spacer.png, 0 kB
Volg Cursor via Twitter Volg Cursor via Facebook Cursor RSS feed
spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB
Cursor in PDF formaatCursor als PDF
PrintE-mail Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook
Met weemoed weg uit het hart van de universiteit
24 januari 2008 - De Gemeenschappelijke Technische Dienst (GTD) verhuist momenteel van de centrale W-hal naar het gebouw van TNO Industrie en Techniek. Het vertrek betekent het einde van een tijdperk. De GTD vormde vijftig jaar het hart van de TU/e-campus. Cursor blikt samen met vier (oud)-GTD’ers terug.

Hoewel het lot van de W-hal niet duidelijk is, vertrekt de GTD volgende week naar het TNO-gebouw aan de Dorgelolaan. Een mooie aanleiding om eens wat herinneringen op te halen over de halve eeuw dat de GTD in de W-hal zat. Op uitnodiging van Cursor schuiven vier GTD’ers van het eerste uur aan: Peter van Kuijen, in 1962 in dienst getreden, Jos de Laat (1963), Toon Gevers (1964) en Hans van Laarhoven (1971).

De W-hal werd in 1959 opgeleverd en de toenmalige Centrale Technische Dienst (CTD) verhuisde vanuit het Paviljoen naar het splinternieuwe gebouw. Volgens de heren is de W-hal sinds die tijd nauwelijks veranderd. We dienen overigens in die periode (tot 1997) te spreken van CTD. Een veel betere naam, vinden de heren. Want de W-hal was het centrum van de TU/e, herinnert Van Laarhoven zich. “En dan niet alleen letterlijk, maar ook figuurlijk. Bij ons kon iedereen bij een bak koffie zijn privézaken bespreken. Vroeger was de TU/e één grote familie. Iedereen kende iedereen en in de W-hal gebeurde van alles.” Zo hadden de medewerkers de ruimte om ook af en toe eens wat ‘voor de hobby’ in elkaar te zetten. Van Kuijen: “We hebben in die tijd heel wat kinderspeelgoed in elkaar geklust.” En ook tegenwoordig hebben de GTD’ers nog een vaste avond om aan hobbyprojecten te werken.

Langzaamaan raken de heren in een nostalgische bui. Gevers: “Je had in de W-hal een koffiejuffrouw, Annie heette ze. Elke ochtend kwam ze rond half tien langs met een rammelende kar met kopjes. Koffie kostte tien cent en thee zeveneneenhalve cent. Als een soort jongste bediende haalde ik altijd koffie en thee voor collega’s. Dan vroeg ik ook voor de thee tien cent, zodat ik per kop tweeënhalve cent winst maakte. Daar word ik nu nog soms aan herinnerd”, zegt hij lachend.


Toon Gevers

Bolletje
De Laat: “Omdat er nog geen loopbruggen waren, moest je via een deur op de begane grond naar binnen. Daar zat de portier, tevens melkman. Die zorgde voor je melk of karnemelk bij de lunch. Hij had een kaal hoofd en luisterde daarom naar de bijnaam ‘Bolletje’. En tijdens de pauze voetbalden we achter de W-hal. Daar stonden toen nog geen andere gebouwen.”

Was vroeger dan écht alles beter? “Nee hoor”, vindt Gevers. “Iedereen moest hier toen gekleed gaan in een wit overhemd met stropdas. En je was verplicht elkaar met ‘meneer’ aan te spreken. Zelfs je naaste collega’s!”

Van Laarhoven kan het beamen: “Er was wel een groot verschil tussen de werkmensen en het kantoorpersoneel. De kantoormensen hielden ook een half uur langer pauze.”

“De werkdruk lag vroeger wel lager”, zegt Gevers. Van Kuijen, instemmend: “Het ging er allemaal veel gemoedelijker aan toe. We werkten tegen een tarief van een gulden per uur.”

Van Laarhoven: “We moesten wel bijna alle onderdelen zelf maken, want er was nog veel minder te koop dan tegenwoordig. Bij de CTD zaten wel tien, twaalf glasblazers en de hoog-vacuümvaten, waar het bij natuurkunde vol mee staat, maakten we ook zelf.”


Hans van Laarhoven

Van Laarhoven werkt sinds enige tijd in de studentenwerkplaats van de faculteit Bouwkunde. Daar vindt hij de sfeer leuker dan bij de huidige GTD. “De werksfeer van vroeger is weg.”

Met een veel lager aantal medewerkers is de werkdruk hoger dan vroeger. Maar in totaal levert de GTD nu minder werk af. Gevers wijt het aan de opkomst van de computer. “De onderzoekers zijn in de loop van de tijd veel meer met computersimulaties gaan doen. Vroeger had je bij Scheikundige Technologie talloze opstellingen van vier, vijf meter hoog. Die zijn bijna allemaal verdwenen. Nu berekenen ze bijna alles met de computer.”

Hij relativeert: “Het was ook allemaal wel erg vrijblijvend. Deadlines waren er niet, dus je voelde nauwelijks druk.”

Toeval of niet, wanneer instrumentmaker De Laat even het interview verlaat om voor de fotograaf te poseren, komt het gesprek al snel op de tegenstelling tussen de blauwe, grijze en witte jassen. Oftewel tussen de mannen van het grovere (draaiers en frezers) en het fijnere werk (de instrumentmakers). “De instrumentmakers voelden zich altijd net iets meer dan de anderen”, vindt Van Laarhoven. “Ze kwamen vaak van boven de sloot, veelal van de Leidse Instrumentmakerschool.”

Gevers, weer relativerend: “Die jonge gasten hebben daar veel minder last van hoor.”

Gevraagd naar de hoogtepunten van de GTD in de W-hal, komt al snel Nederlands’ tweede astronaut André Kuipers ter sprake. De experimenten die hij in 2004 in de ruimte deed met een toekomstige generatie lampen van Philips waren niet mogelijk geweest zonder de inspanningen van de GTD. Ook vervaardigde de afdeling al in de jaren zeventig medische gereedschappen en hulpmiddelen. Zo werkte men in die tijd aan een instrument om botgroei te stimuleren en een hart-longmachine.

Van Laarhoven: “Bijna iedereen moest daar toen voor overwerken.” Hij vindt dat de GTD vaak vergeten wordt bij alle loftuitingen over succesvolle onderzoeksprojecten. “Je mag best wat meer reclame maken voor jezelf.”

De Laat is het met hem eens. “Zelfs binnen de TU/e is het lastig om bij iedereen voldoende bekend te zijn. Veel mensen denken nog steeds dat wij de afdeling zijn die de wastafels in de toiletten repareert wanneer ze kapot zijn. Ik ben bang dat we straks in het TNO-gebouw, helemaal niet meer gevonden worden door de TU/e-gemeenschap. TU/e’ers zullen ons niet meer vanzelf tegenkomen.”


Peter van Kuijen

Zee van ruimte
Gevers denkt dat de GTD’ers vooral de enorme zee van ruimte zullen gaan missen. De dienst had voor ruim tweehonderd machines 4.300 vierkante meter ter beschikking en dat worden er straks 2.800. En daar komen ook nog eens vijf mensen en twintig machines van TNO bij.

De Laat: “Dat betekent dat we ongeveer zestig apparaten weg moeten doen die we niet vaak meer gebruiken. En die ga je toch missen. We kunnen niet meer alle soorten bewerkingen blijven aanbieden.”

Toch zien de heren ook de voordelen van de verhuizing. De GTD kan wellicht de vruchten van plukken van de nieuwe locatie. In het gebouw zitten namelijk honderden ingenieurs bij elkaar. Ook krijgen de GTD’ers door de samenwerking nieuwe apparatuur tot hun beschikking, zoals de Rapid Prototyping-machines van TNO. En niet onbelangrijk: in het moderne TNO-gebouw gaan ze er qua binnenklimaat fors op vooruit. Want dat was in de W-hal niet best. Brak de zon maar een beetje door, dan werd het al gauw te warm.

Het vertrek uit de W-hal zal ingrijpend zijn. Gevers: “Ik denk dat bij GTD’ers onderhuids de angst heerst dat dit het begin van het einde is. Dat we steeds verder zullen inkrimpen.” Hoewel Van Kuijen al met FPU (Flexibel Pensioen en Uittreden) is, Van Laarhoven naar Bouwkunde overstapte en Gevers en De Laat per 1 april 2008 met FPU gaan, maken de mannen zich duidelijk zorgen over hun collega’s. Ze vinden het jammer dat de GTD straks niet meer echt bij de TU/e hoort. Met nostalgische gevoelens praten ze dan ook graag na over alle Sinterklaasvieringen en de leuke activiteiten van de studenten in de introweek. Gevers: “En niet te vergeten de mooie dames die langslopen over de loopbrug.”/.


Jos de Laat

Vertrek GTD uit W-hal/Jim Heirbaut
Foto’s/Bart van Overbeeke