spacer.png, 0 kB
Volg Cursor via Twitter Volg Cursor via Facebook Cursor RSS feed
spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB
Cursor in PDF formaatCursor als PDF
Special Cursor 50 jaarSpecial Cursor 50 jaar
PrintE-mail Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook

Loodzwaar programma in Women in Science-tenure track
“Speciale aandacht voor vrouwen wordt niet geapprecieerd”

2 april 2009 - Het is een weerbarstig vraagstuk: hoe vergroot je het aantal vrouwen in hogere wetenschappelijke functies, vooral universitair hoofddocenten en hoogleraren? Alle Nederlandse universiteiten worstelen ermee, en ondanks financiële en bestuurlijke inspanningen zijn de resultaten pover. De TU/e zette in 2006 haar kaarten op de hyperambitieuze Women in Science-tenure track, een programma om vrouwen in zes jaar op te leiden tot universitair hoofddocent. Vijf vrouwen stapten in. Hoe vergaat het hen en welke problemen komen zij en hun faculteiten tegen?

Drs. Jelmer Sieben en drs. Charl Kuiters zijn HR-adviseurs van respectievelijk de faculteiten Industrial Design en Scheikundige Technologie, twee faculteiten waar deelnemers aan het Women in Science-programma (WIS) aan het werk zijn gegaan. Zij begeleiden de vrouwen sinds de eerste dag en hebben een goed beeld van de knelpunten in het programma. Op de eerste plaats constateren ze dat het hard werken is om binnen zes jaar uit te groeien tot universitair hoofddocent (UHD). Dit blijkt vrijwel onmogelijk. Anderzijds is er voor de vrouwen de rol van boegbeeld of uithangbord van de strijd voor meer vrouwen in topposities aan de TU/e. Ze kregen hiervoor een programma met exclusieve cursussen en coaching. Daarnaast gaven de vrouwen acte de présence op bijeenkomsten die in het teken stonden van de positie van de vrouw in de wetenschap. Zowel de speciale programma’s als de rol van uithangbord blijken vaak meer een last dan een voordeel.

Op de site van de TU/e staat de opdracht van de tenure track als volgt geformuleerd: ‘Wanneer we u aannemen in de Women in Science Tenure Track, verwachten we dat u zich binnen zes jaar ontwikkelt tot het niveau van UHD. Tijdens die zes jaar laat u zien dat u, samen met collega’s binnen de TU/e en daarbuiten, een onafhankelijke onderzoekslijn kunt opzetten. Daarvoor verwerft u externe fondsen. Daarnaast begeleidt u promovendi. U bouwt en onderhoudt uw wetenschappelijk netwerk met andere disciplines, de industrie en internationale instituten. Ook ontwikkelt u mede onderwijsprogramma’s en geeft u daarnaast zelf onderwijs.’

“Deze ambities zijn binnen de gegeven tijd onmogelijk te verwezenlijken”, stelt Sieben. “Je moet jouw eigen onderzoeksdomein creëren, dat kost tijd. Je moet een netwerk opbouwen en je moet publiceren. Daarbij wordt dus verwacht dat vrouwen hun promovendi financieren uit de fondsen die ze zelf werven. Dat is al lastig voor medewerkers die hier zijn gepromoveerd - voor iemand van buiten is dat natuurlijk nog moeilijker. Wij hebben dit onderschat.” Kuiters legt uit: “Een bijzonder goede wetenschapper bij Scheikunde kan binnen acht jaar UHD worden. Maar dat is al een uitzondering. Deze vrouwen zouden het binnen zes jaar moeten doen. Dat is onmogelijk.” De termijn van zes jaar is gekoppeld aan de cao voor Nederlandse universiteiten. Na deze termijn moet een organisatie iemand een vast dienstverband aanbieden. “Was dit acht jaar geweest, dan had de tenure track waarschijnlijk die tijd gekregen”, zegt Kuiters.

Het probleem is, volgens de heren, dat een wetenschappelijk medewerker vaak al drie jaar bezig is om het onderzoek op poten te zetten en de eerste resultaten te boeken. Die eerste periode is er geen instelling als NWO bereid er geld in te steken. En tegen de tijd dat er subsidie kan worden aangevraagd, is een groot deel van het programma al achter de rug. Dit wordt bevestigd door dr. Denka Hristova, één van de Women in Science, die onderzoek doet naar polymeren bij de faculteit Scheikundige Technologie. “Het goede én lastige is dat je vanaf nul begint. We ontwikkelen ons eigen onderzoeksterrein. Dat moet in vijf jaar - dat is kort.”

Volgens dr. Suzana Andova, onderzoeker aan de faculteit Wiskunde & Informatica, zit het probleem vooral in het tweede deel van het programma. “Om te beginnen moet je je in drie jaar kwalificeren voor UD1, terwijl dit normaal gesproken vier jaar duurt. Daarna doe je in drie jaar UHD, wat eigenlijk veel meer tijd vraagt. Het eerste deel is eventueel haalbaar, het tweede is onmogelijk. Maar aangezien ik in 2007 ben begonnen, ben ik die problemen nog niet tegengekomen.”

Hristova: “De universiteit moet weten dat het ontwikkelen van een onderzoekterrein enkele jaren kost. Ik ben nu halverwege en werk aan een nieuw en voor mij heel interessant onderwerp, maar desondanks ga ik dit jaar pas voor het eerst publiceren. Dat is gewoon de tijd die het kost. Zonder de publicaties is het vervolgens erg moeilijk om grants binnen te halen. Dat is tot nu toe dan ook geen van de ladies gelukt.”

Andova heeft mogelijk een oplossing: “Het binnenhalen van grants is overduidelijk geen realistische verwachting. Wanneer de universiteit het programma evalueert, zal men misschien overwegen niet alleen te beoordelen op de binnengehaalde gelden, maar ook op het aantal ingediende verzoeken en welke beoordelingen de onderzoekers hebben gekregen. Er is namelijk een groot verschil tussen iemand die geen verzoeken indient en iemand die dat wel doet inclusief goede beoordelingen, maar die geen grant krijgt. Op dit moment wordt hierin geen onderscheid gemaakt.”

Loonkosten
De faculteiten hebben zich te snel rijk gerekend met de vrouwen die betaald worden uit de middelen van de universiteit en niet door de capaciteitsgroep, stelt Kuiters. “Wij dachten: we krijgen een gratis wetenschappelijk medewerker. Maar het is geen extra handje dat anderen helpt, het is juist een medewerkster die veel aandacht vraagt bij de moeilijke opdracht die ze heeft.”

Inmiddels heeft het College van Bestuur besloten dat de loonkosten voor toekomstige deelnemers aan de tenure track half door het CvB en half door de capaciteitsgroep worden betaald, en niet meer helemaal door het CvB. Dit is volgens Kuiters ingegeven door de noodzaak om ook bij de faculteiten verantwoordelijkheid te leggen en betrokkenheid te vergroten.

Voor de Women in Science was bij de start van de tenure track een eigen programma bedacht met coaching, cursussen en trainingen. Volgens Sieben en Kuiters hadden de vrouwen hier direct hun twijfels over. “We moesten snel bijsturen, omdat de vrouwen geen speciale positie wilden hebben”, zegt Kuiters. “Daarom hebben we programmaonderdelen die waren ontwikkeld voor WIS opengesteld voor andere UD’s, zowel mannen als vrouwen. Nu doorlopen de vrouwen hier dus een regulier programma. Die ontwikkeling staat haaks op wat wij wilden en verwachtten, maar het is ieders goed recht geen uitzonderingspositie te aanvaarden.”

Sieben: “Bij ons zei de ‘woman in science’: “Ik heb geen speciale aandacht nodig, ik red het ook wel op eigen kracht. Ook zij doorloopt nu een regulier programma. Je moet weten: drie van de vier WIS hebben een Oost-Europese achtergrond. Voor hen is het niet nodig dat vrouwen zo in de picture worden gezet. Ze ergeren zich daaraan en voelen zich bekeken. Voor hen is het een gewone job, een stap in hun loopbaan. Voor de TU/e is het allemaal heel bijzonder, voor de vrouwen niet.”

Gezicht van een ambitie
De vrouwen werden dus het uithangbord van het beleid van de TU/e. Ze werden geportretteerd in filmpjes en moesten komen opdraven op bijeenkomsten, vertelt Sieben. “Ik was verrast door de aandacht die de vrouwen in het vervolgtraject kregen. Dat hebben we onderschat. Ik dacht dat het klaar zou zijn als ze binnen de faculteiten aan het werk gingen. Maar er kwam nóg een centrale meeting. Er werd een middag georganiseerd voor vrouwen in de wetenschap met lezingen en presentaties en stevige ambities over het aantal vrouwen in hogere wetenschappelijke functies. De rector hield daar een praatje en er waren films van vrouwen die het ver geschopt hadden in de wetenschap. De WIS werden hier steeds bij betrokken. Maar ze voelen zich er niet door aangesproken. Ze zien het ook niet als hun rol - het is hun rol om goede wetenschap te bedrijven. En dat is al lastig genoeg.”

De reactie op een aanvraag voor een interview met één van de dames is in dit verband veelzeggend: ‘I will not give any more interviews about the women in science issue. (…) I decided to stop being known as a woman in science, you may contact me if you want to know more about my work.’

Hristova ervaart de aandacht niet als belastend, vertelt ze. “Wij zijn de pioniers, we weten dat we het gezicht zijn van dit programma. Dat vind ik niet vervelend, het maakt me juist meer vastberaden om het tot een succes te maken. Toen ik eraan begon, wist ik dat er extra op me gelet zou worden. Ik klaag er dan ook niet over. De tenure track geeft me een bijzondere kans, dat is het belangrijkste. Het is nu aan ons om te laten zien of het haalbaar is.”

Ook Andova zegt geen last te ondervinden van haar speciale positie binnen de universiteit. “Ik vind het niet vervelend dat het programma wordt gepromoot en speciale aandacht krijgt. De TU/e is ten slotte de eerste universiteit met het WISE-programma en dat mag je best uitdragen.”

Low profile
In de toekomst zullen nieuwe instromers in de tenure track aan de faculteit Scheikundige Technologie in elk geval een heel ander onthaal krijgen, zegt Kuiters. “Er is hier een vrouwelijke wetenschapper die we mogelijk willen voordragen voor de tenure track. Dat doen we heel zorgvuldig, en bovenal low profile: we geven er publicitair geen aandacht aan - juist niet. Het is in eerste instantie een interne, lees: facultaire, aangelegenheid.”

Opvallend is dat er sinds de massieve Women in Science-campagne van 2006 niet speciaal wordt geworven voor vrouwen. Kuiters: “Dat levert erg weinig op.” “Maar”, zegt Sieben, “wanneer er voor een selectiecommissie een man en een vrouw van gelijke geschiktheid staan, dan gaat de voorkeur uit naar de vrouw. Dat is TU/e-beleid.”

En zo is de vraag gerechtvaardigd wát het WIS-programma heeft opgeleverd. ‘Een ambitieus programma voor vrouwen én mannen’, is het antwoord van Hristova. Kuiters: “Het is goed geweest om het op de agenda te zetten, al is de positieve discriminatie niet goed uitgepakt.” Sieben heeft de positieve effecten ook niet voor het oprapen. “Het bevorderen van het aantal vrouwen in wetenschap is TU/e-beleid, het is beleid van de faculteit en iedereen staat erachter. Toch lukt het niet om grote veranderingen te bewerkstelligen. Ik denk dat er nog een aantal generaties overheen zullen gaan.”/.

 

kop sub

Vrouwen in de wetenschap

Het aantal vrouwen in universitaire wetenschappelijke functies in Nederland neemt gestaag toe. Het percentage vrouwelijke studenten, promovendi, universitair docenten, universitair hoofddocenten en hoogleraren groeit. Universiteiten hebben sinds 1998 verschillende maatregelen genomen om de instroom van vrouwen in wetenschappelijke functies te bevorderen (tenure tracks, mentoring, samenstellingen benoemingscommissies en specifieke leerstoelen). Op een aantal gebieden treden knelpunten op. Vooral de overgang van universitair docent naar universitair hoofddocent en van universitair hoofddocent naar hoogleraar vragen aandacht.

Het percentage vrouwelijk wetenschappelijk personeel (hoogleraren, universitair hoofddocenten, universitair docenten, promovendi en overig wetenschappelijk personeel) groeit van 22,3 procent in 1998 naar 32,1 procent in 2007. Dit is een gemiddelde stijging van 1,1 procent per jaar. Tussen de wetenschapsgebieden bestaan grote verschillen: eind 2007 variëren de percentages van 21,1 procent bij techniek tot 45 procent bij gedrag en maatschappij.

Eind 2007 is het percentage vrouwen bij promovendi 40,5 procent; bij de universitair docenten 30,1 procent; bij de universitair hoofddocenten 17,1 procent en bij de hoogleraren 11,2 procent.

Het percentage vrouwelijke hoogleraren verschilt aanzienlijk per wetenschapsgebied en loopt eind 2007 uiteen van 4,5 procent bij Techniek tot 17,7 procent bij Taal en Cultuur. Wel neemt op alle terreinen het aandeel vrouwelijke hoogleraren toe. In techniek is een toename van 1,5 procent in de periode 1998-2007. (Bron: VSNU)










Titel/Women in Science/Chriz van de Graaf
Illustratie/Paul Weehuizen