1. Waardoor prikken champagnebubbels op je tong?
a. door het uit elkaar klappen van de bellen
b. door de temperatuur van de bellen
c. door een chemische stof in de bellen
2. Wat moet je zeker niet blussen met een kooldioxideblusser?
a. brandend gas
b. brandend metaal
c. brandend vet
3. Groeit gras ’s nachts door?
a. ja
b. soms, alleen bij voldoende maanlicht
c. nee
4. Je spant een touw strak om de aarde. Maak het touw 1 meter langer en trek het op één punt omhoog. Hoe hoog kun je het touw omhoog trekken?
a. ongeveer 12 cm
b. ongeveer 12 m
c. ongeveer 120 m
5. De Egyptische Cleopatra nam graag een bad in ezelinnenmelk. Had dat zin?
a. ja, vanwege het melkzuur en de vetten in melk
b. ja, omdat het water van de Nijl vaak sterk verontreinigd was
c. nee, water reinigt beter dan melk
6. Waarom is een bloeduitstorting soms blauw?
a. doordat blauw licht minder diep de huid indringt dan rood licht
b. door de afbraak van hemoglobine in dat gebied
c. door een gebrek aan zuurstof in dat gebied
7. Waardoor braken de liberty-schepen uit de Tweede Wereldoorlog soms spontaan doormidden?
a. ze konden niet tegen kou
b. ze konden niet tegen zout
c. ze konden niet tegen aangroei
8. Wat zie je niet meer als alle kegeltjes in je ogen kapot zijn?
a. je ziet slecht in het donker
b. je ziet geen beweging meer
c. je ziet geen details meer
9. In een bak water drijft een bakje met pure alcohol. Je gooit het bakje alcohol leeg in de bak water en plaatst het lege bakje terug. Het vloeistofpeil in de grote bak is dan:
a. gestegen
b. gedaald
c. hetzelfde gebleven
10. Een groep van 5 mensen trekt lootjes voor sinterklaasavond. Als ze het jaar daarop met 10 personen lootjes trekken, moeten ze:
a. twee keer zo vaak trekken voordat niemand zichzelf heeft
b. wortel 2 keer zo vaak trekken voordat niemand zichzelf heeft
c. even vaak trekken voordat niemand zichzelf heeft
11. Je kan een mol het beste vergelijken met:
a. een Tibetaan
b. een Eskimo
c. een Arabier
12. Waardoor worden pasgewassen handdoeken die je buiten laat drogen hard?
a. UV-licht verandert de chemische samenstelling van de restanten wasmiddel
b. er waaien stofdeeltjes in de vezels die de stof stug maken
c. er ontstaan zoutkorsten door gebrek aan beweging
13. Je staat op een omhooggaande roltrap. Wat gebeurt er terwijl je een stukje mee omhoog loopt?
a. dan verbruikt de roltrap per seconde meer energie
b. dan verbruikt de roltrap per seconde minder energie
c. dan verbruikt de roltrap per seconde evenveel energie
14. Je vaart met een vrachtschip beladen met hout van Zweden naar Nederland. Op de terugweg vaar je met eenzelfde gewicht aan staal. Wanneer heb je het meeste last van zeeziekte?
a. op de heenweg
b. op de terugweg
c. er is geen verschil
15. Het vliegprincipe van een esdoornzaadje dat wordt meegevoerd door de wind lijkt het meest op dat van:
a. een helikopter
b. een windmolen
c. een vliegtuig |