spacer.png, 0 kB
Volg Cursor via Twitter Volg Cursor via Facebook Cursor RSS feed
spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB
Cursor in PDF formaatCursor als PDF
Special Cursor 50 jaarSpecial Cursor 50 jaar
PrintE-mail Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook

Das war einmal: vreemde talen aan de TU/e

8 juli 2010 - Ooit hingen bij de docent Frans wekelijks honderd TU/e-studenten aan de lippen. Vorig jaar waren dat er nog hooguit vier of vijf - als er tenminste niemand ziek of net op studiereis was. Dat de TU/e een jaar terug besloot fors te snoeien in het vreemde-talenaanbod van de universiteit, snappen de medewerkers van het Centrum voor Communicatie, Taal en Techniek (CTT) ergens dan ook best. Toch blijft het een bittere pil om te slikken: “Voor de spelling, grammatica en andere regeltjes kunnen mensen ook terecht bij de LOI. Maar wíj spreken de taal van de bèta’s”.

Een beetje een vreemde eend in de bijt. Zo omschrijft voormalig hoofd Monique Bouman het Centrum voor Communicatie, Taal en Techniek (CTT) van de TU/e. In de massa van bèta’s -en her en der wat gamma’s- op de campus zijn de authentieke alfa’s dun gezaaid. Van een vervelende wrijving tussen die verschillende bloedgroepen is volgens haar trouwens nooit sprake geweest: “Ik heb het juist altijd wel spannend gevonden”.

Bouman begon in 1982 als wetenschappelijk medewerker bij de toenmalige vakgroep Toegepaste Taalkunde, ondergebracht bij de toenmalige Eindhovense faculteit Wijsbegeerte & Maatschappijwetenschappen. De groep gaf onderwijs en deed onderzoek op het gebied van de Nederlandse taal en taalbeheersing, met name technisch taalgebruik. Daarnaast werd lesgegeven in een aantal ‘vreemde’ talen zoals Spaans, Frans, Russisch, Engels en Italiaans - “in volgorde van belang”, zo benadrukt Bouman: “Het Engels was destijds lang niet zo’n big deal als nu”.

Begin jaren negentig ging de vakgroep op in de groep Psychologie En Taal In de Techniek, kortweg PETIT. De groep maakte deel uit van de nieuwe faculteit Technologie Management (nu Industrial Engineering & Innovation Sciences), ontstaan na samenvoeging van de faculteiten Wijsbegeerte & Maatschappijwetenschappen en Technische Bedrijfskunde. In 1996 kwam hieruit het Centrum voor Communicatie, Taal en Techniek voort. Bouman: “De jaren ervoor was een beetje onduidelijk geworden wie wat voor wie deed en hoe één en ander verrekend moest worden. Door alle taalbeheersing onder te brengen in een apart instituut werd dit weer duidelijker en zichtbaarder voor alle faculteiten. Men kon ons weer vinden”.

Het Engels werd vanaf dezelfde periode snel belangrijker. Volgens Bouman en collega Vincent Merk, coördinator van het CTT, zette zo’n tien jaar terug de internationaliseringsgolf in en roken steeds meer buitenlandse studenten en medewerkers hun kansen en mogelijkheden in Eindhoven. “Vooral bij het Stan Ackermans Instituut was die beweging goed zichtbaar, zij trokken veel buitenlanders aan”, weet Bouman. Met de latere invoering van de bachelor-masterstructuur nam ook het gebruik van het Engels in het onderwijs een vlucht, voegt Merk toe.

Inmiddels heeft het Engels aan de universiteit een status aparte gekregen, stelt Bouman. Zo bleek ook vorig jaar, toen het College van Bestuur het Engels tot één van de focusgebieden binnen het communicatie- en talenonderwijs aan de TU/e benoemde. Het Nederlands en interculturele communicatie waren de andere twee poten waarop het CTT zich nadrukkelijk moest gaan richten. “Voor de TU/e zijn díe zaken in het kader van internationalisering belangrijk. Andere taalcursussen vinden we niet tot het pakket van de universiteit behoren; die kunnen studenten en medewerkers ook aan andere instituten volgen”, verklaarde CvB-lid mr. Jo van Ham het besluit.

Toenmalig CTT-hoofd Bouman reageerde verbolgen op de bestuursbeslissing. Volgens haar heeft het talencentrum altijd veel klanten gehad (zowel studenten als medewerkers), tevreden klanten bovendien, en had het zijn zaakjes, ook financieel, altijd prima op orde. Niet dat het besluit voor haar als een volslagen verrassing kwam: een mailtje van een beleidsmedewerker van het CvB in oktober 2008 zette haar sensoren al op scherp. “Hij vroeg letterlijk: ‘Wat doet het CTT eigenlijk?’. Voor een taalkundige is dat genoeg om te weten dat je dan op je hoede moet zijn.” Gesprekken met universiteitsbestuurder Van Ham en het hoofd van de Dienst Financiële en Economische Zaken volgden, waarin Bouman onder meer duidelijk werd dat het CTT geen grote investeringen meer mocht doen en dat een onderzoek werd ingesteld naar de effectiviteit van het centrum.

“Het werd mij al snel duidelijk waar het bestuur naartoe wilde. Iemand van de Dienst Personeel en Organisatie kreeg opdracht een rapport te gaan schrijven, waarvan de conclusies bij voorbaat al vaststonden. Er moest alleen nog naartoe geschreven worden”, stelt Bouman. Ze blikt terug op ‘een frustrerende tijd’. “Het CTT bestond al dertien jaar, we waren altijd een heel hechte club. Iedereen werkte er keihard en met volle overtuiging. En toen werden opeens de poten onder onze stoelen vandaan gezaagd. Een paar collega’s zagen hun vakken zelfs helemaal verdwijnen, terwijl er nog wel studenten voor waren.”

Uiteindelijk werden Frans, Duits, Italiaans en Russisch uit het talenaanbod geschrapt. De meeste van die vakken liepen halverwege afgelopen collegejaar ten einde; voor het Russisch doet eind deze maand de allerlaatste cursiste examen. Merk hield voor zijn vak Frans de eer naar eigen zeggen aan zichzelf: “Ik ben gestopt voordat ik zou móeten stoppen”. Met gemiddeld zo’n vier, vijf studenten per cursus had hij bovendien toch al meermalen “staan preken voor een bijna lege zaal, zeker als er dan ook nog eentje op studiereis was en een ander ziek was”.

Afgelopen januari rondde hij met gemengde gevoelens zijn laatste cursusreeks af, met acht examenkandidaten. In zijn kwart eeuw als docent Frans aan de TU/e was Merks gehoor wel eens groter; op een bepaald moment doceerde hij wekelijks zo’n honderd cursisten, verdeeld over vier groepen. Vooral de laatste acht jaar liep de interesse voor de taal, mede door de opkomst van het Engels in het curriculum, hard terug.

Terwijl hij zijn eigen vak moest laten gaan, maakte Merk zich het afgelopen jaar wel hard voor het Spaans - met jaarlijks zo’n honderddertig deelnemers één van de populairste CTT-cursussen. Het voorgenomen schrappen daarvan leidde dan ook tot veel verontwaardiging binnen de TU/e-gemeenschap. De lobby had succes: het Spaans blijft gehandhaafd, wel betalen studenten een eigen bijdrage, die ze terugkrijgen als ze de opgedane talenkennis aantoonbaar inzetten voor bijvoorbeeld een stage of andersoortig studieverblijf in een Spaanstalig land. “Een lauw compromis”, stelt Merk, “maar we hebben het Spaans daarmee toch enigszins kunnen redden. Bijkomend voordeel is dat we voor de docent geen nieuwe baan hebben hoeven zoeken.”

Volgens Bouman was het in dat opzicht ook een ‘voordeel’ dat zij de bestuurlijke bijl in het najaar van 2008 al zag aankomen, “daarmee hadden we wat tijd en mogelijkheden om mensen iets anders te gaan laten doen”. Toch is ze er geenszins gerust op dat in de toekomst geen arbeidsplaatsen zullen verdwijnen binnen het CTT. Merk daarentegen heeft het gevoel dat de erkenning voor het talencentrum het afgelopen jaar juist weer flink is gegroeid. “We geven hier niet zomaar taal, maar taal voor de ingenieur. Dat wordt niet altijd door iedereen zo gevoeld; je hebt er altijd wetenschappers tussen zitten die ‘dat taalgedoe’ maar niks vinden, die het iets voor in de vrije tijd vinden wat de universiteit vooral geen geld mag kosten. Maar in het algemeen overheerst het besef dat ons werk van toegevoegde waarde is.”

Die toegevoegde waarde zit ‘m volgens Merk en Bouman vooral in de affiniteit van docenten met wetenschap en techniek. “We hebben altijd nadrukkelijk geïnvesteerd in het leren kennen en begrijpen van onze doelgroep. ‘You have to know the business of your clients’”, vindt Bouman. Zelf volgde ze in het begin van haar TU/e-carrière bijvoorbeeld eens een cursus programmeren en schoof ze aan in de collegebanken. “Als een student Spaans in het kader van de cursus een presentatie geeft over nanotechnologie, moet ik daar wel vragen over kunnen stellen.”

“Bèta’s denken, communiceren, schrijven en leren echt anders”, vult Merk aan. “Onze docenten hoeven geen halve ingenieurs te zijn, maar door onze ervaring spreken we wel een beetje hun taal. Onze cursussen gaan dan ook verder dan alleen het aanleren van de grammatica en andere regeltjes; daarvoor kunnen studenten en medewerkers ook terecht bij de LOI”.

Ondanks de onrust die het CTT de afgelopen twee jaar ten deel viel, ziet coördinator Merk de toekomst van het centrum met vertrouwen tegemoet. Volgens hem staat het CTT nog altijd nadrukkelijk op de TU/e-kaart, ook bij de bestuurlijke top. “Voor de focusgebieden worden in elk geval duidelijk middelen gereserveerd; dat geeft vertrouwen en biedt mogelijkheden.” Bouman houdt twijfels, hoewel het STU volgens haar wel ‘meer poten in de organisatie’ heeft en dat voor het CTT zeker kansen biedt. Ze vreest dat het CTT binnen STU eerder “een kantoortje met uitzendkrachten en freelancers” wordt, met alle gevolgen voor de kwaliteit en professionaliteit van het bureau en zijn medewerkers: “Ik heb als hoofd altijd gestreefd naar docenten in vaste dienst, vooral vanwege het technische karakter van deze omgeving. Maar nu worden we steeds meer simpele ‘lesboeren’, die steeds minder academisch werk kunnen doen. En die constatering doet pijn”./.

 

(vaarwel aan het Russisch)


In het vreemde-talenaanbod aan de TU/e was het Russisch de voorbije decennia waarschijnlijk wel de meest bijzondere. Pauline Nekeman gaf ruim dertig jaar Russische les, waarvan de laatste vijftien jaar aan de universiteit. De taalcursus hier bestond sinds midden jaren zeventig en de belangstelling in die tijd was groot, vertelt de docente; de cursus telde jaarlijks zo’n vijftien tot twintig deelnemers. “Russische wetenschappers publiceerden vooral in hun eigen taal en er werd nog niet veel op internet gezet. Studenten en onderzoekers hier wilden die publicaties ook kunnen lezen. In eerste instantie was de cursus dan ook vooral een lees- en vertaalcursus.”

In Nekemans eerste jaren als docente hier werd de cursus meer en meer een communicatiecursus, onder meer gericht op studenten die een buitenlandse stage in het verschiet hadden. In Rusland, de andere voormalige Sovjet-republieken en eigenlijk het hele voormalig Oostblok zijn stages in het bedrijfsleven overigens altijd een betrekkelijk onbekend fenomeen geweest, vertelt Nekeman. Stagelopers in die streek waren dan ook meer uitzondering dan regel. “Mede daarom is de belangstelling voor het Russisch een beetje doodgebloed”, zegt ze. “Russen gingen zelf bovendien steeds meer in het Engels publiceren.”

De laatste jaren had Nekeman jaarlijks nog rond de tien cursisten. Een kleine, maar dankbare groep om te onderwijzen: “Russisch is geen taal die mensen er voor de aardigheid ‘bij’ doen. De meeste cursisten hadden een heel concreet doel en waren ontzettend gemotiveerd”. Russisch is bovendien bepaald niet de makkelijkste taal, zegt ze: “Het waren echt de knappe koppen die tijd hadden om het er naast hun studie bij te doen”.

De komende weken, in de aanloop naar het examen van haar allerlaatste cursiste, kan Nekeman de Russische boeken in haar kasten langzaam gaan opruimen. Ze geeft al een kleine tien jaar NT2 (Nederlands als tweede taal), waar ze zich sinds dit collegejaar volledig op kan richten: “Dat is booming business”. Haar baan heeft dan ook geen moment op de tocht gestaan, maar het afscheid van het Russisch noemt ze desondanks treurig. Ook betreurt ze het dat de TU/e “de kleine talen zo radicaal heeft afgeschaft. Nergens vindt je zo’n grote groep mensen met hetzelfde intelligentieniveau, die in hetzelfde schuitje van studeren zitten. Dat maakte de cursusgroepen hier toch anders dan aan andere taleninstituten”.

Student Maurice Eggen (zie foto), die in september 2006 aan de cursus begon, is ervan overtuigd dat hij voortijdig was afgehaakt als hij ergens anders Russische les was gaan volgen. Want een makkie bleek het Russisch bepaald niet. De enthousiast docente en de gezamenlijke worsteling met de taal van de groep hielden hem -letterlijk en figuurlijk- bij de les.

Eggen, masterstudent Real Estate Management & Development, zag de cursus Russisch in de eerste plaats als “een leuke manier om het vrije-keuzegedeelte van mijn master op te vullen”. Maar daarnaast zag hij ook de kansen voor de toekomst. “De hoogtijdagen in het vastgoed waren in volle gang en ik werd in het bijzonder getrokken door de Oost-Europese vastgoedmarkt. Door de studiepunten, de beperkte kosten en gunstige roosterplanning was de cursus aan de TU/e ideaal.”

Kort na de cursus vertrok hij voor twee jaar naar Moskou, waar hij als vastgoedconsulent voor een groot bedrijf werkte. Met het examen nog vers in het hoofd rolde zijn sollicitatiepresentatie er vloeiend uit en werd de TU/e-student aangenomen. De basiskennis van de taal hielp hem zijn weg te vinden in Moskou: “Op straat wordt echt alleen Russisch gesproken. Inmiddels begrijp ik zo’n negentig procent van de taal en kan ik prima een leuk informeel gesprek met een Rus voeren.”

Mede-TU/e’ers Merijn Timmermans en Tim Clement bestempelen het als een enorm gemis voor de TU/e dat het talencentrum in zijn oude vorm verdwijnt - zeker voor een universiteit die internationalisering hoog in het vaandel draagt, constateren ze. “Juist in opkomende markten, die veel kansen bieden, is het vaak noodzakelijk om de plaatselijke taal te beheersen”, vindt Timmermans.



De studiegenoten plukken momenteel volop de vruchten van hun Russische talenkennis. In Almaty in Kazachstan doen ze voor hun afstuderen onderzoek aan de master Innovation Management. Hun belangstelling voor Rusland en de andere voormalige Sovjet-staten ontstond zo’n vier jaar geleden tijdens hun reis met de Transsiberië Express. “Eigenlijk overal waar we uitstapten, waren mensen heel gastvrij en vriendelijk. Iedereen wilde met ons praten, hoewel we enkel ‘ (‘proost, op je gezondheid’, red.) konden zeggen.”

Het besluit om aan de TU/e de cursus Russisch te gaan volgen, was daarna snel genomen. De lessenreeks bleek een mooie basis voor méér: Clement volgde later ook nog cursussen Russisch in Moskou en Petrozavodsk. “Wat begon als een bijvak, is uitgegroeid tot een ware passie”, beschrijft hij. “Hier in Kazachstan gaan deuren voor je open wanneer je enkele zinnen Russisch kunt praten. Het land heeft veel meer te bieden dan de film van Borat doet vermoeden. Ook Rusland, de andere voormalige Sovjet-staten en grote delen van Oost-Europa zijn voor ons interessante vakantiebestemmingen of potentiële werkplekken.”

 


CTT bij STU

Het Centrum voor Communicatie, Taal en Techniek (CTT) telt tien medewerkers. Sinds september 2009 maken zij deel uit van het Onderwijs en Studenten Service Centrum (STU) waarbinnen het CTT één van de clusters is. Een logische overheveling, vindt STU-hoofd dr. Karen Ali, “omdat STU veel ervaring heeft met het verzorgen van vaardigheidstrainingen en trainingen gericht op persoonlijke ontwikkeling”. Daarnaast dragen taalonderwijs en interculturele vaardigheden bij aan de internationalisering waar STU volop mee bezig is, zegt ze.

Het CTT was lange tijd gehuisvest in De Hal. Een deel van de afdeling verhuisde vorige week al richting STU in het Hoofdgebouw, de overige medewerkers volgen begin augustus.

Taalcursussen/Monique van de Ven
Illustratie/
Jeannette Bos