In antwoord op Kamervragen van de CDA en SP over de nadelige effecten van de Vernieuwingsimpuls voor de drie TU’s laat Plasterk weten dat sommige universiteiten wellicht inzetten op andere subsidies en daardoor relatief minder verdienen de Veni-, Vidi- en Vici-beurzen. Maar het kan volgens hem ook betekenen dat de TU’s kwalitatief minder goede aanvragen hebben ingediend. Hij herinnert eraan dat de overheveling ten doel had om de beste onderzoeksaanvragen te belonen. “Dat kan leiden tot verschuiving tussen instellingen, en dat is precies de bedoeling.”
Hij ontkent dat de Vernieuwingsimpuls nadelig uitpakt voor de specifieke onderzoeksgebieden van de TU’s. Wel verwacht hij dat het gunstig kan zijn voor deze drie instellingen dat de valorisatie van onderzoek – het maatschappelijk nut ervan – sinds 2009 wordt meegewogen in de beoordelingen. Ook wijst hij erop dat de TU’s bezig zijn met de ontwikkeling van beoordelingscriteria die beter passen bij de technische en designstudies.
Rector Hans van Dijn is het volstrekt oneens met de visie van Plasterk. “Feit is dat een groot deel van het onderzoek aan de TU’s, de zogenaamde ontwerpende en construerende wetenschappen, in de Vernieuwingsimpuls van NWO simpelweg niet of nauwelijks aan de bak komen. Dat heeft niets met kwaliteit te maken, maar met het feit dat het beoordeling- en het selectiemechanismen die NWO gebruikt, gewoon niet deugdelijk zijn voor het naar waarde schatten van hoge kwaliteit in de ontwerpende ingenieurswetenschappen. In feite erkent de minister dat ook. Hij wijst in zijn antwoorden zelf namelijk op het initiatief van de drie TU's om tot betere beoordelingscriteria te komen voor de ontwerpende en construerende wetenschappen.”
De verkapte suggestie van Plasterk dat de TU's minder goed scoren in de Vernieuwingsimpuls omdat hun onderzoek van mindere kwaliteit zou zijn dan dat aan andere Nederlandse universiteiten, vindt Van Duijn ronduit schandelijk. “Volgens het CWTS in Leiden is het gemiddelde science citation impactscore van de Nederlandse universiteiten 1.33 in de periode 2003-2006. De drie TU's scoren alle drie boven dit gemiddelde. De TU/e is met 1.50 na de Erasmus Universiteit de best scorende Nederlandse universiteit. De TU Delft scoort 1.40 en de Universiteit Twente 1.35.”
Dat de drie TU´s zich meer op andere subsidieregelingen zouden richten dan op de Vernieuwingsimpuls vindt Van Duijn ook een onterechte suggestie. De drie TU´s zetten volgens hem juist alles op alles om hun wetenschappelijke medewerkers te stimuleren en te ondersteunen bij het indienen van aanvragen in het kader van deze regeling. Qua aantallen aanvragen doen de drie TU´s niet onder voor de andere universiteiten.
Van Duijn: “Je kunt uit dit alles maar één conclusie trekken: minister Plasterk verdedigt hier tegen beter weten in een buitengewoon omstreden maatregel die geheel volgens de voorspellingen bijzonder negatief uitwerkt op de TU’s. En dat in een tijd waarin de kenniseconomie in het belang van de hightech industrie in ons land juist schreeuwt om extra investeringen in de technische wetenschappen. Plasterk zou er goed aan doen zijn maatregel ongedaan te maken of op zijn minst de drie TU’s te compenseren. Hij doet echter het omgekeerde. Hij heeft eerder toegezegde middelen aan de 3TU.Federatie uit zijn begroting geschrapt en overgeheveld naar de sociale wetenschappen.” (FvO/HK) |