spacer.png, 0 kB
Volg Cursor via Twitter Volg Cursor via Facebook Cursor RSS feed
spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB
Cursor in PDF formaatCursor als PDF
PrintE-mail Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook
En ik vind...

Open brief aan rector magnificus prof.dr.ir. C.J. van Duijn

Hooggeleerde Heer Van Duijn,
Ongeveer één week voor de geplande datum heeft de TU/e besloten mijn promotie op 16 januari niet door te laten gaan. Over dit éénzijdig door de TU/e afzeggen van mijn promotie wil ik het volgende kwijt. Bij mijn promotie is de gangbare weg gevolgd: er was een proefschrift, er was een kerncommissie gevormd die door de TU/e zelf is goedgekeurd, en de leden van de kerncommissie hebben dit proefschrift uitgebreid gelezen en bestudeerd – zoals het hoort! – én goedgekeurd. Vervolgens is er conform de procedure een promotieplechtigheid gepland (op 16 januari 2008) ter verdediging van het proefschrift. De hele procedure is uiteindelijk een proeve van bekwaamheid, met als doel aan te tonen dat de promovendus zelfstandig wetenschappelijk onderzoek kan verrichten.
Aan het proefschrift is meer dan tien jaar gewerkt, met verschillende wetenschappers en hoogleraren uit binnen- en buitenland. Dit heeft uiteindelijk geleid tot het huidige resultaat, waar ik voor de volle honderd procent achter sta. Natuurlijk is niet uit te sluiten dat er wetenschappers zijn, binnen of buiten de TU/e, die er geen heil in zien. Ook is het, zoals bij elk proefschrift, mogelijk dat in de toekomst zal worden aangetoond dat de theoretische principes niet blijken te kloppen met (toekomstige) waarnemingen uit de werkelijkheid. Maar zulks is de kern van de wetenschappelijke methode: onderzoekers doen gedegen onderzoek, het resultaat wordt gepubliceerd na een gedegen beoordelingsprocedure (zoals bij een promotie of bij peer review voor wetenschappelijke tijdschriften), en na een verder debat (wat in sommige gevallen decennia kan duren!) wordt het uiteindelijk geaccepteerd of verworpen: zo schrijdt de wetenschap stapsgewijs voort.

Naar aanleiding van een populair artikel over mijn proefschrift in de Cursor van 13 december 2007 heeft echter een aantal mensen in korte tijd het op zich controversiële materiaal bekeken (wat iets anders is dan uitgebreid gelezen, laat staan in detail bestudeerd!). En ineens mogen allerlei buitenstaanders in heel korte tijd uitspraken doen over het proefschrift, en wordt in paniek snel, zonder dat de promovendus of de eerste promotor de mogelijkheid tot een weerwoord krijgt, geoordeeld dat de promovendus fout zit en de promotoren en de promotiecommissie hebben zitten slapen. En dat terwijl het veel geschreeuw betreft, maar weinig – of eigenlijk: helemaal géén – wol. De enige ‘echte fout’ die men heeft gevonden is de typefout in de laatste regel van voetnoot 4 op pagina 5.

Met dit éénzijdig afblazen van de promotie heeft de TU/e niet alleen mij en de promotoren geschoffeerd, het proefschrift gediskwalificeerd en de verantwoordelijkheid van de promotiecommissie genegeerd, maar heeft de TU/e ook het hele proces, de hele methodiek op één achternamiddag overboord gegooid. En omdat u zich, om de promotie nog tegen te kunnen houden, er formeel op beroept dat de samenstelling van de commissie niet goed is – de natuurkundigen zouden ‘te licht’ zijn – beledigt u feitelijk ook nog eens de buitenlandse commissieleden, die met veel moeite zijn geselecteerd omdat uitgerekend zij een specialisatie hadden op het relevante gebied.
Voor een instelling als de TU/e, die naar ik meen een serieus onderzoeksinstituut pretendeert te zijn, is deze gang van zaken, deze paniekreactie, volstrekt onacceptabel. Moeten promovendi voortaan interviews met Cursor gaan weigeren voor de promotie, zodat ze niet het risico lopen plotseling niet meer te mogen promoveren? Moeten promotoren voortaan eerst draagvlak bij de collega’s langs de zijlijn verkrijgen voordat ze een promotietraject ingaan, omdat ze anders het risico lopen op het laatste moment pootje gelicht te worden? U had zich als universiteit moeten realiseren dat het een langdurig en gedegen uitgevoerd werk betreft, dat ik met een groot deel van de geopperde kritiek al eerder geconfronteerd ben in de afgelopen jaren, en dat ik daar ook passende antwoorden en weerleggingen voor klaar heb die anderen ook hebben overtuigd. U had ervoor kunnen kiezen om het proces door te laten gaan; u had de mensen met kritiek kunnen uitnodigen en u had mij de mogelijkheid kunnen geven om een weerwoord op de kritiek te geven. Maar in plaats daarvan heeft u ervoor gekozen om af te gaan op het holle geschreeuw van een handjevol individuen die het proefschrift slechts vluchtig hebben bekeken. Dat is mijns inziens niet de weg die past bij een respectabel onderzoeksinstituut als de TU/e, en ik kan mij niet voorstellen dat dit de reputatie van de TU/e ten goede komt. Ik kan dan ook geen enkel respect opbrengen voor uw beslissing. Daar wil ik het bij laten.

Professor Van Duijn, u kunt nu op uw schreden terugkeren en alsnog een bijeenkomst organiseren, of u kunt volharden in uw standpunt en de bui laten overwaaien. De keuze is aan u.

Marcoen Cabbolet

- Betreffende de reacties van Jos Baeten en Andries Brouwer (hoogleraren bij de faculteit Wiskunde & Informatica van de TU/e):

Alle inhoudelijke kritiek had eenvoudig verworpen kunnen worden bij een verdediging van het proefschrift. Zo stellen beiden bijvoorbeeld dat matrices gewoon als een functie kunnen worden geformaliseerd binnen ZF verzamelingenleer, waarmee de introductie van de theorie van verzamelingenmatrices overbodig zou zijn. Echter, bij de definitie van een matrix als functie (een voor de hand liggende eerste gedachtegang) is de matrix eigenlijk een deelverzameling van een carthetisch product. En dit strookt niet met de toepassing van matrices in de Elementaire Proces Theorie (EPT), waarbij alle termen van de matrix geïnterpreteerd moeten kunnen worden als elementen van dezelfde functieruimte. Vandaar de definitie van verzamelingenmatrices als zelfstandige objecten. Ook stelt Brouwer bijvoorbeeld dat het een slecht idee is om een matrix met x als enige term te identificeren met x, omdat x zelf een rijtje kan zijn. Uit deze opmerking blijkt evenwel dat Brouwer de definitie van de formele taal niet goed gelezen heeft: de variabele x is namelijk een variabele van de eerste soort, en kan dus helemaal geen rijtje zijn. Zo kan ik nog wel doorgaan, maar hier wil ik het bij laten.

-Betreffende de reactie van Gerard ’t Hooft (hoogleraar bij de faculteit Bètawetenschappen van de Universiteit Utrecht):

Uit zijn reactie, die overigens gegeven is op dezelfde dag dat het proefschrift is ontvangen, is duidelijk dat de hele essentie van het proefschrift volkomen aan ’t Hooft voorbij is gegaan. Alleen al uit de zinsnede “[Cabbolet] heeft het over een fasequantum voor de quantum mechanika …” blijkt dat ’t Hooft denkt dat de EPT een quantum-mechanische theorie is; dit is een veel voorkomende misinterpretatie van de EPT. Een fasequantum is helemaal niet voor de quantum mechanika, het is een begrip in de interpretatie van de EPT. En als ’t Hooft het proefschrift beter had gelezen had hij geweten dat de EPT en QM verschillende theorieën zijn, omdat in het proefschrift gewoon wiskundig is bewezen dat de EPT en QM fundamenteel verschillen. Ook stelt ’t Hooft dat “in Nederland niemand een fundamentele bijdrage kan leveren aan de theoretische natuurkunde zonder intensieve discussie met de universiteiten van Leiden, Amsterdam, Utrecht en Groningen”. Echter, in tegenstelling tot wat ’t Hooft insinueert heeft men noch in Leiden, noch in Utrecht, noch in Amsterdam, noch in Groningen de wijsheid in pacht. Ook over de reactie van ’t Hooft zou ik nog door kunnen gaan, maar ik wil volstaan met te zeggen dat zijn reactie er wat mij betreft alleen maar op wijst dat ’t Hooft zich negatief opstelt zonder ook maar een flauwe notie te hebben van wat de EPT is.