/Voorpagina
/Mensen
/Nieuws
/Opinie
/Cultuur
/Studentenleven
/Achtergrond
/English page
/Onderzoek
/Reportage
/Bestuur
/Ruis
/Ranzigt
/Colofon
/Faculteits Berichten
/Vacatures
/Mensa
/Oude cursors
/pdf formaat
/TUE
/Zoeken:
/ Cursor nummer 2 nummer 5

jaargang 43, 15 maart 2001


Achtergrond

Untitled Document

Gezocht: studenten die willen werken
Met twee benen in de beroepspraktijk
Onderwijs/Chriz van de Graaf
Foto's/
Bram Saeys
Het plan van oud-minister Ritzen werd in de universitaire wereld met gemengde gevoelens ontvangen. De wetenschap heeft toch geen baat bij studenten die tijdens hun studie bij bedrijven aan de slag gaan. Dat is toch juist de taak van een beroepsopleiding? Toch begon de TU/e opleiding Installatietechnologie een experiment met duaal leren. In 2002 kunnen studenten voor deze manier van studeren kiezen.


"We willen met ons hoofd bij de professoren zitten en met twee benen in het beroepenveld", zegt Rinus van Houten. Hij is opleidingsdirecteur van Installatietechnologie en werkt samen met projectleider Gert Boxem aan het duaal leren binnen zijn opleiding. Duaal leren is een combinatie van leren en werken.
Het project staat nog in de kinderschoenen. Na twee jaar van experimenteren kreeg de opleiding vorige maand toestemming om vanaf september 2002 naast het reguliere onderwijs ook een duaal traject aan te bieden.
Studenten van VWO of HBO die voor het duaal leren kiezen, zullen daar in de bachelorfase nog niets van merken. Het propedeutisch jaar en de twee jaar daarna blijven zoals die nu zijn. In het eerste jaar van de masters vliegen de studenten uit. Zij worden tijdens drie projecten bij verschillende installatiebureaus of onderzoeksinstellingen ondergebracht. In het reguliere programma zijn deze projecten binnen de universiteit. Studenten zijn dat jaar nog maar een of twee dagen in de week op de TU/e te vinden om verplichte vakken en keuzevakken te volgen.
Het ministerie van OCenW ziet veel voordelen in deze manier van studeren en werken. De overgang van studie naar arbeidsmarkt zou flexibeler worden, omdat studenten eerder kennismaken met de beroepspraktijk en omdat werkgevers de opleidingen en studenten beter leren kennen. Ook zou het onderwijs verbeterd worden omdat opleidingen kunnen leren van de ervaringen van studenten in de praktijk.

Vijf miljoen
Dit was ook de reden dat minister Hermans het initiatief van zijn voorganger Ritzen voortzette en begin 1999 bijna vijf miljoen gulden uittrok om universiteiten te laten experimenteren met de combinatie leren en werken. De TU/e was één van de zeven universiteiten die aan de slag ging met de proef. Zij kreeg hiervoor een subsidie van 350.000 gulden.
Dat juist Installatietechnologie het experiment uitvoert, is niet verwonderlijk. Door milieuwetgeving, duurzaam bouwen en steeds ingewikkeldere installaties heeft het bedrijfsleven behoefte aan wetenschappelijke kennis. Installatiebedrijven hebben zelf nauwelijks geïnvesteerd in kennis, maar hebben vooral op adviesbureaus geleund.
Om te kunnen voldoen aan de steeds hogere eisen die aan gebouwen worden gesteld, hebben bedrijven gevraagd om een opleiding Installatietechnologie. Die is gekomen en de studie staat dus dicht bij de beroepspraktijk. Contacten met bedrijven zijn al aanwezig.
Volgens Gert Boxem is het voor de toekomstig installatietechnicus belangrijk in een vroeg stadium de taal van de praktijk te spreken. "Het beroepenveld zit niet te springen om een specialist in alleen bouwkunde of werktuigbouwkunde. Ze willen iemand die taken bij elkaar kan brengen en die de taal spreekt van beide terreinen. Daarvoor is Installatietechnologie in het leven geroepen. Er zijn lijnen naar elektrotechniek, werktuigbouw, bouwkunde en bouwfysica. Communicatieve vaardigheden hebben daarbij de nadruk, want mensen moeten samenwerken in projectteams met verschillende disciplines."

Studeerbaar
Het duale traject van Installatietechnologie biedt naast studenten van VWO en HBO ook ruimte aan mensen uit de praktijk die zich op universitair niveau willen bijscholen. Op dit moment zijn dat er drie. Eén dag in de week zijn zij op de TU/e met een project bezig dat een link heeft met het werk bij hun bedrijf. Een vereiste is dat deze studenten op een kennisrijke plek werken die aansluit op de opleiding.
Volgens Van Houten is bij deze groep al gebleken dat ze een toegevoegde waarde hebben voor het onderwijs: "Er was hier een project waar vier studenten mee bezig waren. Bij de voordracht kwamen de werkende duale studenten luisteren en zij hadden vragen die de vakdocenten niet stelden. Zij keken duidelijk naar andere dingen dan docenten. Dat is precies de bedoeling."
Wel blijkt het voor deze groep moeilijk een pakket samen te stellen dat studeerbaar is. "We willen een vakkenpakket aanbieden dat gecombineerd kan worden met werk", zegt Van Houten. "Bij gewone studenten lukt dat wel, maar bij werkende is het anders. Ook voor de werkende geldt een studielast van 42 studiepunten per jaar. Van iemand die leren en werken combineert, kun je niet verwachten dat die dat in één jaar doet. Master duurt normaal twee jaar, bij zo'n lerende werkende duurt dat zeker drie jaar."
Het duale traject voor studenten die van VWO en HBO komen is wel klaar, maar er zijn nog geen studenten die het kunnen volgen. De lichting van 2002 kan na de bachelor kiezen voor werkend leren. Dat is na minimaal drie jaar. Voor studenten die van HBO komen is dat iets eerder omdat zij een verkorte opleiding volgen.
Volgens Van Houten was het lastig om het experiment uit te voeren, omdat er nog geen studenten waren om het mee uit te proberen. Het voordeel was dat ze rustig konden werken aan de invulling van de studie.

Vragen
Van Houten bezoekt ook al regelmatig bedrijven om ze warm te krijgen voor de uitwisseling. "We gaan naar bedrijven met twee vragen. Hebben jullie goede afstudeerplekken en hebben jullie kandidaten om bij ons een opleiding te volgen. Ook hopen we dat het bedrijfsleven vragen met betrekking tot installatietechnologie bij ons neerlegt."
Over het aantal studenten dat een plek gaat vinden bij Installatietechnologie is nog niets te zeggen. Dit jaar was er geen werving en er waren tien nieuwe studenten: twee VWO-ers, vier HBO-ers en vier werkenden. De opleidingscoördinator zegt blij te zijn als er na actieve werving veertig mensen de weg naar de opleiding weten te vinden.
Ondanks de voordelen van het duale leren stonden technische universiteiten niet te springen om het experiment uit te voeren. Zij beschouwden zichzelf al als duaal omdat studenten in bedrijven afstuderen. Ook vonden zij dat het wetenschappelijk onderwijs zich juist kenmerkt door studie binnen de universiteit. Een student kan voor een combinatie van leren en werken toch naar een HBO gaan? Over een paar jaar is te zien wie gelijk heeft. /.


De pioniers: 'opleiding is nog niet in balans'

Ze combineren de studie Installatie-technologie met een baan. Het is werk waar ze heel tevreden mee zijn. En toch zitten ze weer in de schoolbanken. "Wil je hogerop komen in een bedrijf dan zul je moeten bijscholen."

Zij zijn de pioniers van het duaal leren op de TU/e. Bert Lagemaat, 42, is werkzaam bij het bouwbureau van het ministerie van Defensie. Joop van der Meulen, 45, werkt bij de gebouwendienst van de Universiteit van Amsterdam, en de jongste is Arjan van Grunsven, 31. Hij is werkzaam bij het Nederlands Omroep Productie Bedrijf (NOB).
Sinds september zijn ze bezig met de studie Installatietechnologie. Eén dag in de week, op dinsdag, zijn de lerende werkenden te vinden op tien hoog in het Hoofdgebouw. De andere vier dagen werken ze bij hun bedrijf. Het uitgangspunt was om buiten die ene dag op de universiteit nog twintig uur te besteden aan de studie. Geen van hen redt dat. Arjan valt na een zware dag op de bank in slaap, Joop doet alles op het laatste moment of hij doet het niet en Bert mist het schaduwcircuit van gekopieerde aantekeningen en tips en trucs.

Keuzes
Ze begonnen met vier werkende studenten, maar één is er afgevallen. "Het is een hoog niveau en dat is vrij fors. Met het pakket zoals dat nu wordt aangeboden red ik het niet. Ik moet keuzes maken om de vakken echt te kunnen doorgronden", zegt Bert.
In 1983 studeerde hij af aan de HTS en sinds 1986 is hij werkzaam bij zijn huidige werkgever. Binnen het ministerie is gebruikelijk dat mensen zich op het gebied van installatietechniek laten bijscholen. Bert werd namens de directie uitgezonden om te onderzoeken of de opleiding aan de TU/e iets toevoegt aan de bestaande opleidingen. "Binnen het bedrijf hebben we het er wel over gehad wat de toegevoegde waarde is van deze studie. Dan denken we aan een deelfunctie die richting onderzoek gaat. Ik mis geen kennis voor mijn functie nu, maar toch is de studie belangrijk. Het is een kruisbestuiving tussen bedrijfsleven en onderwijs. Het is goed dat die twee aan elkaar ruiken. Voor studenten is het belangrijk te weten wat er zich buiten afspeelt."
Allemaal zijn ze gekomen om vakinhoudelijk te leren. Ir. voor hun naam zou mooi zijn, maar dat is nog ver weg, en het is niet het belangrijkste. "We zitten hier omdat we het leuk vinden", zegt Joop. "We weten dat we af en toe een dikke onvoldoende halen. Dat is niet leuk, maar als je ernaast nog werkt dan kan dat niet anders. Als het uit noodzaak was geweest, dan was ik waarschijnlijk al lang afgehaakt. Het is gewoon een hobby."
Toch wordt er wel wat verwacht van de werkende lerende. Zij nemen wetenschappelijke kennis mee van de universiteit en passen die toe. "Ik leer dingen die ik in de praktijk meteen kan gebruiken", zegt Arjan. Maar ook wordt verwacht dat zij medestudenten en docenten vertellen welke vragen, problemen en oplossingen in het beroepenveld actueel zijn.
Joop: "Ik denk niet dat docenten naar ons luisteren, maar studenten wel. Het theoretische verhaal klopt wel, maar in de praktijk blijkt het maar gedeeltelijk te kloppen. Sommige dingen moet je in de praktijk tegenkomen."Volgens Arjan is die praktijk niet altijd in modellen te vatten. Wetenschappelijke kennis is voor hem dan ook niet altijd heilig. "Bij mij op de afdeling zitten mensen die laaggeschoold zijn en juist van hen kun je heel veel leren. Zij kijken niet naar een motor, maar luisteren hoe die loopt. Dan horen ze wat er mis is. Dat is soms theoretisch niet benaderen. Sommige dingen zijn natuurkundig heel moeilijk te omschrijven. Dat zou ook te duur worden. Modellen blijven een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid. Er zijn te veel variabelen."
Een werkgever moet het nut inzien van deze opleiding want ze zijn hun werknemer één dag in de week kwijt. De opleiding kost ook nog vijfduizend gulden per jaar. Joop: "Mijn werkgever vindt het leuk dat ik het doe, maar hij heeft er geen vrije dag voor over. Als ik één dag in de week weg ben, dan is hij twintig procent van mijn productie kwijt. Ik doe bijna alles in mijn vrije tijd."
Arjan gaat er wel op vooruit. "Voor elk jaar dat ik hier op de TU/e heb afgerond, krijg ik meer loon van het bedrijf. Voor de studie lever ik vijfentwintig atv-dagen in en daar krijg ik van NOB vijftig studiedagen op de TU/e voor terug. Dat stimuleert wel. De projectleider bij NOB gaat over een jaar of tien weg en ik volg hem waarschijnlijk op. Hij vindt het daarom wel belangrijk dat ik dit doe. Als je mensen achter je hebt staan, gaat het wat makkelijker. Als je hogerop wilt komen in een bedrijf dan zul je moeten bijscholen."

Afronden
Of ze de opleiding gaan afronden is de vraag. De studie duurt officieel vier jaar, maar dat is te kort.
Joop: "Op dit moment lukt het mij nog redelijk, maar ik kan niet beloven dat ik het nog vijf of zes jaar volhoud. Dat hangt af van mijn thuissituatie. De planning is officieel vier jaar, maar ik heb er vijf nodig. Als je nu al zegt dat je voor de titel ir. gaat dan ben je niet goed wijs. Je moet stapje voor stapje verder gaan."
Bert: "Ik ben niet zozeer resultaat gericht. Of ik het afrond, is niet het belangrijkste. We zitten eigenlijk in een riante situatie, omdat we al een dienstbetrekking hebben. Als we het niet halen dan is er geen man overboord. Mijn werkgever wil overigens wel graag dat ik het afmaak."
Aan de opleiding van de werkende lerenden moet nog wel gesleuteld worden. Dat weet ook de opleidingsdirecteur. "De opleiding komt op mij nog wat zoekend over", zegt Bert. "In het begin was het helemaal zoeken. We wisten niet of en waar colleges waren. En past het pakket wel in de beschikbare uren die je hebt. Het is echt een pilotgebeuren. Het is nog niet in balans."
Joop: "De opleiding heeft een iets ander doel voor ogen dan wij. Zij willen een internationaal bekende opleiding waarbij mensen uit het bedrijfsleven komen die de studie eventjes doen. Maar je hebt er ook dit die uit pure hobby doen. Anders lukt het je ook gewoon niet." /.

Untitled Document

Duale studies
In het Hoger Onderwijs en Onderzoek Plan 1998 (HOOP) kwam oud-minister Ritzen met het voorstel universiteiten te laten experimenteren met duale opleidingen. HBO-opleidingen zijn vanaf begin jaren negentig ingericht met deze onderwijsvorm. Minster Hermans zette het werk van Ritzen voort en verstrekte in april 1999 aan zeven universiteiten een subsidie van 4,6 miljoen voor een experiment met het duaal onderwijs.
Hiermee gaf hij gehoor aan een commissie onder voorzitterschap van prof. B. Veltman die in totaal 23 aanvragen van zeven universiteiten beoordeelde. De opleidingen die per september 1999 begonnen met de proef zijn: bestuurskunde en econometrie in Rotterdam, kennistechnologie in Maastricht, communicatiekunde en economie in Groningen, theater-, film- en televisiewetenschappen en Franse taal- en letterkunde in Utrecht, planologie, bedrijfswetenschappen, biologie, scheikunde, natuurkunde en informatica in Nijmegen, fiscale economie, wiskunde, Nederlands recht, wijsbegeerte en Nederlandse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam en natuurlijk installatietechnologie aan de TU/e.
Bij de opening van het academisch jaar in 1999 sprak minister Hermans op de TU/e van een geïntegreerde combinatie van werken en leren die een zinvolle bijdrage aan de academische vorming kan opleveren. Hij sprak van een interessante samenwerking tussen Installatietechniek, MKB-Nederland en de landelijke vereniging van installatiebedrijven. Hij hoopt op een krachtige leeromgeving en een kritische reflectie dankzij een confrontatie tussen wat zich binnen en buiten de universiteit afspeelt.













Website Cursor