“De kwestie is wel vergelijkbaar met de inentingskwestie van enkele weken geleden”, zegt prof.dr. Rint Sijbesma, hoogleraar supramoleculaire polymeerchemie bij de faculteit Scheikundige Technologie. “In beide gevallen is het in opspraak komen voldoende om de acceptatie sterk te verlagen. De autoriteiten kunnen daar weinig aan doen.
Bisphenol A is een verbinding met twee benzeenringen en twee alcoholgroepen. De stof wordt gebruikt als bouwsteen in polymeren, met name in polycarbonaten, en wordt ervan verdacht een hormoonachtige werking te hebben. Als die stof in een plastic zit, hoort deze niet vrij te komen. Maar als het Bisphenol A inderdaad een hormoonachtige werking heeft, zijn er bij heel lage concentraties al effecten mogelijk.
De stof kan vrijkomen door uitloging: deeltjes kunnen onder invloed van een vloeistof uit het plastic worden gespoeld. Met name als de vloeistof zuur is of vettig, zoals bij melk het geval is. Bij een verhoogde temperatuur gaat het sneller.
Natuurlijk gaat het om de hoeveelheden van het materiaal die vrijkomen. Als het deeltjes per miljard betreft, is dat ontzettend weinig. Alleen hebben hormonen per definitie al effect bij heel kleine concentraties.
Het is een afweging. Aan de ene kant moet je bij babyvoedsel natuurlijk extra voorzichtig zijn, aan de andere kant zijn er geen concrete aanwijzingen dat de stof in de plastic flessen schade kan veroorzaken. Uit dierproeven blijkt wel dat de stof schade kan veroorzaken bij dieren, maar in mensen gedraagt de stof zich anders. Zowel de Amerikaanse als de Europese voedingsautoriteiten zien geen redenen om de stof te verbieden.
Polycarbonaat is doorzichtig en heel slagvast. Zonder Bisphenol A is polycarbonaat niet te maken, je zult dus naar een ander materiaal moeten uitwijken. Het is echter moeilijk om een plastic te maken dat zowel doorzichtig is, als net zo sterk als polycarbonaat. Vermoedelijk kom je dan uit bij een minder doorzichtig plastic.”/.
Tekst: Enith Vlooswijk
Foto: Bart van Overbeeke
|