“Recent maakte ik het nog van dichtbij mee. In een lokaal ziekenhuis, waar iemand zo’n vier, vijf weken moest wachten tot de uiteindelijke diagnose kanker gesteld werd. Kostbare tijd ging verloren, om nog niet te spreken over de onzekerheid, angst en spanning waarin de patiënt en omgeving verkeerden. Onnodig, want voor bijna alle gevallen kan de diagnose binnen vijf dagen bekend zijn. Voor de helft van de kankersoorten kan zelfs binnen 24 uur uitsluitsel gegeven worden. De technieken zijn tegenwoordig razendsnel, maar goede coördinatie en afstemming tussen afdelingen blijken een groot struikelblok. In het kader van de taskforce hebben we al een bijeenkomst gehad met hoogleraren patiëntlogistiek, oncologen en overige betrokkenen om uitgebreid naar deze knelpunten in het diagnose- en zorgproces te kijken.”
“Er zijn al drie academische ziekenhuizen die op een aantal afdelingen de sneldiagnose hanteren. Komend jaar moet dat aantal worden uitgebreid, en het is de bedoeling dat geleidelijk ook regionale topziekenhuizen gaan meedraaien. Vanuit de TU/e ondersteunen we met name lokale initiatieven. In het Catharina-ziekenhuis hebben we bijvoorbeeld op de afdeling Dermatologie de diagnose-processen gestroomlijnd. Huidkanker zou in één dag gediagnosticeerd kunnen worden. In de pilot liep dat perfect. De vrees van ziekenhuisbesturen voor een explosie van sneldiagnoses en de daar bijbehorende kosten, is ongegrond in mijn ogen. Doordat overbodige handelingen voorkomen kunnen worden is het juist kostenbesparend.”
“Met gespecialiseerde behandelcentra maak je de variatie in het traject kleiner. Er moet een duidelijk zorgpad opgesteld worden, waarin de verschillende onderzoeken op elkaar aansluiten. We moeten dus heel procesmatig te werk gaan. Zorgverzekeraar CZ heeft als eerste de spreekwoordelijke knuppel in het hoenderhok gegooid door aan te geven in welke ziekenhuizen dat zorgproces in het geval van borstkankerdiagnose en -behandeling niet goed verloopt. Hoewel er veel kritiek is geweest op de criteria die ze hanteerden, staan de specialisten nu wel weer op scherp en worden de Raden van Bestuur onder druk gezet. En dat komt uiteindelijk de patiënt ten goede.” (NT)
Dr.ir. Nico Dellaert. Archieffoto | Bart van Overbeeke
|