spacer.png, 0 kB
Volg Cursor via Twitter Volg Cursor via Facebook Cursor RSS feed
spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB
Cursor in PDF formaatCursor als PDF
Special Cursor 50 jaarSpecial Cursor 50 jaar
PrintE-mail Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook

CvB-lid mr. Jo van Ham:
“Het begint met een gezonde financiële huishouding”

2 april 2009 - “Een geoliede besluitvormingsmachine”, zo omschrijft mr. Jo van Ham het ministerie van OCW, waar hij dertig jaar werkzaam was. Bijna een half jaar maakt hij nu deel uit van het College van Bestuur van de TU/e. De ambitie die hij elke dag bespeurt bij de studenten en onderzoekers, is een grote stimulans voor hem bij het uitvoeren van zijn nieuwe baan. “Het bevestigt me in de overtuiging dat ik de juiste keuze heb gemaakt.”

Na dertig jaar OCW wilde plaatsvervangend directeur-generaal Hoger Onderwijs Jo van Ham (Maastricht, 1953) nog wel een keer een radicale verandering van werkomgeving. Na deze wens aan enkele personen bekendgemaakt te hebben, kwam vorig jaar de uitnodiging van collegevoorzitter ing. Amandus Lundqvist om in Eindhoven te solliciteren op de positie van het derde lid in het College van Bestuur. In oktober ging Van Ham aan de slag.

Hoe bevalt de TU/e tot op heden?
“Ik werk nu opeens te midden van een grote groep studenten, waarvan ik wel eens zeg: ‘het is jong en zit vol hormonen’. Ik vind het een inspirerende omgeving. Bij de studenten en onderzoekers bespeur ik veel ambitie en een wil om wat te bereiken. Zeker geen cultuur van problemen. Daarbij is het ook een Brabantse cultuur, waarbij men hecht aan gezelligheid. Maar, waarschijnlijk typisch voor een technische universiteit, er heerst ook een zakelijke atmosfeer. Afspraak is afspraak. Iets dat vooral opgaat voor de wetenschappers. Studenten zitten hier ook niet om direct afspraken te maken.”

In september wordt anders wel het bindend studieadvies ingevoerd, waarbij de eerstejaars een bepaald aantal studiepunten moeten halen. Toch ook een harde afspraak?
“Dat klopt, maar het BSA zal maar voor een hele kleine groep van die eerstejaars een rol van betekenis gaan spelen. Het is bedoeld voor de groep studenten die het echt niet redden en die moet je gewoon zo snel mogelijk kunnen doorverwijzen naar een geschiktere studie.”

Maakt de invoering van zo’n regel de universiteit niet schoolser?
“Vind ik niet. We leggen in Eindhoven de lat hoog voor onze studenten en vragen ze ook nadrukkelijk om hard te werken. Dat zie ik ook als een vorm van academisch opgeleid worden. Hard werken maakt onderdeel uit van de academische wereld.”

De studierendementen aan de TU/e en in heel universitair Nederland zijn nogal aan de lage kant. Hoe zou dat te verbeteren zijn?
“Je moet daar als universiteit een ambitie voor formuleren, maar ik zou daar op dit moment geen precieze percentages bij willen noemen. Je zou zo’n verbetering nooit moeten nastreven vanwege een financieel-economische reden. Het moet een intrinsieke onderwijsdoelstelling zijn. Daarom spreek ik ook liever van studiesucces in plaats van studierendement. Nu ik zelf werkzaam ben aan een universiteit merk ik overigens dat de realiteit vaak weerbarstiger is dan de mooie verwachtingen die we hierover hadden bij OCW. Op het ministerie wordt nog erg normatief over deze kwestie gedacht.”

Wat is u nog meer opgevallen nu u dichter bij de universitaire werkvloer staat?
“De uitstekende band tussen de TU/e en de industrie. Van de private investeringen in R&D vindt 36 procent plaats in deze regio. Dat is iets dat ik me op het ministerie helemaal niet had gerealiseerd. De verhouding TU/e-industrie is ook niet zwaar geformaliseerd, maar loopt via een netwerk waarbij de diverse partijen bij elkaar worden gebracht. Het levert een unieke band op, die we ook in deze crisistijd moeten zien vast te houden.

Ook zie ik nu pas duidelijk dat de TU/e een kleine, regionale universiteit is, die daarmee veel mogelijkheden biedt voor maatwerk voor studenten en medewerkers.

Wat zeker een verschil is met mijn vorige baan is dat je nu als lid van het CvB direct verantwoordelijk bent voor je beslissingen. Bij OCW ligt de eindverantwoordelijkheid uiteindelijk toch bij de minister. OCW is een ambtelijke, goed geoliede besluitvormingsmachine. Hier ben je heel concreet bezig met onderwijs, onderzoek en valorisatie. Op dit moment werken we aan een strategievisie voor de komende jaren. Die moet je als CvB zeker niet zelf in een hok gaan zitten bedenken. Betrek de hoogleraren en docenten erbij. Want zonder draagvlak komt niets van de grond. Dat wist ik natuurlijk al toen ik nog bij OCW zat, maar hier ondervind je dat aan den lijve.”

Het derde lid in het CvB heeft een pittige portefeuille onder zijn hoede.
Waar liggen uw prioriteiten?

“Het begint met een gezonde financiële huishouding. Want geen geld geen Zwitsers. Het op orde krijgen van de begroting kost veel tijd, maar het gaat steeds beter. Het is zaak om transparant te zijn en om in controle te blijven. Bij bepaalde faculteiten constateren we toch wel grote verschillen tussen wat begroot was en de uiteindelijke realisatie. Daarover gaan we de komende tijd zeker nog gesprekken voeren. Niet om te gaan veroordelen, maar om de redenen boven water te krijgen waarom dat verschil zo groot is. Faculteiten moeten hun prognoses zeer scherp gaan calculeren. Zeker op dit moment is een goede financiële controle belangrijk, want je weet niet welke effecten de crisis de TU/e gaat opleveren. De inkomsten van de overheid kunnen teruglopen, of er zou minder binnen kunnen komen via de derde geldstroom. Alles is mogelijk.”

De komende jaren gaat er heel wat gebouwd en verbouwd worden op de campus. Huisvesting zal ook wel een prominente plaats innemen op uw prioriteitenlijst.
“Mijn tweede prioriteit, zou ik zeggen. Het is niet direct een hoofdpijndossier, maar het zorgt wel voor hoofdbrekens. We willen de komende jaren een aantal aantrekkelijke gebouwen neerzetten. We gaan nu van start met het eerste project van Campus 2020, de nieuwbouw van de W-hal. Wellicht niet te vergelijken met het aanleggen van een metrolijn onder een oud stadshart, maar elk bouwproject kent zo zijn eigen risico’s in tijd en geld. Op dit moment is het hele plan, dat uit vier projecten bestaat, begroot op zo’n 240 à 260 miljoen euro. Dat geld hebben we niet in een laatje klaar liggen. Dus welke financiële constructies zijn hiervoor het meest geschikt? Met die vraag moet ik me gaan bezighouden. Lenen we dat geld bij een bank, of kiezen we voor een lening bij het ministerie van Financiën? Ook kunnen we de komende jaren de campus verder tot ontwikkeling brengen, zodat we daar ook inkomsten mee kunnen genereren. Daarvoor willen we contacten gaan leggen met het bedrijfsleven en woningcoöperaties.”

Is de verkoop van Kennispoort, een gebouw waar de TU/e samen met de Kamer van Koophandel inzit, een optie?
“Er is wel naar die optie gekeken, maar op dit moment is het niet aan de orde.”

Naar welke andere zaken gaat uw aandacht op dit moment nog uit?
“Ik kijk intensief naar onze bedrijfsvoering. Dat is niet iets dat in zichzelf bestaat, maar dat er altijd op gericht moet zijn om het mogelijk te maken hier goed onderwijs en onderzoek van de grond te trekken. Van een secretaris-generaal van OCW heb ik ook een soort mantra meegekregen dat ik mensen van de bedrijfsvoering graag voorhoud: ‘wat kan ik voor je doen, wat kan ik voor je doen?’. Vraag je dat voortdurend af en wacht niet tot jou iets gevraagd wordt, maar bied zelf je support aan.

Ook het onderhoud en beheer van gebouwen heeft mijn aandacht. Doen we dat op dit moment wel op de meest efficiënte manier?

Daarnaast denk ik dat we veel beter kunnen presteren op het gebied van fondsenwerving. Dat wil ik heel breed gaan bekijken en dan heb ik het dus over donaties van onze alumni, andere giften, subsidies en aanvragen bij allerlei fondsen, zoals bijvoorbeeld het Prins Bernardfonds. Want laten we geen geld liggen? Als we dit aanpakken, moeten we het ook direct goed doen. Want het ontvangen van een gift of donatie brengt ook verplichtingen met zich mee. Je moet laten zien wat je met het geld doet. Als je het eenmaal verknoeit bij een donateur, zie je die persoon nooit meer terug.”/.

 

Interview/Han Konings
Foto’s/Bart van Overbeeke