Untitled Document
De intocht van de superstudent
Onderwijsvernieuwing moet aansluiting
VWO op WO verbeteren
Tweede fase/Chriz van de Graaf
Illustraties/Paul Weehuizen
De bovenbouw van het voortgezet onderwijs heeft een
grote reorganisatie ondergaan. Een belangrijk doel van deze zogenoemde
Tweede Fase is de aansluiting van voortgezet op wetenschappelijk
onderwijs verbeteren, want de huidige uitval van 30 tot 40 % moet
omlaag, vindt het ministerie van OC&W. Studenten worden zelfstandig
werkenden die weten waar kennis en informatie te vinden is, maar
betrokkenen vrezen een gebrek aan 'harde kennis'. Vanaf september
komt de eerste lichting naar de universiteiten.
In augustus 1998 begonnen 122 scholen
met een VWO-afdeling aan het nieuwe onderwijs dat bekend is onder
de naam de Tweede Fase. Een onderdeel daarvan is het Studiehuis.
Doel van de onderwijsvernieuwing is de aansluiting van voortgezet
naar wetenschappelijk onderwijs (WO) gemakkelijker te laten verlopen:
de 'doorlopende leerwegen'. Studenten leren zelfstandig aan projecten
te werken. Klassikaal onderwijs wordt gedeeltelijk vervangen door
het zelf opsporen van kennis en gegevens. Je hoeft niet alles
te weten, als je maar weet waar het te vinden is, is de filosofie.
Studenten volgen op de voortgezette scholen een breed onderwijsprogramma
waarbij in de Tweede Fase wordt gekozen uit vier onderwijsprofielen:
Cultuur en Maatschappij, Natuur en Gezondheid, Natuur en Techniek
en Economie en Maatschappij. De profielen hebben de gemeenschappelijke
vakken nederlands, engels, duits, frans, algemene natuurwetenschappen,
geschiedenis en maatschappijleer, culturele en kunstzinnige vorming
en lichamelijke opvoeding. Studenten krijgen een breed georiënteerd
onderwijsaanbod met ruimte voor het volgen van vakken uit een
ander profiel en er is ruime aandacht voor vervolgopleidingen
en nevenactiviteiten.
Nieuwe benadering
Deze nieuwe student vraagt om een nieuwe benadering en de faculteiten
van de TU/e zijn bezig zich voor te bereiden op hun komst. Een
manier om het contact tussen voortgezet onderwijs en universiteiten
te verbeteren, is het aanstellen van een docent van het VWO binnen
de faculteiten. Een aanmoedigingsprijs van 200.000 gulden van
het ministerie van OC&W om de aansluiting te optimaliseren
geeft de TU/e de mogelijkheid voor elke faculteit een docent voor
een dag in de week aan te trekken. Een deel van de faculteiten
maakt daar al gebruik van. Zonder de prijs was dat ook gebeurd,
maar nu was het gemakkelijk de docenten meteen te benaderen.
Deze mensen uit het voortgezet onderwijs kunnen vertellen wat
ze van de toekomstige studenten verwachten en welke aanpassingen
in het curriculum nodig zijn om de aansluiting te verbeteren.
Ir. Piet-Hein Monen is natuurkundedocent op het Carolus Borromeuscollege
in Helmond. Al bijna vier jaar is hij op de faculteit Technische
Natuurkunde aan het werk om de aansluiting soepel te laten verlopen.
In het begin een dag in de week, inmiddels zijn dat er twee. "Ik
denk dat er nu wel aandacht is voor de veranderingen. Twee jaar
geleden was dat anders, toen werd ik nog met argusogen aangekeken.
Ik heb middels lezingen aan docenten uitgelegd wat de veranderingen
zijn met de Tweede Fase en dat was echt nodig. Zij zien nu wel
de noodzaak in van het aanpassen van het onderwijsprogramma. Ik
weet wat leerlingen bezielt en ik ken de bagage die ze meebrengen.
Uiteindelijk is de Tweede Fase beter dan wat er was, maar het
kost tijd. Het is een grote omschakeling voor leerlingen en voor
scholen. Vroeger had je leerlingen die je dertig uur klassikaal
les kon geven, dat is nu veel meer zelfstudie. Vroeger deed een
leerling in acht vakken examen en dat zijn er nu veel meer. Dat
kan wel ten koste gaan van de diepgang."
Bijspijkercursussen
Deze diepgang is de grootste angst in het wetenschappelijk onderwijs.
Sluiten lesboeken nog wel aan of moeten bijspijkercursussen worden
gegeven? Als het doel van de onderwijsvernieuwing is de aansluiting
verbeteren, is dat ongewenst. Ir.ing. Wendy Schellens, adjuct-opleidingsdirecteur
TM: "Over het kennisniveau zijn er wel zorgen. Maar wat wij
van docenten uit het voortgezet onderwijs hebben geleerd is: verwacht
niet dat er hele andere studenten komen, want de veranderingen
gaan geleidelijk. Toch moeten we ons er wel op voorbereiden. Vanaf
september komt een docent uit Gouda één dag in de
week om mee te werken aan een soepele overgang. Ook organiseren
we een onderwijsdag over de aansluiting van VWO op WO." Een
andere manier waarop voortgezet onderwijs en de TU/e elkaar hebben
gevonden, is de Profielwinkel. Studenten moeten in de Tweede Fase
omvangrijke werkstukken maken. Voor informatie moeten ze zelf
op zoek en regelmatig kwamen ze dan bij faculteiten van de TUe/
terecht. Vaak gebeurde het dat ze niet de weg naar de juiste mensen
wisten te vinden. Vanaf september is er een centraal punt waar
de leerlingen naartoe bellen met hun vragen. Vanaf het loket worden
ze doorverwezen naar de faculteiten. Ook kan het gebeuren dat
een leerling wordt gevraagd eerst nog via andere wegen aan informatie
te komen alvorens een docent in te schakelen.
De voorbereidingen zijn in volle gang, maar de eerste studenten
moeten nog komen en het is allerminst duidelijk wat de faculteiten
kunnen verwachten. De eerste lichting bestaat voor zo'n 20% uit
Tweede Fase studenten. Vanaf september 2002 is dat bijna de hele
groep.
Dr. Hennie ter Morsche, opleidingsdirecteur Wiskunde en Informatica:
"We voorzien een verandering van vaardigheden. Het kennen
van formules zal afnemen, maar we hopen dat de studenten zelfstandiger
kunnen werken. Toch weten we het nog niet en we blijven dus voorzichtig.
We laten ons goed informeren en passen ons aan. Ook voortgezette
scholen moeten wennen aan de nieuwe lesmethodes, het zal een paar
jaar duren voordat het stationair draait. Dan komt er misschien
een nieuwe minister die weer wat anders wil."
Voorzichtig
Ook de faculteit Bouwkunde is voorzichtig met veranderingen. "Wij
zijn er nog niet programmatisch mee bezig", zegt dr.ir. Wim
Schaefer, opleidingsdirecteur Bouwkunde. "Het type onderwijs
bij Bouwkunde bestaat voor de helft uit klassikaal onderwijs,
een groot deel is al projectonderwijs, dat zou goed moeten aansluiten.
Wel hoop ik dat studenten zelfwerkzamer zijn dan de huidige generatie.
Ik heb het idee dat de attitude minder is dan die van twintig
jaar geleden. Het is minder academisch en mensen steken minder
tijd in hun studie. De Tweede Fase is misschien een selectie,
maar het is nog wat vroeg om dat te zeggen. Waar wij zelf aan
werken, is het betrekken van studenten bij het onderwijs. Dat
idee zie je ook terug in de Tweede Fase."
Bij het Onderwijs Service Centrum is me n al bijna drie jaar bezig
met de aansluiting. Op dit moment zijn dat Patrick van Aarle en
Elise Quant. Hun werk bestaat voor een groot deel uit het geven
van voorlichting aan docenten en medewerkers. De faculteiten gaan
nu zelf aan de slag. Grote problemen voorzien Van Aarle en Quant
dan ook niet. Quant: "Het enige probleem is dat Patrick en
ik eigenlijk een andere baan hebben en dat er niemand is om ons
werk over te nemen. Er is nog veel te doen dus dat is wel problematisch."
Het ministerie van OC&W laat de omschakeling over aan de universiteiten.
"Als het goed is, sluit alles beter aan en hoeven wij niet
zoveel meer te doen. De universiteiten waren vanaf het begin betrokken
bij de Tweede Fase; ze weten wat ze kunnen verwachten", laat
een voorlichter van het ministerie weten.
Of met de Tweede Fase de ideale leerling is geboren, wordt betwijfeld.
Dat ze zelfstandig kunnen werken wordt gehoopt en een gebrek aan
feitenkennis wordt gevreesd. Of de operatie succesvol is, blijkt
onder andere uit het uitvalpercentage. Van Aarle: "Of het
slaagt is moeilijk te meten. We hebben een enquête gehouden
met vragen over de aansluiting en die gaan we herhalen. Maar of
iemand aardt op een universiteit, heeft meerdere redenen."
/.
|