spacer.png, 0 kB
Volg Cursor via Twitter Volg Cursor via Facebook Cursor RSS feed
spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB

You've got the power
Cursor in PDF formaatCursor als PDF
    PrintE-mail Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook

    Bart van Overbeeke
    Een fotograaf is visueel ingesteld, maar een visueel idee is niet altijd even simpel uitvoerbaar. Neem de foto met professor De Goey deze week: idee en locatie akkoord, agenda’s afgestemd. Dan de rekwisieten: geen bunsenbranders, want geen gastoevoer. Geen aanmaakblokjes, want teveel rookontwikkeling. Gel blijkt de -kleurige!- oplossing. De nood-tl’s uitgedraaid voor ware duisternis en de vlam erin. Professor tussen de vlammen en schieten maar? Ja, maar intussen benemen de convectiestromen hem de adem, en erg warm wordt het nu ook wel.

    Prof.dr. Philip de Goey (51), Simon Stevin Meester 2010:
    “Nederland moet een paar tandjes bijzetten”

    16 september 2010 - Met een stevige basis in de theoretische fysica verlegt Philip de Goey bij de faculteit Werktuigbouwkunde de grenzen van de verbrandingstechnologie. En niet zonder succes, getuige zijn uitverkiezing tot Simon Stevin Meester 2010. Op 7 oktober zal hij tijdens het jaarcongres van Technologiestichting STW deze prestigieuze onderscheiding in ontvangst nemen. Aan de TU/e is hij de derde hoogleraar die deze eer te beurt valt. “Ik ben daar best trots op. Net als mijn vrouw, kinderen en familie.”


    Foto | Bart van Overbeeke

    Philip de Goey startte zijn wetenschappelijke carrière aan de TU/e in 1984. In dat jaar ging hij aan de slag met zijn promotie onder begeleiding van Boudewijn Verhaar, hoogleraar Theoretische Natuurkunde. Zeven jaar daarvoor had de aankomend student uit Budel de Eindhovense instelling nog nadrukkelijk links laten liggen. Te technisch, zo oordeelde hij toen. “Ik wilde echte natuurkunde studeren en vertrok naar Nijmegen. Het was een zwaar programma met wiskunde van het niveau waarmee je de huidige generatie studenten geen plezier doet.”

    In die zeven jaar was zijn ‘afkeer’ voor Eindhoven verdwenen en hij stortte zich op de Bose-Einsteincondensatie van spin-gepolariseerde waterstof. “Het doel was om een Bose-Einsteingas te maken, iets zoals superfluïde helium, maar dan voor een atomair waterstofgas. Ik ben daarvoor bij MIT en Harvard geweest. Samen met mijn promotor zat ik hele dagen achter een werkscherm van de Burroughs-computer te werken aan programma’s om botsingen van waterstofatomen uit te rekenen. Ik had na mijn promotie al twintig publicaties op mijn naam staan. Ik houd van diep graven, maar het wereldje waarin ik me bewoog werd te klein. Ik was op zoek naar wat praktischer onderzoek, liefst aan de universiteit.”

    Als universitair docent vond hij onderdak in de groep van Hans Nieuwenhuizen, hoogleraar Apparatenbouw voor de procesindustrie bij Werktuigbouwkunde. “Verbrandingstechnologie was voor mij een totaal nieuw vakgebied. In het begin kreeg ik vanuit Nijmegen verontruste vragen wat ik daar bij de fietsenmakers ging zoeken. Zelf vroeg ik me ook wel eens af waar ik terecht was gekomen. Veel werktuigbouwers werkten vanuit een praktische aanpak, op basis van een groot aantal aannames. Dat is nooit mijn werkwijze geweest. Ik wil eerst weten hoe iets in elkaar steekt. Daarvoor heb ik een goede wiskundige basis nodig. Vanuit de theorie beschrijf je dan het fysisch gedrag van vlammen en kun je het voorspellen. Ik denk dat ik op dat gebied in de loop der jaren een aantal significante stappen heb kunnen zetten.”

    Eind jaren negentig werd er vanuit de Universiteit Twente aan hem getrokken. “Daar kreeg de faculteit lucht van en in 2000 kreeg ik een persoonlijk hoogleraarschap, nadat ik een jaar in een topgroep in Aken had kunnen werken. In dat jaar begeleidde ik ook nog vijf promovendi in Eindhoven. Dat alles had me, zo bleek achteraf, veel energie gekost. Mijn eerste jaar als hoogleraar begon ik dus bijna met een burn-out. De groei van mijn groep en de positieve exposure hebben me snel uit dat dal getrokken. Ik merk dat we nu op veel gebieden kunnen oogsten. De modellen die we ontwikkelen stoelen op een theoretische basis en worden bijvoorbeeld gebruikt in het hart van de softwarecodes van de gasturbines van Rolls Royce.”

    Hoewel hij zegt zichzelf te beschouwenals een exponent van de verweten-schappelijking van de werktuigbouwkunde, vindt hij niet dat je alles vanachter de computer moet doen. “Je moet ook stevig met je voeten in de praktijk staan. De laatste jaren zie ik kennisvalorisatie en innovatie steeds meer als een uitdaging. Uit onze groep zijn sinds 2007 twee spin-offs ontstaan. Afstudeerder Jasper Winkes ontwikkeltin zijn bedrijf Fistuca een nieuw type schone heimachine. Een tweede spin-off is Progression Industry. Daar wordt gewerkt aan een poreuze injector, waarvoor Jos Reijnders in juni de TU/e-Perspectiefprijs heeft gewonnen. Een van de andere uitvindingen uit onze groep is CyclOx, waarop Michael Boot recent is gepromoveerd. Door deze stof aan diesel toe te voegen vermindert de uitstoot van roet aanzienlijk. We denken dat we die stof kunnen produceren uit biomassa. De structuur van CyclOx lijkt namelijk sterk op die van lignine, een afvalproduct van biomassa. Kun je dat hergebruiken, dan heb je een nette productieroute te pakken: geen roet, geen NOx en ook nog eens uit een duurzame bron.”

    Op 7 oktober wordt De Goey in Nieuwegein tijdens het jaarcongres van STW onderscheiden als Simon Stevin Meester 2010. “Daar ben ik best trots op. Net als mijn vrouw, kinderen en familie. Ik mag een half miljoen euro bestedenaan onderzoek. Ik ga dat geld waarschijnlijk inzetten voor onderzoek aan flameballs, heel kleine vlammetjes van een paar millimeter. Vele jaren werd gedacht dat je die alleen zou kunnen produceren onder de zwaartekrachtcondities zoals die in een ruimtestation aanwezig zijn. Dat is aangetoond in een experiment in het ISS-ruimtestation: het bleken perfect symmetrische, bolvormige systemen. We hebben ze nu, waarschijnlijk als eerste ter wereld, ook in ons lab kunnen maken. Deze zomer presenteerden we de eerste resultaten op een groot congres in Beijing. Met het prijzengeld van STW wil ik die vlammetjes nog meer tunen om nog nauwkeurigere modellen te maken.”

    Inclusief afstudeerders geeft hij nu leiding aan zo’n zeventig man. “Ik vind het geweldig om allerlei onderzoeksinitiatieven te nemen en met bedrijven samen te werken. Ik ben in alle projecten de theoreticus op de achtergrond en daardoor de rode draad.” Wat hij over vijf jaar zal doen? “Het starten van een eigen bedrijf zou me wel aanspreken, maar dan in combinatie met het hoogleraarschap en dat is in de praktijk niet eenvoudig.” Vorig jaar trok Aken nog aan hem. “Maar ik heb me gerealiseerd dat ik hier veel vrijheid heb en een goede groep, waarmee we kunnen blijven oogsten. Ik ben bezig met een kweekvijver van studenten die het leuk vinden om innovatieve dingen uit te proberen. Ik vind het overigens jammer dat er binnen de TU/e zo weinig intellectueel debat is over de aanpak van innovatie. De meeste collega’s houden toch liever vast aan de fundamentele aanpak van hun onderzoek. Ik denk dat we in Nederland een paar tandjes moeten bijzetten. Ik hoop dat ook het nieuwe energie-instituut een extra impuls kan geven. Eindhoven lijkt de centrale plek voor energieonderzoek te gaan worden in Nederland. We scoren wereldwijd al heel hoog. Met ECN en FOM erbij wordt het nog leuker. Ik hoop daar met onze groep inhoudelijk aan bij te dragen. We doen ons best!”

    Interview | Joep Huiskamp
    Foto | Bart van Overbeeke
    Relying strongly on theoretical physics, Philip de Goey expands the boundaries of combustion technology at the Department of Mechanical Engineering. And he’s doing a fine job, judging from the fact that he’s been awarded the title ‘Simon Stevin Master 2010’. At the annual STW Technology Foundation conference on October 7 he will receive his prestigious award. He’s the third TU/e professor to receive the title.