Untitled Document
Gezocht: studenten die willen werken
Met twee benen in de beroepspraktijk
Onderwijs/Chriz van de Graaf
Foto's/Bram Saeys
Het plan van oud-minister Ritzen werd in de universitaire
wereld met gemengde gevoelens ontvangen. De wetenschap heeft toch
geen baat bij studenten die tijdens hun studie bij bedrijven aan
de slag gaan. Dat is toch juist de taak van een beroepsopleiding?
Toch begon de TU/e opleiding Installatietechnologie een experiment
met duaal leren. In 2002 kunnen studenten voor deze manier van
studeren kiezen.
"We willen met ons hoofd bij
de professoren zitten en met twee benen in het beroepenveld",
zegt Rinus van Houten. Hij is opleidingsdirecteur van Installatietechnologie
en werkt samen met projectleider Gert Boxem aan het duaal leren
binnen zijn opleiding. Duaal leren is een combinatie van leren
en werken.
Het project staat nog in de kinderschoenen. Na twee jaar van experimenteren
kreeg de opleiding vorige maand toestemming om vanaf september
2002 naast het reguliere onderwijs ook een duaal traject aan te
bieden.
Studenten van VWO of HBO die voor het duaal leren kiezen, zullen
daar in de bachelorfase nog niets van merken. Het propedeutisch
jaar en de twee jaar daarna blijven zoals die nu zijn. In het
eerste jaar van de masters vliegen de studenten uit. Zij worden
tijdens drie projecten bij verschillende installatiebureaus of
onderzoeksinstellingen ondergebracht. In het reguliere programma
zijn deze projecten binnen de universiteit. Studenten zijn dat
jaar nog maar een of twee dagen in de week op de TU/e te vinden
om verplichte vakken en keuzevakken te volgen.
Het ministerie van OCenW ziet veel voordelen in deze manier van
studeren en werken. De overgang van studie naar arbeidsmarkt zou
flexibeler worden, omdat studenten eerder kennismaken met de beroepspraktijk
en omdat werkgevers de opleidingen en studenten beter leren kennen.
Ook zou het onderwijs verbeterd worden omdat opleidingen kunnen
leren van de ervaringen van studenten in de praktijk.
Vijf miljoen
Dit was ook de reden dat minister Hermans het initiatief van zijn
voorganger Ritzen voortzette en begin 1999 bijna vijf miljoen
gulden uittrok om universiteiten te laten experimenteren met de
combinatie leren en werken. De TU/e was één van
de zeven universiteiten die aan de slag ging met de proef. Zij
kreeg hiervoor een subsidie van 350.000 gulden.
Dat juist Installatietechnologie het experiment uitvoert, is niet
verwonderlijk. Door milieuwetgeving, duurzaam bouwen en steeds
ingewikkeldere installaties heeft het bedrijfsleven behoefte aan
wetenschappelijke kennis. Installatiebedrijven hebben zelf nauwelijks
geïnvesteerd in kennis, maar hebben vooral op adviesbureaus
geleund.
Om te kunnen voldoen aan de steeds hogere eisen die aan gebouwen
worden gesteld, hebben bedrijven gevraagd om een opleiding Installatietechnologie.
Die is gekomen en de studie staat dus dicht bij de beroepspraktijk.
Contacten met bedrijven zijn al aanwezig.
Volgens Gert Boxem is het voor de toekomstig installatietechnicus
belangrijk in een vroeg stadium de taal van de praktijk te spreken.
"Het beroepenveld zit niet te springen om een specialist
in alleen bouwkunde of werktuigbouwkunde. Ze willen iemand die
taken bij elkaar kan brengen en die de taal spreekt van beide
terreinen. Daarvoor is Installatietechnologie in het leven geroepen.
Er zijn lijnen naar elektrotechniek, werktuigbouw, bouwkunde en
bouwfysica. Communicatieve vaardigheden hebben daarbij de nadruk,
want mensen moeten samenwerken in projectteams met verschillende
disciplines."
Studeerbaar
Het duale traject van Installatietechnologie biedt naast studenten
van VWO en HBO ook ruimte aan mensen uit de praktijk die zich
op universitair niveau willen bijscholen. Op dit moment zijn dat
er drie. Eén dag in de week zijn zij op de TU/e met een
project bezig dat een link heeft met het werk bij hun bedrijf.
Een vereiste is dat deze studenten op een kennisrijke plek werken
die aansluit op de opleiding.
Volgens Van Houten is bij deze groep al gebleken dat ze een toegevoegde
waarde hebben voor het onderwijs: "Er was hier een project
waar vier studenten mee bezig waren. Bij de voordracht kwamen
de werkende duale studenten luisteren en zij hadden vragen die
de vakdocenten niet stelden. Zij keken duidelijk naar andere dingen
dan docenten. Dat is precies de bedoeling."
Wel blijkt het voor deze groep moeilijk een pakket samen te stellen
dat studeerbaar is. "We willen een vakkenpakket aanbieden
dat gecombineerd kan worden met werk", zegt Van Houten. "Bij
gewone studenten lukt dat wel, maar bij werkende is het anders.
Ook voor de werkende geldt een studielast van 42 studiepunten
per jaar. Van iemand die leren en werken combineert, kun je niet
verwachten dat die dat in één jaar doet. Master
duurt normaal twee jaar, bij zo'n lerende werkende duurt dat zeker
drie jaar."
Het duale traject voor studenten die van VWO en HBO komen is wel
klaar, maar er zijn nog geen studenten die het kunnen volgen.
De lichting van 2002 kan na de bachelor kiezen voor werkend leren.
Dat is na minimaal drie jaar. Voor studenten die van HBO komen
is dat iets eerder omdat zij een verkorte opleiding volgen.
Volgens Van Houten was het lastig om het experiment uit te voeren,
omdat er nog geen studenten waren om het mee uit te proberen.
Het voordeel was dat ze rustig konden werken aan de invulling
van de studie.
Vragen
Van Houten bezoekt ook al regelmatig bedrijven om ze warm te krijgen
voor de uitwisseling. "We gaan naar bedrijven met twee vragen.
Hebben jullie goede afstudeerplekken en hebben jullie kandidaten
om bij ons een opleiding te volgen. Ook hopen we dat het bedrijfsleven
vragen met betrekking tot installatietechnologie bij ons neerlegt."
Over het aantal studenten dat een plek gaat vinden bij Installatietechnologie
is nog niets te zeggen. Dit jaar was er geen werving en er waren
tien nieuwe studenten: twee VWO-ers, vier HBO-ers en vier werkenden.
De opleidingscoördinator zegt blij te zijn als er na actieve
werving veertig mensen de weg naar de opleiding weten te vinden.
Ondanks de voordelen van het duale leren stonden technische universiteiten
niet te springen om het experiment uit te voeren. Zij beschouwden
zichzelf al als duaal omdat studenten in bedrijven afstuderen.
Ook vonden zij dat het wetenschappelijk onderwijs zich juist kenmerkt
door studie binnen de universiteit. Een student kan voor een combinatie
van leren en werken toch naar een HBO gaan? Over een paar jaar
is te zien wie gelijk heeft. /.
De pioniers: 'opleiding is nog niet in balans'
Ze combineren de studie Installatie-technologie met een
baan. Het is werk waar ze heel tevreden mee zijn. En toch zitten
ze weer in de schoolbanken. "Wil je hogerop komen in een
bedrijf dan zul je moeten bijscholen."
Zij zijn de pioniers van het duaal leren op de TU/e. Bert Lagemaat,
42, is werkzaam bij het bouwbureau van het ministerie van Defensie.
Joop van der Meulen, 45, werkt bij de gebouwendienst van de Universiteit
van Amsterdam, en de jongste is Arjan van Grunsven, 31. Hij is
werkzaam bij het Nederlands Omroep Productie Bedrijf (NOB).
Sinds september zijn ze bezig met de studie Installatietechnologie.
Eén dag in de week, op dinsdag, zijn de lerende werkenden
te vinden op tien hoog in het Hoofdgebouw. De andere vier dagen
werken ze bij hun bedrijf. Het uitgangspunt was om buiten die
ene dag op de universiteit nog twintig uur te besteden aan de
studie. Geen van hen redt dat. Arjan valt na een zware dag op
de bank in slaap, Joop doet alles op het laatste moment of hij
doet het niet en Bert mist het schaduwcircuit van gekopieerde
aantekeningen en tips en trucs.
Keuzes
Ze begonnen met vier werkende studenten, maar één
is er afgevallen. "Het is een hoog niveau en dat is vrij
fors. Met het pakket zoals dat nu wordt aangeboden red ik het
niet. Ik moet keuzes maken om de vakken echt te kunnen doorgronden",
zegt Bert.
In 1983 studeerde hij af aan de HTS en sinds 1986 is hij werkzaam
bij zijn huidige werkgever. Binnen het ministerie is gebruikelijk
dat mensen zich op het gebied van installatietechniek laten bijscholen.
Bert werd namens de directie uitgezonden om te onderzoeken of
de opleiding aan de TU/e iets toevoegt aan de bestaande opleidingen.
"Binnen het bedrijf hebben we het er wel over gehad wat de
toegevoegde waarde is van deze studie. Dan denken we aan een deelfunctie
die richting onderzoek gaat. Ik mis geen kennis voor mijn functie
nu, maar toch is de studie belangrijk. Het is een kruisbestuiving
tussen bedrijfsleven en onderwijs. Het is goed dat die twee aan
elkaar ruiken. Voor studenten is het belangrijk te weten wat er
zich buiten afspeelt."
Allemaal zijn ze gekomen om vakinhoudelijk te leren. Ir. voor
hun naam zou mooi zijn, maar dat is nog ver weg, en het is niet
het belangrijkste. "We zitten hier omdat we het leuk vinden",
zegt Joop. "We weten dat we af en toe een dikke onvoldoende
halen. Dat is niet leuk, maar als je ernaast nog werkt dan kan
dat niet anders. Als het uit noodzaak was geweest, dan was ik
waarschijnlijk al lang afgehaakt. Het is gewoon een hobby."
Toch wordt er wel wat verwacht van de werkende lerende. Zij nemen
wetenschappelijke kennis mee van de universiteit en passen die
toe. "Ik leer dingen die ik in de praktijk meteen kan gebruiken",
zegt Arjan. Maar ook wordt verwacht dat zij medestudenten en docenten
vertellen welke vragen, problemen en oplossingen in het beroepenveld
actueel zijn.
Joop: "Ik denk niet dat docenten naar ons luisteren, maar
studenten wel. Het theoretische verhaal klopt wel, maar in de
praktijk blijkt het maar gedeeltelijk te kloppen. Sommige dingen
moet je in de praktijk tegenkomen."Volgens Arjan is die praktijk
niet altijd in modellen te vatten. Wetenschappelijke kennis is
voor hem dan ook niet altijd heilig. "Bij mij op de afdeling
zitten mensen die laaggeschoold zijn en juist van hen kun je heel
veel leren. Zij kijken niet naar een motor, maar luisteren hoe
die loopt. Dan horen ze wat er mis is. Dat is soms theoretisch
niet benaderen. Sommige dingen zijn natuurkundig heel moeilijk
te omschrijven. Dat zou ook te duur worden. Modellen blijven een
vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid. Er zijn te veel
variabelen."
Een werkgever moet het nut inzien van deze opleiding want ze zijn
hun werknemer één dag in de week kwijt. De opleiding
kost ook nog vijfduizend gulden per jaar. Joop: "Mijn werkgever
vindt het leuk dat ik het doe, maar hij heeft er geen vrije dag
voor over. Als ik één dag in de week weg ben, dan
is hij twintig procent van mijn productie kwijt. Ik doe bijna
alles in mijn vrije tijd."
Arjan gaat er wel op vooruit. "Voor elk jaar dat ik hier
op de TU/e heb afgerond, krijg ik meer loon van het bedrijf. Voor
de studie lever ik vijfentwintig atv-dagen in en daar krijg ik
van NOB vijftig studiedagen op de TU/e voor terug. Dat stimuleert
wel. De projectleider bij NOB gaat over een jaar of tien weg en
ik volg hem waarschijnlijk op. Hij vindt het daarom wel belangrijk
dat ik dit doe. Als je mensen achter je hebt staan, gaat het wat
makkelijker. Als je hogerop wilt komen in een bedrijf dan zul
je moeten bijscholen."
Afronden
Of ze de opleiding gaan afronden is de vraag. De studie duurt
officieel vier jaar, maar dat is te kort.
Joop: "Op dit moment lukt het mij nog redelijk, maar ik kan
niet beloven dat ik het nog vijf of zes jaar volhoud. Dat hangt
af van mijn thuissituatie. De planning is officieel vier jaar,
maar ik heb er vijf nodig. Als je nu al zegt dat je voor de titel
ir. gaat dan ben je niet goed wijs. Je moet stapje voor stapje
verder gaan."
Bert: "Ik ben niet zozeer resultaat gericht. Of ik het afrond,
is niet het belangrijkste. We zitten eigenlijk in een riante situatie,
omdat we al een dienstbetrekking hebben. Als we het niet halen
dan is er geen man overboord. Mijn werkgever wil overigens wel
graag dat ik het afmaak."
Aan de opleiding van de werkende lerenden moet nog wel gesleuteld
worden. Dat weet ook de opleidingsdirecteur. "De opleiding
komt op mij nog wat zoekend over", zegt Bert. "In het
begin was het helemaal zoeken. We wisten niet of en waar colleges
waren. En past het pakket wel in de beschikbare uren die je hebt.
Het is echt een pilotgebeuren. Het is nog niet in balans."
Joop: "De opleiding heeft een iets ander doel voor ogen dan
wij. Zij willen een internationaal bekende opleiding waarbij mensen
uit het bedrijfsleven komen die de studie eventjes doen. Maar
je hebt er ook dit die uit pure hobby doen. Anders lukt het je
ook gewoon niet." /.
|
Untitled Document
Duale studies
In het Hoger Onderwijs en Onderzoek Plan 1998 (HOOP) kwam oud-minister
Ritzen met het voorstel universiteiten te laten experimenteren
met duale opleidingen. HBO-opleidingen zijn vanaf begin jaren
negentig ingericht met deze onderwijsvorm. Minster Hermans zette
het werk van Ritzen voort en verstrekte in april 1999 aan zeven
universiteiten een subsidie van 4,6 miljoen voor een experiment
met het duaal onderwijs.
Hiermee gaf hij gehoor aan een commissie onder voorzitterschap
van prof. B. Veltman die in totaal 23 aanvragen van zeven universiteiten
beoordeelde. De opleidingen die per september 1999 begonnen met
de proef zijn: bestuurskunde en econometrie in Rotterdam, kennistechnologie
in Maastricht, communicatiekunde en economie in Groningen, theater-,
film- en televisiewetenschappen en Franse taal- en letterkunde
in Utrecht, planologie, bedrijfswetenschappen, biologie, scheikunde,
natuurkunde en informatica in Nijmegen, fiscale economie, wiskunde,
Nederlands recht, wijsbegeerte en Nederlandse taal- en letterkunde
aan de Universiteit van Amsterdam en natuurlijk installatietechnologie
aan de TU/e.
Bij de opening van het academisch jaar in 1999 sprak minister
Hermans op de TU/e van een geïntegreerde combinatie van werken
en leren die een zinvolle bijdrage aan de academische vorming
kan opleveren. Hij sprak van een interessante samenwerking tussen
Installatietechniek, MKB-Nederland en de landelijke vereniging
van installatiebedrijven. Hij hoopt op een krachtige leeromgeving
en een kritische reflectie dankzij een confrontatie tussen wat
zich binnen en buiten de universiteit afspeelt.
|