spacer.png, 0 kB
Volg Cursor via Twitter Volg Cursor via Facebook Cursor RSS feed
spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB
Cursor in PDF formaatCursor als PDF
PrintE-mail Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook
“Als je bang bent, moet je niet gaan bobsleeën”
19 november 2008 - “Ik ken geen bobsleeër die geen littekens heeft. Ik draag altijd een brandwerend pak, want ongelukken zijn onderdeel van deze sport. Maar ik heb veel vertrouwen in onze bemanning. Het teamwork maakt bobsleeën zo mooi, je trekt zo’n vier maanden intensief met elkaar op.” Nu Arno Klaassen bijna klaar is met zijn studie Werktuigbouwkunde kan hij alle tijd besteden aan zijn grote passie bobsleeën. Zijn doel: bij de top vijf eindigen op de Olympische winterspelen in Vancouver in 2010.

Door zijn ‘hobby’ studeert Klaassen verhoudingsgewijs laat af, want hij is al gauw vier maanden per jaar in het buitenland voor training en wedstrijden. In 2003 begon hij aan de TU/e aan de verkorte opleiding, na de hts in Tilburg. Klaassen werd in 2004 en 2005 kampioen sprint op de Nederlandse Studenten Kampioenschappen op de honderd en tweehonderd meter. In de reguliere atletiek zat hij nét tegen de top aan.

“Ik ben een echte krachtloper, maar om de echte top te bereiken, ben ik te zwaar”, legt Klaassen uit. “Maar dat is juist weer goed voor bobsleeën. Arend Glas, de bobsleeër die deze sport in Nederland op de kaart zette, zag me bij de NSK en vroeg of ik bobsleeër wilde worden.”

Klaassen werd vaste kracht als vierde man, de remmer. Dat blijkt een verwarrende term. Klaassen: “Remmen doe je pas na de finish. Mijn taak is om de slee zo snel mogelijk aan te duwen, als laatste in de bob te springen en de zijbeugels in te klappen. Dat doe je meestal op gevoel, want je hebt geen tijd om te controleren of ze goed zitten. Je kunt ook niet mee hellen in de bochten, want je moet stil en ineengedoken in de bob zitten.”

Is hij ooit bang? Klaassen: “Als je bang bent, moet je dit niet doen. Op de meeste banen ga je 120 kilometer per uur. St. Moritz is tot nu toe de snelste baan met 145 kilometer per uur, in Vancouver zal het 150 gaan. Maar in de bob zelf merk je niet of je 120 of 150 gaat.”

De veiligheid is de laatste jaren toegenomen, vooral door verbeteringen aan de baan, zodat renners er minder makkelijk uit vliegen. Toch kun je flinke blessures oplopen, aldus Klaassen. “Afdalen is een grote kick, het is spannend en je bent heel alert. Maar vergis je niet: na een race kom je bont en blauw uit zo’n bob want je wordt alle kanten uit geschud. Als je met 120 met je schouders over het ijs schuurt, krijg je flinke brandwonden, zeker als je een flink eind doorglijdt.”

Snel zijn met bobsleeën vereist een goede start, een goede piloot en goed materiaal. Dat laatste is niet doorslaggevend, maar helpt veel. De rijkste landen hebben vaak het beste materiaal. Zo kocht Rusland een fabriek op om het alleenrecht op een bepaalde bobslee te hebben. Om de fabriek na de Olympische Spelen weer te verkopen. Klaassen: “Nederland had altijd minder materiaal en dat was frustrerend. Als je bij de start één tiende seconde langzamer bent, is dat bij de finish drie- of vier-tiende. Dan zaten we bij de snelste starters en hadden een goede piloot, maar alleen door het mindere materiaal eindig je in de middenmoot.”

Dat is inmiddels veranderd. Het NOC*NSF verhoogde het budget, kocht een nieuwe bob en trok een grote sponsor aan, Eurotech, die de bobslee verder ontwikkelt. Klaassen: “Daar liggen zeker mogelijkheden. Er is een dik pak met voorschriften wat wel en niet mag, maar met bijvoorbeeld de plaatsing van de achteras en ophanging van het chassis kun je veel doen, evenals aan de aerodynamica.”

Bij sponsor Eurotech zijn er wellicht kansen voor Klaassen, want hij zou na Vancouver graag bij zijn sport betrokken blijven. Als wetenschapper kijkt hij met een speciaal oog naar de technische kant van het bobsleeën. Zelf is hij daar voorzichtig over, in eerste instantie concentreert hij zich op de wedstrijden, want na de tests van vorige week hoort hij weer tot de basisequipe. 2009 is gericht op het kwalificeren voor Vancouver, waarvoor ze bij de beste acht moeten eindigen, daarna moeten ze vormbehoud tonen. Om in 2010, na een zestiende plaats bij de Olympische winterspelen in Turijn (2006), in Vancouver bij de top vijf te zitten./.

Interview/Arno Klaassen door Gerard Verhoogt
Foto/Bart van Overbeeke