spacer.png, 0 kB
Volg Cursor via Twitter Volg Cursor via Facebook Cursor RSS feed
spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB

Bloed, zweet en boeken
Cursor in PDF formaatCursor als PDF
    PrintE-mail Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook

    Judith van Gaal
    Het mooiste aan het beroep van journalist is dat je bijzondere verhalen hoort. Wouter, Sanne, Frank en Sander hadden intrigerende verhalen. Deze vier topsporters combineren hun universitaire studie met sport op topniveau. Ze maken lange dagen en moeten veel doen- maar ook veel laten. Voor vrienden en relaties blijft weinig tijd over. Ze vragen zichzelf ook wel eens af wat ze bezielt, maar eenmaal op het podium weten ze waarvoor ze het doen. Respect.

    Balanceren tussen studie en sport

    30 september 2010 - Een sporter die op topniveau speelt, moet er een hoop tijd en energie insteken om zover te komen. Alsof dat nog niet genoeg is, combineren sommigen topsport met een universitaire studie. De topsportregeling aan de TU/e helpt hen een balans te vinden tussen studie en sport.


    Eerder weggaan uit een college om op tijd te zijn voor een training. Iets langer over je schakeljaar doen. Minder vaak aanwezig hoeven zijn bij een werkgroep. Studenten die aan topsport doen, kunnen in aanmerking komen voor de topsportregeling aan de TU/e. Dit geeft ze de mogelijkheid om in overleg op sommige momenten voorrang aan hun sport te geven - zonder dat dit ten koste gaat van hun studie.

    Studenten komen niet zomaar in aanmerking voor de regeling. Wim Koch, directeur van het Studentensportcentrum, beoordeelt dit als topsportcoördinator voor de TU/e. “In de eerste plaats moeten ze een bepaalde status hebben”, stelt Koch. Die statussen zijn regio junior en regio senior (status die het Olympisch Netwerk Brabant afgeeft), Status A, Status B en Status high potential (status van NOC*NSF) en Status nationaal talent, internationaal talent en belofte (via de sportbonden). Verder moeten de sporters gemiddeld vijftien tot twintig uur per week aan trainen en wedstrijden besteden. Ook moeten ze in de categorie 1-sporten van NOC*NSF vallen.

    Het vierde punt, volgens Koch het meest lastige en cruciale onderdeel, is dat studenten moeten aantonen dat er knelpunten zitten tussen trainingen en wedstrijden met het onderwijsprogramma. “Ik heb een gesprek met ze over hun ambities. Wat willen ze bereiken? We hebben het niet over een hoog niveau, maar over een topniveau. Ze moeten niet met een of ander aangedikt verhaal komen aanzetten.”

    Koch maakt een rapport op waarin hij de problemen benoemt. Vervolgens kijkt hij in overleg met drs. Chris Sepers, studentenadviseur van het Onderwijs en Studenten Service Centrum (STU), waar de knelpunten zitten en wat oplossingen zijn. Dit kan zijn op onderwijsgebied of op financieel gebied. Sepers: “We vragen de studieadviseurs van de faculteiten om te kijken hoe de sport in het studieprogramma kan worden ingepast. Te denken valt aan de plaatsing in een andere OGO-groep als de trainingstijden blijken samen te vallen met de bijeenkomsten.”

    Loopt een topsporter studievertraging op, dan kan hij of zij daar maximaal twaalf maanden een toelage ter hoogte van de prestatiebeurs voor krijgen. Topsporters moeten overigens net als andere studenten aan de eisen van het bindend studieadvies voldoen. Sepers: “Je kunt stellen dat ze er niet eens aan moeten beginnen om studie en topsport te combineren als ze geen dertig studiepunten kunnen halen. In sommige gevallen krijgen ze wel uitstel om aan het BSA te voldoen, maar dat is nooit puur omdat ze topsporter zijn. Dan waren er andere redenen, zoals ziekte.”

    Over de regeling is eerder een convenant opgesteld, dat ook door het College van Bestuur is ondertekend. Koch: “Erg gunstig. Als er een keer een conflict is, dan moeten faculteiten wel meewerken.” Volgens Sepers komen er de laatste jaren steeds zo’n acht studenten bij die gebruikmaken van de regeling. Voor het studiejaar 2010/2011 zijn dat er meer dan tien.

     

    “Met vallen en opstaan geleerd hoe het wél moest”

    “Laatst nog reed ik middenin de besneeuwde bergen in noord-Italië. Het was net een maanlandschap, erg indrukwekkend!” Frank Naks (26) liefde voor het marathon mountainbiken wordt mede ingegeven door het feit dat hij op prachtige plekken fietst. De masterstudent innovation management heeft met vallen en opstaan geleerd om studie en sport te combineren.

    Het fietsen is Frank met de paplepel ingegoten. Zijn ouders en broer klimmen ook al jaren in de pedalen. Intussen kunnen ze hem niet meer bijbenen. Omdat hij de cross-country-variant niet zo spannend vond (‘In Nederland is het allemaal wat vlakker’), is hij zich gaan concentreren op de marathon- waarbij meestal zo’n honderd kilometer per wedstrijd wordt verreden. Inmiddels reist Frank heel Europa af om wedstrijden te rijden met zijn team Balk-House of Cycling. “Het is fijn om individueel bezig te zijn. De sterkste wint altijd.”

    In het voorjaar traint Frank vijftien tot twintig uur en de rest van het jaar zo’n tien uur per week. Zijn hbo haalde hij met twee vingers in de neus en hij hield genoeg tijd over voor het fietsen. De universiteit werd een ander verhaal, daar moest de masterstudent echt een tandje bijzetten. “Ik kwam erachter dat ik het anders moest aanpakken, meer moest gaan plannen. Ik heb met vallen en opstaan geleerd hoe het wél moest.”

    Frank heeft weinig gebruikgemaakt van de topsportregeling, maar enkele keren kwam het hem toch erg goed van pas. “Het schakeljaar moet je eigenlijk binnen een jaar halen. Ik moest nog één vak afronden en heb na overleg met mijn studiebegeleider uitstel gekregen. Ook mocht ik alvast met mastervakken beginnen.”

    De mountainbikefanaat zoekt voortdurend naar een balans tussen sport en studie. Voor de tentamens bouwt hij rustweken in, op andere momenten krijgt het mountainbiken voorrang. “Soms denk ik, had ik maar meer op de fiets gezeten, dan had ik beter gereden. Maar andersom geldt ook; als ik minder op de fiets had gezeten, had ik mijn tentamen misschien wél gehaald. Ik wil graag ver komen in het mountainbiken, maar ik vind het nog altijd fijn om daarnaast geestelijk bezig te zijn. Ik ben met mijn studie begonnen, dus ik maak het ook af!”

    “Op een gegeven moment valt alles op zijn plek”

    “Zwemmers zijn gewoon gek”, lacht Wouter Houtman (20). De student Werktuigbouwkunde heeft moeilijke momenten gekend - zeker tijdens zijn revalidatieperiode. “Maar op een gegeven moment valt alles op zijn plek en weet je waarvoor je het doet.”

    “Iedere keer als ik weer op het podium sta of een pr (persoonlijk record, red.) zwem, heb ik weer het bewijs ‘dit is het’.” Wouter is al sinds zijn kleutertijd een frequente zwembadbezoeker. Toen hij negen was, ging hij bij PSV zwemmen. Zijn specialisme ligt op de tweehonderd meter vlinderslag en daarbij is hij erg goed in de vierhonderd meter wisselslag. Zijn hoofddoel is, hoe kan het ook anders bij een topsporter, om een keer aan de Olympische Spelen mee te doen. “Daar droom ik van.”

    Zijn dagen verlopen volgens een min of meer vast stramien. “Om 05.30 uur sta ik op en om 06.30 uur lig ik in het zwembad. Daarna doe ik krachttraining en vervolgens ga ik studeren. Om 15.00 uur ga ik weer trainen tot 18.00 uur, om daarna thuis te gaan eten. Ik moet weer vroeg op en ga daarom op tijd naar bed.” Twintig tot vijfentwintig uur per week aan trainen en wedstrijden haalt hij wel.

    Hij heeft zijn eerste jaar aan de TU/e er inmiddels op zitten. Zijn studie ziet hij als een noodzakelijke investering in de toekomst. Wouter gaat pragmatisch te werk om zijn vakken te halen. “Ik kies mijn vakken uit en probeer zoveel mogelijk thuis te doen. Videocolleges zijn echt een uitkomst. Ik bekijk de colleges van eerdere jaren en kan daardoor studeren wanneer ik wil. Ik schrijf mijn vragen op en stel ze aan de docent.”

    Na overleg kan de zwemmer uitstel voor tentamens krijgen of een college overslaan. “Sommige docenten zetten daar vraagtekens bij, omdat ze niet bekend zijn met de regeling. Maar als ik ze van tevoren een mail stuur, met een cc’tje naar de studieadviseur, komt het meestal wel goed.” Na heel wat gesprekken kreeg Wouter ook uitstel voor zijn BSA, niet vanwege zijn topsportstatus, maar wel omdat hij moest revalideren van een knieblessure. “Sommige studenten zeggen wel eens ‘wat relaxt dat je zo weinig op de TU/e bent’. Ze realiseren zich niet wat ik daarbuiten allemaal doe.”

    “Ik ben met twee levens bezig”

    “Het is telkens weer een uitdaging om het water onder controle te krijgen”, motiveert Sander Berkers (20) zijn drijfveer voor het kano slalommen. De tijd die hij overhoudt naast het sporten, steekt hij in zijn studie Werktuigbouwkunde. “Ik ben met twee levens bezig.”

    Bijna elk weekend is Sander in Zoetermeer bij de wildwaterbaan te vinden. Doordeweeks kanoot hij op het kanaal in Helmond. “Ik begon met twee trainingen per week. Het is een beetje uit de hand gelopen en nu train ik veertien keer per week.” De student begon in 1999, toen hij een sport zocht. “Ik heb het altijd erg leuk gevonden om tijdens vakanties in Scandinavië te kanoën.” Sander bleek talent te hebben en zit sinds dit jaar bij de nationale selectie. Bij het slalomkanoën met twee personen maakt hij kans op de Olympische Spelen van 2012.
    Eind 2008 ging hij aan de TU/e studeren. “Ik had vwo gedaan en het lag voor de hand om daarna te gaan studeren. Ik dacht dat het wel viel te combineren. Pas wat later kreeg ik de hogere doelen in zicht bij het kanoën.” Het eerste studiejaar viel niet mee. “Ik heb veel getraind en kreeg ook nog eens de ziekte van Pfeiffer.”
    Sander heeft vooral problemen met de verplichte aanwezigheid bij OGO-projecten. Na overleg met de studiebegeleider kan hij soms verstek laten gaan, zijn opdrachten levert hij via e-mail aan bij afwezigheid.

    De topsporter probeert zijn studie en zijn trainingsschema zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen. “Onder de andere kanoërs zitten ook veel studenten en we hebben dezelfde problemen. Als ik zie dat ik vlak voor een tentamenweek op trainingskamp in het buitenland zit, probeer ik verder van tevoren te studeren.”

    Als hij moet kiezen, geeft hij voorrang aan de sport. “Topsporten houdt op een gegeven moment op. Nu heb ik de mogelijkheid om verder te komen. En of ik nou op mijn 24ste of op mijn 27ste begin met werken, maakt niet uit.”

    “Ik weet waarvoor ik het doe”

    Sanne Eekel (20), derdejaars studente Bouwkunde, ontdekte relatief laat dat ze talent had. Een kleine vijf jaar geleden begon ze met atletiek en niet veel later bleek ze erg goed te zijn in hink-stap-springen. Zo fanatiek als ze met sporten is, zozeer is ze er ook op gebrand haar studie te halen.

    Soms vraagt ze zich wel eens af hoe het is om een ‘gewoon’ studentenleven te hebben. Om niet elke dag twee uur heen en twee uur terug te moeten reizen naar haar woonplaats Huizen om te trainen. Om niet elke dag vroeg op te staan, colleges te volgen en huiswerk te maken. Maar steeds weer denkt Sanne op zo’n moment: “Ik heb een doel voor ogen en ik weet waar ik het voor doe. Daardoor kan ik die discipline telkens weer opbrengen.” Tot nu toe gaat het combineren van het vijf keer per week dik twee uur trainen met een universitaire studie haar goed af. “Ik heb alles gehaald.”

    De atlete turnde jarenlang, maar stopte daarmee toen de leuke groep uiteen viel. Atletiek lag voor de hand, omdat haar familieleden aardig bedreven zijn in het looponderdeel. Niemand kon echter vermoeden, zeker zijzelf niet, dat het hink-stap-springen haar zo goed zou liggen. Een onderdeel dat ze nooit eerder had gedaan. Binnen een jaar tijd presteerde ze op topniveau. Omdat het goed te combineren is, doet ze er ook af en toe verspringen en sprinten bij.

    Sanne heeft geregeld last van blessures en heeft daardoor het gevoel nog niet alles uit zichzelf te hebben gehaald. “Je moet een goede techniek ontwikkelen, maar tijdens het trainen daarop heb je een hoog risico op blessures.” Het sporten geeft haar juist een extra drive voor haar studie. “Er zijn er maar weinig die met sporten hun geld kunnen verdienen. Ik wil een goede studie ernaast doen. Loopt het met mijn studie niet goed, dan kan ik minder tijd besteden aan sporten. Daar heb ik mezelf mee.”

    De topsportregeling maakt het mogelijk om eerder weg te gaan bij colleges. “Ik moet steeds op tijd de trein halen. Meestal regel ik dat zelf met docenten en die maken er eigenlijk nooit een probleem van. Ik baal er wel soms van dat ik niet altijd bij groepswerk kan zijn. Dan heb ik het gevoel dat ik mijn maatjes in de steek laat.”

    Topsportregeling | Judith van Gaal
    Foto’s | Bart van Overbeeke
    Students engaging in top-class sport may qualify for the top-class sport arrangement at TU/e. This enables them, in consultation, to give priority to their sport at certain moments without a detrimental effect on their studies. Over twenty TU/e students are making use of this arrangement. Four of them are talking about combining top-class sport with studies.