spacer.png, 0 kB
Volg Cursor via Twitter Volg Cursor via Facebook Cursor RSS feed
spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB
Cursor in PDF formaatCursor als PDF
PrintE-mail Just a moment...
" target="_blank">Tweet dit artikel
 Deel dit artikel op Facebook
Dr. Perry den Brok, universitair hoofddocent Science Education en onderzoeker aan de Eindhoven School of Education

‘Karikaturen overheersen bij onderwijsdiscussie’
Voor- en tegenstanders van het ‘nieuwe leren’ buitelen over elkaar heen sinds de verschijning van het rapport ‘Tijd voor onderwijs’ van de Commissie Dijsselbloem. De parlementaire onderzoekscommissie onderzocht de onderwijsvernieuwingen, vooral die uit de jaren negentig. Welke onderwijsmethode is wetenschappelijk aantoonbaar de beste?

”De discussie over dit onderwerp is helemaal scheefgetrokken”, verzucht dr. Perry den Brok. Hij doet onderzoek naar de effectiviteit van onderwijsmethoden en is secretaris van de landelijke Vereniging voor Onderwijsonderzoek in Nederland. “Zowel voor- als de tegenstanders van het ‘nieuwe leren’ gebruiken bij deze discussie heel selectief de beschikbare feiten en maken karikaturen van elkaars onderwijsaanpakken. Gedegen, breedschalig onderzoek, waarin het traditionele onderwijs wordt vergeleken met het ‘nieuwe leren’, ontbreekt gewoon.

De onderwijsmethoden worden vaak met elkaar vergeleken aan de hand van criteria die per definitie horen bij de traditionele onderwijsmethoden. Er wordt bijvoorbeeld gekeken naar de gestandaardiseerde Cito-eindexamens. Die zijn helemaal niet bedacht voor die vergelijking. De resultaten die vervolgens uit zo’n onderzoek komen, zijn meestal erg genuanceerd. Dan blijkt bijvoorbeeld dat sommige groepen goed presteren, en andere slechter. Of dat veel klassikale uitleg tot goede scores leidt, maar samenwerken in groepjes óók. Veel mensen zitten helemaal niet te wachten op die nuances, en pikken er precies de feiten uit die ze kunnen gebruiken.

Voor je ze kunt vergelijken, moet je beide methoden goed definiëren. Dat is op dit moment helemaal niet mogelijk. We weten namelijk niet hoe traditioneel de scholen eigenlijk zijn die zichzelf ‘traditioneel’ noemen en wat er precies gebeurt bij scholen die het ‘nieuwe leren’ zeggen toe te passen. Ik weet zeker dat het onderwijs op veel ‘traditionele’ scholen helemaal niet zo traditioneel is, maar gebruik maakt van onderdelen die typisch zijn voor het ‘nieuwe leren’. In groepjes samenwerken aan projecten, bijvoorbeeld. Er zijn veel mengvormen, maar in de recente discussies wordt alles op een hoop gegooid en praat men alleen over de extreme vormen. Uit mijn onderzoek blijkt trouwens dat juist die mengvormen heel goed werken. Je bedient dan elke leerling met een onderwijsstijl die voor dat individu geschikt is.

Internationale reviews hebben overigens aangetoond dat bijvoorbeeld samenwerkend leren, zoals het ‘Nieuwe leren’ voorschrijft, goed werkt. Maar leerlingen moeten wel goed begeleid worden en scholen moeten het geld en de ruimte krijgen om de methode in te voeren. Dat is in Nederland helemaal mis gegaan. Overigens doet Nederland het internationaal gezien nog steeds niet slecht. En dat terwijl ons land relatief weinig geld in onderwijs investeert.”

Toch zijn ook binnen de TU/e vaak klachten te horen over de aansluiting van het vwo op de technische studies. Met name als het om wiskunde gaat.

“Dat is gedeeltelijk waar, maar ik denk dat je zulke klachten dertig jaar geleden ook al kon horen. Als je kijkt naar de Cito-scores blijkt er over het geheel genomen niet zo veel veranderd. De programma’s van universiteiten veranderen op dit moment echter wel behoorlijk. Wanneer die een manier van leren vereisen die op middelbare scholen nog onvoldoende wordt onderwezen, krijg je aansluitingsproblemen. Op de universiteiten zie je dat steeds meer nieuwe domeinen ontstaan en dat traditionele vakken worden doorbroken. Toch blijft de structuur van afzonderlijke bètavakken grotendeels intact op het vwo. De technische universiteiten gaan daarin iets sneller.”/.


Foto: Rien Meulman