spacer.png, 0 kB
Volg Cursor via Twitter Volg Cursor via Facebook Cursor RSS feed
spacer.png, 0 kB

Plaats een kerstwens in de Cursor!
spacer.png, 0 kB
Cursor in PDF formaatCursor als PDF
PrintE-mail Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook
Eigenzinnige visies op de werkelijkheid
13 december 2007 - Verscholen tussen het modernistische staal en beton van de TU/e-campus staan, hangen en liggen honderden kunstwerken van vaak spraakmakende nationale en internationale kunstenaars. Zij tonen eigenzinnige visies op de werkelijkheid en hebben vaak veel gemeen met de wetenschap.

De meest opzienbarende werken in de kunstcollectie van de TU/e zijn veelal in de jaren zestig en zeventig aangekocht, toen de eerste gebouwen op de campus verrezen en de kunstcommissie profiteerde van de zogenoemde eenprocentsregeling. Deze wet schrijft voor dat bij bouwprojecten van de overheid één procent van de kale bouwsom besteed wordt aan beeldende kunst bij dat gebouw. Veel grote kunstwerken op de campus, zoals de beelden van Couzinn, Spronken en Tajiri, zijn in die periode aangeschaft, steeds voor bedragen variërend van 43.000 tot 50.000 gulden. Fikse bedragen, ook voor die tijd. “Toen de gebouwen er eenmaal stonden, was het verdere budget beperkt”, vertelt Gerard Verhoogt, conservator van de TU/e. “Momenteel heeft de kunstcommissie jaarlijks vijfentwintigduizend euro te besteden. Daar moet alles van worden betaald, ook de vele restauraties van de werken. Wel heeft het College van Bestuur twee jaar geleden toegezegd dat er een soort ‘halfprocentsregeling’ komt bij de verbouw en nieuwbouw in het kader van Campus 2020. Zo zouden we weer grotere kunstwerken kunnen aanschaffen.”
Wandelend langs de muren, hoeken en pleintjes op de campus ziet de oplettende bezoeker schilderijen, wandkleden en grafiek, ook van grote namen: van Escher, Brood en Manders tot Dumas en Armando. Het is de vraag of veel campusbewoners weten wat er aan de muur van hun koffieruimte hangt en hoe ze de kunst waarderen, weet Verhoogt. “Toen de ‘Umbilly 1’ van Panamarenko kwam, was er bijvoorbeeld veel kritiek. Voor dat geld hadden we beter een zwembad kunnen kopen, zeiden sommige studenten.”
De rode draad in de kunstcollectie vormt de affiniteit van veel kunstenaars met wetenschap en techniek. Dat heeft te maken met de smaak van de mensen die de kunst aankopen, maar ook met de kunstenaars die de campus vaak zelf opzoeken. “Er is veel overlap in de houding van kunstenaars en wetenschappers”, vertelt Joep Huiskamp, lid van de kunstcommissie. “Ze stellen vragen bij de werkelijkheid en geven daar vorm aan.”

Top vijf
Welke werken van de kunstcollectie op de campus het meest noemenswaardig zijn, daar valt natuurlijk over te twisten. Wat Huiskamp en Verhoogt betreft staat de ‘Umbilly 1’ van Panamarenko in elk geval op de eerste plaats. Op de tweede plaats volgt de ‘Tarim Machine’ van Gerrit van Bakel, gekocht in 1989. Het gevaarte in de hal van het Hoofdgebouw is ontworpen om het Tarim-bekken te doorlopen, een gebied ten noorden van Tibet en ongeveer zo groot als Europa. De machine beweegt zich voort dankzij de olie in de leidingen die uitzet door de temperatuurverschillen. Verhoogt looft het werk vanwege de knappe combinatie van kunst en techniek. “Van Bakel reageert met zijn kunst op de samenleving. Hij vond dat de wereld om hem heen, eind jaren zestig, te snel veranderde. De mensen zouden geen tijd meer hebben om te aarden.” De ‘Tarim Machine’ is dan ook het ultieme symbool van onthaasting: het apparaat zou zo’n dertig miljoen jaar over zijn reis doen.
Op de derde plaats staat de ‘Colonna de Viaggio’, een zuil in brons van Arnaldo Pomodoro uit midden jaren zestig, te zien in de hal van Laplace. De kunstenaar is van oorsprong edelsmid, wat aan dit werk goed te zien is. De binnenkant van de zuil is opengewerkt en vertoont een fijn gedetailleerd, glanzend ‘skelet’. “Het contrast tussen de binnen- en de buitenkant is visueel prachtig”, vindt Verhoogt. “Als ik tijdens een rondleiding vertel dat ook de mens van binnen anders is dan hij aan de buitenkant laat blijken, herkent iedereen daar iets in.”
De ‘Vloerreliëfs’ van Ad Dekkers uit 1972 verdienen volgens Verhoogt de vierde plaats. Dekkers, zeer bekend om zijn abstracte, formalistische kunst, werkte uitsluitend met geometrische vormen als de driehoek, de cirkel, het vierkant en de rechthoek, die hij op allerlei manieren combineerde. “Het is een heel mooi voorbeeld van geometrische kunst”, vindt Verhoogt. “Dekkers speelt met vormen en lijnen en doet dat binnen een heel beperkt kader.” De geometrische vormen van de grondsculpturen moesten het ontwerp ondersteunen van het Laplace-gebouw, waar ze eerst lagen. Inmiddels liggen ze op het grasveld tussen Vertigo en Matrix.
De ‘Glasapplicatie’ van Jan van Goethem uit 1974 in W-hoog is volledig geïntegreerd in het gebouw en vormt een goed voorbeeld van hoe kunstenaars en architecten kunnen samenwerken. Van Goethem, bouwkundige van oorsprong, begaf zich graag op het raakvlak van kunst en architectuur.
“De faculteit Werktuigbouwkunde had in die tijd nog een afdeling vliegtuigtechniek”, vertelt Verhoogt. “Van Goethem heeft daarom na lang nadenken een vliegtuigje afgebeeld dat hij als kind maakte uit papier. Dat maakt het beeld heel herkenbaar.” Het werk op de TU/e zou ook andere kunstenaars gestimuleerd hebben om zich te richten op de in Nederland in onbruik geraakte glaskunst. Juist omdat het werk niet opvalt, vindt Verhoogt het leuk om mensen erop te wijzen. “Dan krijg ik te horen: verrek, nog nooit gezien!”/.

Kunstcollectie/Enith Vlooswijk
Foto’s/Bart van Overbeeke


Een Panamarenko naar Parijs


Foto’s: Evelyne Snijders, J.P. Delagarde en Gerard Verhoogt

De ‘Umbilly 1’ is niet echt een klein kunstwerk, maar op de expositie in de enorme Grande Halle van het Parc de la Villette oogt het wél zo. Als een klein insect hangt het met zijn spanwijdte van vierenhalve meter tussen de tenten met andere kunstwerken. De Umbilly is in bruikleen gegeven aan dit culturele park in Parijs, waar onder meer ook een wetenschapsmuseum staat. Niet alleen het werk van Panamarenko, ook dat van Gerrit van Bakel wordt vaak gevraagd voor een bruikleen - maar dergelijke verzoeken worden niet altijd gehonoreerd.

Een bruikleen is een goede manier om de TU/e op een andere manier te promoten, erkent de kunstcommissie. Maar aan een bruikleen zijn wel strikte voorwaarden verbonden, zeker na enkele slechte ervaringen. De Umbilly 1 is één van de mooiste ‘vliegtuigen’ van de Belgische kunstenaar Panamarenko, het belangrijkste werk uit de TU/e-collectie en tevens één van de meest kwetsbare. In het Stedelijk Museum voor Aktuele Kunst in Gent konden bezoekers het gemakkelijk aanraken - wat men ook deed, zeker omdat het werk daartoe gemakkelijk uitnodigt. Die opstelling is sindsdien uit den boze. Andere voorwaarden zijn dat er een gespecialiseerde transporteur wordt ingeschakeld en dat er een goede verzekering is afgesloten.
Een bruikleen is gratis, maar alle bijkomende kosten zijn voor de aanvrager. En die kunnen flink oplopen: het kost Parc de la Villette bijvoorbeeld een kleine vierduizend euro. Maar de Umbilly is dan ook een meesterwerk dat perfect bij de tentoonstelling ‘Bête et homme’ aansluit. Het vliegmechanisme van de Umbilly is volgens de maker gebaseerd op een insect, de ‘Umbillicus’. Het past in Parijs perfect tussen de andere kunstwerken van onder anderen Rebeca Horn Mach, die in de Grande Halle (220 bij 60 bij 25 meter) staan en thema’s illustreren als ‘Leren van dieren’ en ‘Dieren hebben een vak’. Ook te zien: een bank in de vorm van een teckel van Hilton McConnico of de karkassen van koeien zoals die in het slachthuis hangen - maar dan gemaakt van fleurige stoffen door Anne Ferrer. Dat dan weer naast een tent met dierengeluiden of gewoon prachtige foto’s van (details van) dieren.

Risicovol
Panamarenko bouwde zijn vliegtuig Umbilly, dat overigens niet echt kan vliegen, in 1976. De zijvleugels zijn van piepschuim, afgeplakt met papier, maar na veertig jaar is het piepschuim zo verhard, dat het makkelijk afbreekt. Op de TU/e staat het veilig op een vlonder in Vertigo; 6,5 meter boven de werkplaats van Bouwkunde. Voor een bruikleen moet het met een hoogwerker uiterst voorzichtig omlaag gehaald worden. Vooral de demontage van de zijvleugels is een risicovolle onderneming, omdat er kracht op de vleugels moet worden uitgeoefend om die los te maken van de cabine, die daardoor weer uit balans kan raken - met alle gevaren van dien.
Voorafgaand aan de bruikleen zelf is er uitgebreid overleg per telefoon en e-mail over de verzekering, de transporteur, het bruikleencontract, de naamgeving en de betalingswijze. Parc de la Villette blijkt een zorgvuldige organisatie. Er komen dan ook drie vertegenwoordigers naar Eindhoven voor vooroverleg: Dimitri Parimeros, een Belgische kunstenaar en medewerker van de productieafdeling, monsieur Christian Séjourné, Fransman en hoofd van de technische dienst, en diens assistent, een Schot die al lang in Parijs woont. Ze bekijken het werk uitgebreid, krijgen uitleg over de risico’s bij de (de)montage en nemen alle maten op. Ze vertellen beurtelings in het Frans, Engels/Schots en Belgisch dat de Umbilly op een grote vlonder komt te staan, op 2,5 meter hoogte tegen de muur van de Grande Halle. Daaromheen komen grote tenten met de andere kunstwerken. De Umbilly moet volgens hen schuin naar voren staan, zodat bezoekers het interieur kunnen bekijken. In de vlonder maken ze uitsparingen om de wielen te laten verzinken; metalen stangen moeten verhinderen dat het werk naar beneden glijdt. Het wordt al snel duidelijk dat dit geen optie is: het risico dat er teveel kracht op het kunstwerk komt te staan, is te groot. En voorwaarde voor de bruikleen is dat de Umbilly horizontaal geplaatst wordt.
Na anderhalve week volgt een nieuw plan, waarvoor de hele tentoonstelling aangepast wordt. De Umbilly komt in het midden van de Grande Halle, op een horizontaal plateau.
De Umbilly wordt als één van de eerste kunstwerken opgebouwd, in juli. Normaal begeleidt Lydia Beerkens, restauratrice van moderne kunst, dit. Zo kan ze beschadigingen die tijdens het transport zijn ontstaan, meteen verhelpen. En Beerkens kent de Umbilly goed van eerdere restauraties. Voor Parijs is ze echter verhinderd.
Als vervangster stelt ze voor haar beste afstudeerder mee te sturen, Evelyne Snijders. De vierdejaars studente Restauratie Moderne Kunst, met een propedeuse kunstgeschiedenis en afgestudeerd aan de Rietveld Academie, loopt momenteel stage bij het Stedelijk Museum Amsterdam. Snijders: “Ik heb eerst meegeholpen bij de demontage, het schoonmaken en het inpakken om het werk goed te leren kennen; anders was het niet verantwoord om dit te begeleiden.”
Bij de demontage blijkt al meteen dat ze uiterst precies en deskundig is, en weet wat ze wil. Met Parc de la Villette wordt uitdrukkelijk afgesproken dat Snijders de volledige verantwoordelijkheid krijgt bij de opbouw. “In Parijs heb ik het werk eerst gecontroleerd op beschadigingen. Het doek van de achtervleugels bleek beschadigd en een sierlatje was losgeraakt, waarschijnlijk door het trillen en schokken tijdens het transport en omdat het geschuimde latex in de kist het werk onvoldoende beschermd heeft.”
Hoewel de beschadigingen klein zijn, kost het haar een halve dag werk. De volgende dag wordt het kunstwerk gemonteerd, maar Snijders heeft zo haar bedenkingen bij de locatie.“Volgens mij stond het te dicht bij de tenten, waardoor de Umbilly in de verdrukking kwam. Op mijn verzoek werd eerst een constructie van planken gemaakt, op het formaat van de Umbilly. Die werd omhoog getakeld en de ruimte bleek veel te krap; het werk zou helemaal wegvallen. In overleg met de tentoonstellingsmakers besloten we om het iets hoger te hangen om zo meer ruimte te maken. Daarna is het heel voorzichtig naar boven getakeld, op de vlonder. Dus na twee dagen konden ze de tentoonstelling verder opbouwen, om de Umbilly heen.”


Foto’s: Evelyne Snijders, J.P. Delagarde en Gerard Verhoogt

Maatregelen
Omdat er geen vertegenwoordiger van de TU/e bij de opening in september kon zijn, bracht ik zelf afgelopen week alsnog een bezoek aan de tentoonstelling. Niet alleen om kennis te maken met de organisatoren; de belangrijkste reden is om afspraken te maken over het retourtransport en de demontage. Met Séjourné en Parimeros werd dit uitgebreid doorgenomen en zijn maatregelen afgesproken om nieuwe schade, hoe klein dan ook, te voorkomen. Voor het retourtransport komen de kisten op schuimrubber te staan die de trillingen moeten opvangen. Ook komt er extra geschuimd latex in de kist om de achtervleugels beter te beschermen en wordt het op een andere, veiligere manier ingepakt. Bij terugkomst gaat de Umbilly 1 waarschijnlijk rechtstreeks naar de restauratrice om het doek van de achtervleugel te vervangen.
Dat is al niet origineel meer en er zitten meerdere winkelhaakjes en dunne plekken in, ontstaan door slijtage en de bruiklenen. Recent overleg met Panamarenko leerde dat hij nylon gebruikte, van het soort dat hetelucht-ballonvaarders gebruiken.
Om de ‘Return of the ‘Umbilly 1’ te markeren, wordt in april 2008 een speciale dag rond dit kunstwerk gehouden met workshops, een minisymposium, een boekje over de geschiedenis van de Umbilly aan de TU/e en een documentaire./.

Zie ook http://www.betesethommes.fr/
en www.tue.nl/kunstbezit.

Bruikleen/Gerard Verhoogt