB
Cursor in PDF formaatCursor als PDF
Special Cursor 50 jaarSpecial Cursor 50 jaar
PrintE-mail Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook
Effe zeuren
/Fred Steutel

26 maart 2009 - /Fred Steutel

‘Please, urinate in the toilet pan’, schrijft iemand van onze geïnternationaliseerde instelling op de muur van wc’s in het Hoofdgebouw. In het Nederlands gaat dat soort aanmaningen tenminste nog op rijm:

Heren doe de bril omhoog;
dames zitten ook graag droog.

De tijd van wc-deurpoëzie lijkt voorbij. Lang geleden stond -we waren ook toen al internationaal- het volgende vers op een wc-deur in het Hoofdgebouw:

Some people come to shit and stink,
some others come to sit and think,
but many people, most of all
to read the writings on the wall.

Het is niet helemaal netjes, maar het staat ook op een schijthuisdeur; bovendien heeft het wel wat - iets filosofisch. Er lijkt niemand meer op wc-deuren of -muren te schrijven. Kackhuys-verzen, d.w.z. verzen over wat in sommige kringen ‘de vrolijke vierkante meter’ heette, waren populair in de zeventiende en achttiende eeuw. Voor voorbeelden verwijs ik naar het verzamelwerk van Gerrit Komrij, die er een heel boek aan heeft gewijd: Kakafonie - Encyclopedie van de stront, de enige Komrij-bundel die ik niet bezit.

In Leiden was onlangs een actie waarbij gedichten op muren werden geschreven. Naar het voorbeeld van verzen die er al eeuwen staan, zoals dit anonieme vers,

Henny Eman
hier herdacht
heeft ons bier en
plezier gebracht,
en tevens in zijn
Leidsche leven
vrouw en vrind
iets meegegeven.

In Coimbra kun je bij een universiteitsmuur ontroerde oude mannen aantreffen, teruggekeerd naar de plek waar ze vijftig of meer jaren geleden hun afstudeervers hebben geschreven.

Op onze campus is weinig dichterlijks. Ook onze beeldhouwwerken stralen niet veel poëzie uit; vaak onduidelijke voorstellingen van dierlijke, plantaardige of abstracte aard. Bij de zuidingang van het Hoofdgebouw staat een tamme student, uit het eind van de negentiende eeuw, maar hij lijkt geen Piet Paaltjes:

Als ik u staar in ‘t blauwend oog,
O Mina, Mina mijn!
Dan krimpt mijn jong studentenhart
Ineen van minnepijn!

Waarom ook hebt ge van dat blonde haar
Daar de engelen aan te kennen zijn.

Die kon er wat van. Maar ja, geen ingenieur geworden: dominee.
Hadden wij ook maar een theologische faculteit.